4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Aangetroffen kinder- en dierenpornografisch materiaal
Naar aanleiding van een melding van een glazenwasser die heeft verklaard dat hij tijdens het wassen van de ramen van de woning van verdachte door het raam heeft gezien dat verdachte kinderporno bekeek, hebben verbalisanten onder de verdachte diverse gegevensdragers in beslag genomen.
Na onderzoek is gebleken dat hierop 3.853 afbeeldingen en 584 video’s voorkwamen die volgens de vastgestelde criteria kinderpornografisch zijn. Het algemene beeld van deze afbeeldingen is dat de afgebeelde personen minderjarigen betreffen, waarvan het merendeel tot de geschatte leeftijdscategorie van 1 tot 12 jaar oud behoort. Daarnaast zijn 759 afbeeldingen en 27 video’s aangetroffen, die volgens de vastgestelde criteria dierenpornografisch zijn. Het aangetroffen kinder- en dierenpornografisch materiaal is afkomstig uit de bestanden die normaal en zonder speciale software door de gebruiker zijn te benaderen en zichtbaar zijn.
Voorts zijn chatgesprekken via Skype aangetroffen van personen die gebruik maakten van de gebruikersnamen [naam 2] , [naam verdachte 2] en [naam verdachte] . Uit deze chatgesprekken blijkt dat door de gebruiker [naam 2] bestanden van kinderpornografische aard zijn verstuurd en ontvangen, en dat inloggegevens voor gedeelde mappen in een online fileshare programma zijn uitgewisseld. Ook spreekt [naam 2] in de chatgesprekken zijn voorkeur uit voor jong, incest en dierenseks.
De glazenwasser heeft verklaard dat in de woning twee mannen wonen, van ongeveer 40 en 65 jaar oud, en dat het de jonge man was die hij achter de computer kinderporno zag kijken. Nadat hij de jonge man twee maanden eerder al zag kijken naar wat hij vermoedde dat kinderporno was, besloot hij verdachte te filmen. Dit heeft geresulteerd in drie filmpjes op zijn mobiele telefoon, die hij heeft overgedragen aan de politie.
Verdachte heeft erkend dat de gegevensdragers waarop het kinder- en dierenpornografisch materiaal is aangetroffen, van hem zijn en dat de gebruikersnaam [naam 2] zijn gebruikersnaam is. Ook heeft verdachte erkend dat hij degene is die de glazenwasser achter de computer heeft gezien. Gelet op de verklaring van verdachte en de glazenwasser stelt de rechtbank vast dat de verdachte toegang had tot het materiaal en dat hij daarover kon beschikken.
Opzet
Verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben van het aangetroffen materiaal en stelt zich op het standpunt dat de afbeeldingen en chatgesprekken van zijn inmiddels overleden partner [naam 3] zijn en dat hij daar geen weet van had. De ochtend waarop de glazenwasser hem voor het raam heeft gefilmd, zat hij inderdaad achter de computer. Pas toen heeft hij pornografisch materiaal ontdekt op de computer. Zijn partner zat eerst achter de computer en toen hij was opgestaan had hij de schermen open laten staan. Vervolgens heeft verdachte geschrokken direct alles weg geklikt.
De rechtbank schuift dit door verdachte geschetste alternatieve scenario als volstrekt onaannemelijk terzijde.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het alternatieve scenario niet wordt ondersteund door de aangetroffen chatberichten. Daarin schrijft de gebruiker dat zijn echte naam [naam verdachte] is. In juli 2014 schrijft [naam 2] dat zijn
boyfriendniet weet dat hij pedo is. Ook schrijft hij dat hij op zoek is naar pornografisch materiaal, waarin seks tussen jongens en mannen te zien is. Hij heeft dit soort materiaal namelijk niet bij zich, omdat hij op vakantie in Amerika is. Rond 30 oktober 2014 blijkt de moeder van gebruiker [naam 2] te zijn overleden. Verdachte ging naar Amerika voor de uitvaart. Er vinden dan geen chatgesprekken plaats van gebruiker [naam 2] , vermoedelijk omdat verdachte op dat moment geen behoefte heeft aan seksueel getinte chats. Enkele dagen na terugkeer in Amsterdam is gebruiker [naam 2] weer regelmatig aan het chatten over seks met minderjarigen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in oktober 2014 wegens de dood van zijn moeder in Amerika verbleef, dat hij altijd zonder [naam 3] naar Amerika ging, en dat [naam 3] in 2014 niet in Amerika is geweest. Op de vraag waarom, terwijl [naam 3] in Nederland over het materiaal kan beschikken, de gebruiker [naam 2] in juli 2014 verzoekt om materiaal omdat hij in Amerika is, heeft verdachte verklaard dat dit een goede smoes kan zijn om aan nieuw materiaal te komen, terwijl men op dat moment geen materiaal aan de ander wil verstrekken. Op de vraag waarom het in oktober 2014 rustig blijft wanneer verdachte voor een uitvaart in Amerika verblijft, heeft verdachte verklaard dat [naam 3] bij zijn afwezigheid ook niet wordt gestimuleerd om te chatten.
Uit voornoemde leidt de rechtbank af dat de inhoud van de chatberichten overeenkomt met de verblijfplaats en situatie in 2014 van verdachte en niet met die van [naam 3] . De verklaring van verdachte, dat het [naam 3] zou zijn die een verblijf in Amerika gebruikt als excuus om geen materiaal te verstrekken en dat [naam 3] bij afwezigheid van verdachte niet tot chatten wordt gestimuleerd, acht de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank acht het bovendien onwaarschijnlijk dat [naam 3] de echte naam van verdachte zou opgeven bij de chatgesprekken, terwijl de gebruiker [naam 2] het uitwisselen van de kinderpornografisch materiaal volgens de chatgesprekken juist verborgen probeert te houden voor zijn partner.
Gelet op voormelde is de rechtbank van oordeel dat het verdachte was die de gesprekken heeft gevoerd.
De rechtbank acht voorts de verklaring van verdachte dat hij de filmpjes slechts heeft weg geklikt niet aannemelijk gelet op het tijdsverloop van 25 minuten dat tussen het eerste en laatste filmpje van de glazenwasser zit. Bovendien blijkt uit de verklaring van de glazenwasser dat verdachte de jonge man was die hij die dag en twee maanden eerder achter de computer heeft zien zitten. De rechtbank leidt hieruit af dat de glazenwasser ook twee maanden eerder heeft gezien dat verdachte achter de computer naar pornografische filmpjes van jonge jongens aan het kijken was. .
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank gelet op bovenstaande van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het bezit en verspreiden van kinderporno (feit 1) en het bezit van dierenporno (feit 2). Het verweer van de raadsvrouw op dit punt wordt verworpen.