ECLI:NL:RBAMS:2019:4543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
13/994019-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vleesfraude: valsheid in geschrift bij verkoop van paardenvlees als rundvlees

Op 28 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij vleesfraude. De verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het vals opmaken van een factuur en het gebruik maken van deze valse factuur in de periode van 1 juni 2012 tot en met 22 oktober 2013. De zaak kwam aan het licht na een controle door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) op 22 oktober 2013, waarbij een partij vlees werd aangetroffen die als rundvlees was geëtiketteerd, maar in werkelijkheid paardenvlees bleek te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een factuur heeft opgemaakt die suggereerde dat rundvlees was verkocht, terwijl het in werkelijkheid om paardenvlees ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten heeft begaan zoals ten laste gelegd en legde een taakstraf van 60 uur op. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten, maar concludeerde dat de huidige feiten minder ernstig waren dan de eerdere veroordelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994019-16 (Promis)
Datum uitspraak: 28 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van Vlug Huisman Maarsingh strafpleiters op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C.A. Plantenga en van wat [verdachte] en zijn raadsman mr. A. Huisman naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen [verdachte] gelijktijdig behandeld met de zaken tegen [persoon 1] (13/994018-16) en [naam bedrijf bv 2] . (13/994038-16). De rechtbank doet in de drie zaken gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

[verdachte] wordt ervan beschuldigd dat hij betrokken is geweest bij vleesfraude in 2012/2013. [verdachte] zou een rol hebben gespeeld bij het als rundvlees labelen van een partij paardenvlees. In dat kader zou [verdachte] een valse factuur hebben opgemaakt (feit 1) en die factuur hebben gebruikt (feit 2).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat [verdachte] de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is, voor zover de tenlastelegging ziet op het niet op de factuur vermelden van het btw-nummer.
Daarnaast maakt een aantal in de tenlastelegging genoemde valsheden (ontbreken btw- en KvK-nummer, onjuist debiteurennummer en ‘kg’ als kilogram-aanduiding in plaats van ‘kgs’) niet dat de werkelijkheid geweld is aangedaan. Ten aanzien van die onderdelen is dus geen sprake van een vals geschrift. Omdat de overeenkomst daadwerkelijk de verkoop van rundvlees inhield had [verdachte] bij het opnemen van de prijs van rundvlees op de factuur geen opzet op het opmaken van een valse factuur, of op het gebruik maken van een vals geschrift.
De raadsman verzoekt [verdachte] vrij te spreken van beide tenlastegelegde feiten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] de factuur vals heeft opgemaakt en dat hij van die valse factuur gebruik heeft gemaakt. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [1]
Hoe is deze zaak aan het licht gekomen?
Op 22 oktober 2013 is door J.W. van Ommen, een inspecteur van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna: NVWA), een controle uitgevoerd bij [naam bedrijf bv 1] ., gevestigd in [plaats 1] . De inspecteur zag tijdens de controle een partij vlees die een afwijkende kleur had en die onvoldoende verpakt was. Bij deze partij vlees was de nodige vriesbrand en uitdroging waarneembaar. [2] Bij navraag bij [naam bedrijf bv 1] bleek dat de partij als rundvlees was ingeslagen op naam van [naam bedrijf GmbH 1] en ook als rundvlees op de betreffende stukken stond ingeschreven. [3] [verdachte] was de directeur van [naam bedrijf GmbH 1] . [4] Het betrof een partij van tien pallets. De productbeschrijving van alle pallets was ‘
Frozen Beef Membrane Trimming 80% Lean’. [5]
Vervolgens zijn er dertig monsters genomen om via DNA-onderzoek te achterhalen of sprake was van paardenvlees of van rundvlees. [6] Van deze monsters bevatten er 29 paardenvlees en géén rundvlees. [7] Eén van de monsters bevatte zowel paardenvlees als rundvlees. [8]
Waar komt het ‘rundvlees’ bij [naam bedrijf bv 1] . vandaan?
