In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.S. Dobosz, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 22 oktober 2018 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 14 september 2018. Op 27 februari 2019 trok eiseres het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, na toestemming van beide partijen om zonder zitting uitspraak te doen, het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 512,00, en om vergoeding van de wettelijke rente van € 4,72. Verweerder heeft de aanspraak op proceskosten niet bestreden en heeft erkend dat eiseres recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor voor de proceskosten op licht is gesteld, omdat het geschil enkel betrekking had op het uitblijven van betaling van de proceskosten en de wettelijke rente. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente aan eiseres. Tevens dient verweerder het griffierecht van € 46,00 aan eiseres te vergoeden, aangezien eiseres dit heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen. De uitspraak is bekendgemaakt aan partijen en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.