ECLI:NL:RBAMS:2019:4737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
13/048256-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte wegens vernieling van eigendom

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 26 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning heeft vernield. De rechtbank heeft het verkort vonnis op tegenspraak gewezen, na het onderzoek ter terechtzitting op 5 juni 2019. De officier van justitie, mr. K. Hara, heeft de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.B.J. Hiemstra, heeft gepleit tegen deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten, voornamelijk vermogensdelicten, en heeft zich in het verleden niet gehouden aan voorwaarden van eerdere straffen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De verdachte heeft geen hulp van de reclassering gewild en heeft zich in het verleden onttrokken aan toezicht. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het opzettelijk vernielen van andermans eigendom.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.P.C. Janssen als voorzitter, en mrs. F.W. Pieters en H.E. Hoogendijk als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/048256-19
Datum uitspraak: 19 juni 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres]
,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Hara, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 26 februari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 26 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres] , die aan een ander, te weten aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft vernield.
De schrijffout in de tekst van de tenlastelegging heeft de rechtbank verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn rechten geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest.
Verdachte wil geen hulp van de reclassering. Verdachte heeft zijn kansen gehad en voldoet aan de harde voorwaarden om aan hem een ISD-maatregel op te kunnen opleggen.
Het duidelijke advies van de reclassering is om ISD op te leggen. Nieuwe informatie is dat verdachte binnenkort een kleinkind verwacht. De problematiek van verdachte is echter nog steeds aanwezig en er heeft geen gedragsverandering plaatsgevonden. Verdachte ziet de dingen anders. Hij heeft elke keer een reden als hij zich norm overschrijdend gedraagt. Er blijft niets anders over dan de maatschappij te beveiligen tegen verdachte en aan hem conform het advies van de reclassering een ISD-maatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft kort samengevat aangevoerd dat verdachte niet in aanmerking komt voor de ISD-maatregel aangezien hij niet voldoet aan de zachte criteria.
Er is nu een belangrijke nieuwe omstandigheid in het leven van verdachte aangezien hij een kleinkind verwacht. Verdachte zegt dat indien hij een laatste kans krijgt, dat hij deze met beide handen zal aangrijpen. Als je kijkt naar de inhoud van het reclasseringsrapport is het primaire doel van de ISD-maatregel om de teloorgang van verdachte zelf te voorkomen terwijl beveiliging van de maatschappij de enige maatstaf is. Maatschappelijk pleit er niet zo veel tegen deze laatste kans. Verdachte wordt grootvader en dat betreft een extrinsieke factor die de intrinsieke motivatie versterkt. De verdediging stelt voor dat de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel oplegt met onder meer als voorwaarden dat hij onder toezicht van de reclassering wordt gesteld en deelneemt aan een verslavingsbehandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het met een steen vanaf de straat ingooien van een ruit van een woning na een ruzie met een vriend. Het is een feit met aanzienlijke impact op de benadeelde en een feit dat overlast en schade heeft veroorzaakt.
Het 26 pagina's tellende Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 dat teruggaat tot het jaar 1989 bevat voornamelijk vermogensdelicten zoals woning- en bedrijfsinbraken.
Er bevinden zich de volgende over verdachte opgemaakte rapporten in het dossier.
- 19 januari 2019 (ISD-trajectconsult) van het NIFP;
- 25 januari 2019 (beknopt advies onder diagnose-instrument) van Reclassering Nederland;
- 28 februari 2019 (beknopt advies onder diagnose-instrument) van Reclassering Nederland;
- 20 mei 2019 (ISD-rapport) van Inforsa.
De rechtbank neemt bij de beoordeling of voldaan is aan de zachte criteria om ISD op te leggen als uitgangspunt het ISD-rapport van Inforsa, opgesteld door reclasseringswerker
P.M. van Doleweerd. Daarin is onder meer het volgende opgenomen.