De partij rundvlees die op 22 oktober 2013 is aangetroffen, is terug te voeren op een partij vers ingevroren rundervliessnippers die in december 2012 door [naam bedrijf bv 2] is verkocht aan [naam bedrijf bv 3] (hierna: [naam bedrijf bv 3] ). Het inkoopcontract bevat als kenmerk [kenmerk 1] . [9] [naam bedrijf bv 2] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van [naam bedrijf bv 2] . [10] [persoon 1] is op zijn beurt enig aandeelhouder en enig bestuurder van [naam bedrijf bv 2] [11]
[naam bedrijf bv 3] heeft aan de [naam firma] de opdracht gegeven deze partij vlees te laden bij [naam bedrijf GmbH 2] in [plaats 2] (Duitsland) en te lossen bij [naam bedrijf bv 4] . [12] Op de CMR van dit transport is [naam firma] vermeld als opvolgende vervoerder. De oorspronkelijke vervoerder was [persoon 2] van [naam bedrijf 1] . De chauffeur van [naam bedrijf 1] , [persoon 2] , heeft – volgens de CMR – op 20 december 2012 een partij van vijftien pallets
‘frozen beef membrame trimming’ (nettogewicht 16.180 kg) gelost bij [naam bedrijf GmbH 2] . De partij was afkomstig van [naam bedrijf bv 2] . en de (oorspronkelijke) bestemming was [naam bedrijf bv 3] . [13]
Op 21 december 2012 is bij [naam bedrijf bv 4] . een partij
‘frozen beef’ van 16.180 (kg) ingeslagen voor [naam bedrijf bv 3] die als herkomst heeft [persoon 1] (CMR 1257450). [14]
Op 8 oktober 2013 is er van [naam bedrijf bv 3] een partij
‘frozen beef membr. Trimming’van 16.180 (kg) uitgeslagen. De bestemming is [naam bedrijf GmbH 3] en daarbij wordt vermeld CMR 044721 . [15] CMR 044721 bevat informatie over het transport op 8 oktober 2013, dat uitgevoerd wordt door een voertuig met kenteken [kenteken] en waarbij [naam bedrijf bv 1] als vervoerder staat vermeld. [16] In een bon van [naam bedrijf bv 1] ten aanzien van [naam bedrijf GmbH 1] van 8 oktober 2013 staat dat een partij
‘Frozen Beef Membrane Trimming 80% Lean’,bestaande uit vijftien pallets is ingeslagen. De partij is gebracht door [naam bedrijf bv 1] , door een voertuig met kenteken [kenteken] . Het daarbij vermelde referentienummer is 20201220592 . [17]
Voordat de NVWA deze partij vlees op 22 oktober 2013 bij een controle tegenkomt, is een deel van deze partij (5 pallets) in opdracht van [naam bedrijf GmbH 1] uitgeslagen.
Overige aanwijzingen over de herkomst van het ‘rundvlees’
Tijdens de monsterneming zijn op de partij vlees palletkaarten, etiketten en stickers aangetroffen. Onder andere is een sticker aangetroffen van [naam 2] met als ordernummer 76569 en onder vermelding van ‘ [persoon 1] [adres 2] ’. [18] Ook is een sticker aangetroffen met de barcode [barcode] . [19] Verder is een sticker aangetroffen met de tekst ‘ [tekst 1] ’. [20] Op zes pallets zijn ovale stickers zijn aangetroffen met daarop de tekst ‘ [tekst 2] ’. Het nummer ‘ [nummer 2] ’ behoort toe aan [naam bedrijf 2] Fleischhandel , [plaats 4] (Duitsland). [21]
Het ordnernummer 76569 staat vermeld op CMR 9154011 en in de begeleidende informatie bij deze CMR. In deze begeleidende informatie staat ook de barcode [barcode] vermeld. [22] CMR 9154011 heeft betrekking op een transport van 6 pallets ‘
[naam 1] ’op 19 december 2012. Het kenmerk is [kenmerk 2] . [naam bedrijf bv 2] . is volgens de CMR de afzender. Het transport wordt verricht door [persoon 2] van [naam bedrijf 1] . [23] Omdat
‘equino’ in het Nederlands ‘paard’ betekent, heeft het transport kennelijk betrekking op een partij paardenvlees.
Het kenmerk ‘ [kenmerk 2] ’ komt terug op een factuur van het Italiaanse bedrijf [naam bedrijf 3] met als datum 20 juni 2012. De bestemming van de ‘ [naam 1] .’ is op dat moment [naam bedrijf bv 3] . [24]
Waar is het paardenvlees van [naam bedrijf 3] gebleven?
