ECLI:NL:RBAMS:2019:4676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
AMS 18/6398
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en wettelijke rente na intrekking van beroep tegen bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.S. Dobosz, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 22 oktober 2018 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 14 september 2018. Op 27 februari 2019 trok eiseres het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, na toestemming van beide partijen om zonder zitting uitspraak te doen, het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 512,00, en om vergoeding van de wettelijke rente van € 4,72. Verweerder heeft de aanspraak op proceskosten niet bestreden en heeft erkend dat eiseres recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor voor de proceskosten op licht is gesteld, omdat het geschil enkel betrekking had op het uitblijven van betaling van de proceskosten en de wettelijke rente. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente aan eiseres. Tevens dient verweerder het griffierecht van € 46,00 aan eiseres te vergoeden, aangezien eiseres dit heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen. De uitspraak is bekendgemaakt aan partijen en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/6398

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 22 oktober 2018 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 14 september 2018 (het bestreden besluit).
Bij brief van 27 februari 2019 heeft mr. J.S. Dobosz, advocaat te Zoetermeer, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep.
Beoordeling
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen. Eiseres heeft – onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 juni 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BM9776) – verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden en tevens meegedeeld dat eiseres recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente (€4,72).
5. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op € 512,00 (1 punt voor het bezwaarschrift plus 1 punt voor het beroepschrift x factor 0,5 x € 512,00) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank merkt in dit verband op dat de wegingsfactor is gesteld op licht, nu het in deze zaak alleen ging om het achterwege blijven van een toegezegde proceskostenveroordeling en het niet betalen van de wettelijke rente.
6. De schade die eiseres heeft geleden door de vertraagde betaling is door verweerder berekend op € 4,72. Eiseres heeft de juistheid van dit bedrag niet betwist, zodat verweerder zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
7. Omdat eiseres het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht van € 46,00 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder tot een schadevergoeding van € 4,72 aan eiseres;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,00.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2019 door mr. H.G. Schoots, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Coll: M.P.O.
D: B