De heer [verdachte] is blijkens zijn straflijst een notoire inbreker. De motivatie van de heer [verdachte] tot deelname aan interventies in het kader van de ISD-maatregel fluctueert ingevolge de problematiek. De bedreiging die de heer [verdachte] ervaart van verlies van controle, volledige zelfbeschikking en vrijheidsinperking leidt tot reactieve agressie. Rapporteur vermoedt dat er sprake is van triple-diagnostiek, dat wil zeggen dat er naast zijn schizofrenie en verslavingsproblematiek ook sprake zou kunnen zijn van een licht verstandelijke beperking.
Vrijheidsinperking is noodzakelijk om recidive te voorkomen en is de enige kans om succesvolle inzet van interventies te hebben.
Gedragsbeïnvloedende interventies kunnen alleen dan worden ingezet indien verdachte gaat
meewerken aan diagnostiek en behandeling. Verdachte is psychisch instabiel en cognitief onvermogend waardoor hij voortdurend inadequate oplossingsstrategieën kiest primair gericht op eigen gewin.
Wanneer er daarbij sprake is van gedragsvrijheid en zelfbeschikking in combinatie met onttrekking aan zorg en medicatie, is recidive onvermijdelijk. Omdat zorgmijding en ontbrekend ziektebesef passen bij de psychiatrische problematiek waarbij genezing is uitgesloten, wordt het risico op onttrekking aan voorwaarden als voortdurend hoog
ingeschat. In het verleden hebben interventies in het kader van drang niet kunnen bijdragen aan het terugdringen van de recidivekans.
In een laatste poging om een eventuele ISD maatregel in de toekomst af te buigen is verdachte - in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling en schorsing voorlopige hechtenis - met een enkelband onder toezicht van Reclassering Inforsa gekomen en op 10 juli 2018 geplaatst in [verdachte] . Daarnaast was betrokkene voor een verslavingsbehandeling aangemeld bij Fivoor en zou hij daar zijn 4-wekelijkse depot krijgen. Verdachte onttrok zich echter aan de voorwaarden, knipte zijn enkelband door en vertrok zonder toestemming op 30 juli 2018 van [verdachte] .
De afgelopen maanden heeft betrokkene verbleven op slaapplekken binnen het gebruikersmilieu en heeft hij geen aansluiting gehad bij hulpverlening, ook niet voor zijn depot-medicatie.
Gelet op het voorgaande heeft Inforsa geadviseerd om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel
voor de duur van 2 jaren op te leggen. De maatregel dient primair ter bescherming van de maatschappij en bovendien beschermt deze maatregel verdachte tegen psychische en lichamelijke teloorgang.
Ter zitting is P.M. van Doleweerd, als deskundige gehoord. Zij blijft bij de inhoud van de door haar over verdachte opgemaakte rapport van 20 mei 2019 en is niet tot een ander inzicht gekomen. Zij stelt in het bijzonder dat de omstandigheid dat verdachte binnenkort een kleinkind verwacht een extrinsieke factor betreft, hetgeen in haar
18 jaar ervaring nog nooit tot een succesvolle gedragsverandering heeft geleid.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Het advies van de reclassering is zodanig met redenen omkleed dat de rechtbank op grond daarvan een oordeel kan vormen over de wenselijkheid van de op te leggen maatregel. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de afgelopen vijf jaren meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Gezien het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten, eist de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van het feit.
Er moet, gelet op eerdere veroordelingen, de instabiele leefsituatie en de problematiek van verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. De veiligheid van goederen vereist het opleggen van deze maatregel. In de afgelopen jaren is verdachte vele malen, onder meer voor soortgelijke feiten, veroordeeld maar de straffen hebben niet tot gedragsverandering bij verdachte geleid. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en schade. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Hoewel verdachte op zitting te kennen heeft gegeven bereid te zijn om mee te werken aan reclasseringstoezicht heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte, gezien zijn situatie, niet in staat is om deze motivatie blijvend op te kunnen brengen ondanks hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht ten aanzien van de komst van een kleinkind .De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op het incident van 30 juli 2018 waarbij verdachte zijn enkelband heeft doorgeknipt en zich heeft onttrokken aan toezicht.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaren opleggen, zonder aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele toebehoort aan een ander vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2019.