[naam bedrijf bv 3] kocht de partij paardenvlees op 12 juni 2012 en heeft de partij op diezelfde dag doorverkocht aan [naam bedrijf bv 2] ., onder contractnummer [nummer 4] . [25] Op 2 juli 2012 wordt door [naam 2] in Oss de partij paardenvlees met kenmerk [kenmerk 2] ingeslagen voor haar klant [naam bedrijf bv 2] . [26] Het transport van [naam bedrijf 3] naar [naam 2] is uitgevoerd door [naam bedrijf bv 5] . [27]
Op 18 december 2012 heeft [persoon 1] een e-mailbericht aan [naam 2] gestuurd dat hij morgen (19 december) alle zes de pallets van artikel [kenmerk 2] wil komen laden. [28] Op 19 december 2012 zijn de pallets door [persoon 2] van [naam bedrijf 1] geladen bij [naam 2] . [29]
Chauffeur [persoon 2] die op 19 december 2012 een zes pallets paardenvlees heeft geladen die van [naam bedrijf bv 2] . zijn, is dezelfde chauffeur die op 20 december 2012 een partij rundvlees van [naam bedrijf bv 2] . aflevert bij [naam bedrijf GmbH 2] ; een partij rundvlees die in werkelijkheid vrijwel alleen paardenvlees bleek te bevatten. Die partij ‘rundvlees’ bevatte bovendien stickers die verwijzen naar deze partij paardenvlees. Dit roept de vraag op wat er op 19 en 20 december 2012 met het vlees is gebeurd.
Wat is er op 19 en 20 december 2012 gebeurd?
[persoon 2] is door de NVWA als getuige gehoord over zijn betrokkenheid bij deze transporten. Hij verklaarde daarover dat hij op 19 december 2012 telefonisch de opdracht kreeg om te laden bij [persoon 1] op de [adres 2] . Ter plaatse vernam hij dat hij bij [naam 2] moet zijn. Hij dacht dat [persoon 4] hem had verteld dat het om runderblokken ging. [persoon 4] had hem ook gezegd dat hij na het laden bij [naam 2] ook moest laden in Duitsland. In Duitsland heeft hij ook runderblokken geladen en toen had hij in totaal veertien of vijftien pallets. Hij is vervolgens doorgereden naar een plaats ergens in het oosten. Het zou kunnen dat hij naar [naam bedrijf 4] [plaats 3] ging, maar nadat hij het had nagekeken wist hij in elk geval zeker dat het op de [adres 3] in [plaats 3] was. [persoon 2] arriveerde daar te laat en mocht niet meer lossen. Nadat hij daar had overnacht had hij de volgende dag (20 december) problemen met de temperatuur: zijn vracht was te warm geworden. Uiteindelijk kreeg hij telefonisch te horen dat hij moest lossen bij [naam bedrijf GmbH 2] in [plaats 2] en dat heeft hij gedaan. [30]
In Duitsland, waar hij heeft bijgeladen heeft [persoon 2] zelf een CMR heeft opgemaakt. Van het Duitse bedrijf heeft hij ook een strook met stickers gekregen, ovale stickers met daarop een EEG-nummer. [persoon 2] verklaarde de stickers niet zelf geplakt te hebben, maar bij [naam bedrijf GmbH 2] te hebben afgegeven. Over CMR 1257450 (DOC-551) verklaarde [persoon 2] dat in de ochtend van de 20ste iemand was gekomen die [persoon 4] gebeld had. Diegene heeft deze CMR opgemaakt. Van die persoon kreeg hij ook het adres van [naam bedrijf GmbH 2] door. [31]
De rechtbank leidt hieruit het volgende af. Op 19 december 2012 zijn zes pallets paardenvlees van [naam bedrijf bv 2] . in Oss geladen. In Duitsland zijn vervolgens negen pallets paardenvlees bijgeladen. Gezien de aangetroffen ovale stickers heeft [persoon 2] kennelijk bij [naam bedrijf 2] bijgeladen. Het totaal van vijftien pallets aan paardenvlees is vervolgens op 20 december 2012 uitgeladen bij [naam bedrijf GmbH 2] in Duitsland als ware het rundvlees. Vervolgens is de partij paardenvlees tot aan de controle door de NVWA administratief verwerkt als rundvlees.
Wat is er volgens [persoon 1] en [verdachte] gebeurd?
Zowel [persoon 1] als [verdachte] hebben een verklaring gegeven die erop neer komt dat zij niet wisten dat de partij vlees die als rundvlees bekend stond, in werkelijkheid paardenvlees was. Volgens zowel [persoon 1] als [verdachte] was het de bedoeling dat op 19 december 2012 de partij paardenvlees van [persoon 1] , ongeveer 5.500 kilogram, zou in Duitsland bij [naam bedrijf 2] zou worden uitgeladen. Vervolgens zou bij [naam bedrijf 2] een partij van in totaal ongeveer 16.000 kilogram rundvlees worden geladen. Die partij rundvlees zou [persoon 1] verkopen aan [naam bedrijf bv 3] . [persoon 1] had bij [naam bedrijf 2] geen rundvlees liggen. Het bedrijf waarvoor [verdachte] werkte, [naam bedrijf bv 6] (hierna: [naam bedrijf bv 6] ), had bij [naam bedrijf 2] nog wel een partij rundvlees liggen van ongeveer 5.500 kilogram. Die partij rundvlees zouden [persoon 1] en [verdachte] omruilen met paardenvlees en daarnaast zou [naam bedrijf bv 6] nog 10.500 kilogram rundvlees bij [naam bedrijf 2] kopen en die doorverkopen aan [persoon 1] . De aanschaf van het rundvlees en het waardeverschil tussen paard- en rundvlees [32] zou verrekend worden met openstaande vorderingen van [persoon 1] op [naam bedrijf bv 6] . [persoon 1] heeft daarbij ook opgemerkt dat als hij [naam bedrijf bv 3] had willen ‘bedonderen’ hij geen rundvlees zou hebben bijgekocht voor € 2,10 per kilo, maar paardenvlees voor € 1,50 per kilo.
Ter onderbouwing van hun visie hebben [persoon 1] en [verdachte] stukken overgelegd. [persoon 1] heeft bij zijn tweede verhoor op 5 november 2015 een factuur van [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] . overgelegd (DOC-763). [33] Deze factuur van 22 december 2012 met factuurnummer 2012078 heeft betrekking op een partij vliesvlees van 10.553 kilogram, die bij [naam bedrijf 2] lag opgeslagen. De kiloprijs van het vliesvlees is € 2,10. [34] [persoon 1] verklaarde dat hij aan de prijs van € 2,10 per kilogram kan zien dat het rundvlees moet zijn geweest, omdat paardenvlees 40 à 50 cent goedkoper is. [35]
Het dossier bevat een overzicht van openstaande posten van debiteuren uit de administratie van [naam bedrijf bv 2] . bij haar accountant (DOC-762). Hierin staat dat debiteur [naam bedrijf bv 6] per 31-12-2013 een openstaand bedrag heeft van in totaal € 22.395,33. Dit openstaande bedrag is in het geheel opgebouwd in 2011.
[verdachte] heeft bij zijn verhoor op 17 maart 2016 twee facturen overgelegd (DOC-858 en DOC-859). [36] DOC-858 betreft een factuur van [naam bedrijf 2] aan [naam bedrijf bv 6] van 14 december 2012 met factuurnummer 2012216. De factuur heeft betrekking op een partij
rindervliesfleischvan 10.553 kilogram en een prijs per kilogram van € 2.00,-. [37] DOC-859 betreft een factuur van [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] met factuurnummer 2012078. [38] Het betreft dezelfde factuur als de door [persoon 1] verstrekte factuur, DOC-763, met dien verstande dat de BIC-code en de aanduiding voor kilogrammen anders zijn en dat op DOC-763 geen btw- en KvK-nummer staan vermeld. [39] Via de raadsman van [verdachte] is daarnaast een ‘Lagerbestand’ overgelegd waaruit volgt dat [naam bedrijf bv 6] op 21 december 2012 5.615 kilogram paardenvlees (H-trimming, waarbij de H staat voor ‘horse’) bij [naam bedrijf 2] in voorraad had. [40]
Hoe waardeert de rechtbank de lezing van [persoon 1] en [verdachte] ?
De rechtbank gelooft de verklaringen van [persoon 1] en [verdachte] niet. Daarvoor zijn de resultaten van belang die het onderzoek naar de door hen overgelegde documenten heeft opgeleverd.
[naam bedrijf 2] is als getuige gehoord bij de rechter-commissaris en bij dat verhoor is hem de factuur van zijn bedrijf (DOC-858) getoond. [naam bedrijf 2] herkent deze factuur niet en denkt dat deze factuur niet van zijn bedrijf is. Hij wijst erop dat zijn vrouw de zinsnede
‘herkunft 4x PL’ er nooit onder zou schrijven en dat het factuurnummer niet kan kloppen om dat dit nummer in december 2012 hoger zou moeten zijn dan 2012
216. [41]
Ook [persoon 5] , de eigenaar van [naam bedrijf bv 6] , is over deze factuur gehoord. [persoon 5] verklaarde dat de factuur hem niet bekend voorkwam en dat hij zeker weet dat hij de factuur niet heeft betaald. Hij was wel degene die de betalingen deed bij [naam bedrijf bv 6] . [persoon 5] verklaarde ook geen aanmaningen of herinneringen van [naam bedrijf 2] te hebben ontvangen na 14 december 2012. [42]
Medewerkers van de Informatie- en Opsporingsdienst van de NVWA hebben op 6 november 2015 een bezoek gebracht aan [naam bedrijf bv 6] . [persoon 5] verklaarde tijdens dat bezoek dat hij factuur DOC‑763 niet herkende en dat die factuur vermoedelijk door [verdachte] buiten de boekhouding is gehouden. De verbalisanten hebben vervolgens in de administratie van [naam bedrijf bv 6] naar verkoopfacturen gekeken. Het viel hen daarbij op dat de laatste factuur gedateerd was op 28 december 2012 en als factuurnummer 2012058 had, terwijl DOC-763 een eerdere factuurdatum had en een hoger factuurnummer. Ook bleek dat [naam bedrijf bv 2] . een ander debiteurennummer had en dat het debiteurennummer op de factuur toebehoorde aan een ander bedrijf. Tot slot bleek dat het btw- en KvK-nummer ontbrak op DOC-763. [43]
Ook de accountant van [naam bedrijf bv 2] ., [persoon 6] , is als getuige gehoord. [persoon 6] verklaarde op 19 november 2015 dat de openstaande debiteurenpost op DOC-762 administratief niet is verrekend met factuur DOC-763. [44]
De prijzen die bij de verschillende transacties worden gerekend wijzen er bovendien op dat [naam bedrijf bv 2] . ( [persoon 1] ) helemaal geen rundvlees dacht te kopen op de locatie bij [naam bedrijf 2] . De kiloprijs die [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] . doorberekent is € 2,10 per kilogram en zij verkoopt de partij door aan [naam bedrijf bv 3] voor € 2,00 per kilogram. Dat zou betekenen dat de via [naam bedrijf bv 6] ingekochte partij rundvlees direct met verlies is doorverkocht aan [naam bedrijf bv 3] . Voor deze verliesverkoop blijkt uit het dossier geen aannemelijke verklaring.
Tot slot is van belang dat tijdens het onderzoek geen onderbouwing is aangetroffen voor de ruil tussen [naam bedrijf bv 2] . ( [persoon 1] ) en [naam bedrijf bv 6] ( [verdachte] ) van 5.500 kilogram paardenvlees voor 5.500 kilogram rundvlees. [verdachte] en [persoon 1] hebben hiervan ook geen documenten overgelegd.
De rechtbank trekt hieruit de volgende conclusies. Het onderzoek heeft geen steun opgeleverd voor de stelling dat [verdachte] 10.500 kilogram rundvlees heeft gekocht bij [naam bedrijf 2] en dat hij dit rundvlees heeft doorverkocht naar [naam bedrijf bv 2] . De factuur die [naam bedrijf 2] hiervoor zou hebben verstuurd klopt volgens [naam bedrijf 2] niet en [persoon 5] van [naam bedrijf bv 6] kent de factuur van [naam bedrijf 2] en de factuur die [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] . zou hebben verstuurd niet. Ook voor de gestelde verrekening is in de administratie van [naam bedrijf bv 2] . geen steun gevonden.
De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat [naam bedrijf bv 2] . ( [persoon 1] ) en [verdachte] opzettelijk hebben samengewerkt om een partij paardenvlees door te kunnen verkopen als rundvlees.
Wat betekent dit voor de tenlastelegging?
De tenlastelegging heeft betrekking op het valselijk opmaken van een factuur, DOC-763 (feit 1), en het gebruik maken van deze valse factuur (feit 2).
DOC-763 is de factuur uit naam van [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] . en waarmee gesuggereerd wordt dat [naam bedrijf bv 2] . rundvlees van [naam bedrijf bv 6] heeft gekocht, terwijl het in werkelijkheid om paardenvlees ging. Dit maakt dat deze factuur vals is opgemaakt.
[verdachte] verklaarde dat hij de factuur heeft opgemaakt en dat de factuurdatum 22 december 2012 normaal gesproken de opmaakdatum is. [45] De rechtbank heeft al geconcludeerd dat [verdachte] opzettelijk met [naam bedrijf bv 2] . ( [persoon 1] ) heeft samengewerkt om paardenvlees als rundvlees te kunnen verkopen. DOC-763 is een essentieel onderdeel van dit plan. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] DOC-763 opzettelijk vals heeft opgemaakt. [verdachte] heeft ook gebruik gemaakt van DOC-763, door de factuur aan [naam bedrijf bv 2] . te versturen. Dit brengt mee dat de feiten 1 en 2 zijn bewezen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat DOC-763 ook vals is ten aanzien van de overige tenlastegelegde feitelijkheden; het vermelden van een onjuist debiteurennummer, het vermelden van ‘kg’ als kilogramaanduiding in plaats van ‘kgs’ en het niet vermelden van een btw- en KvK-nummer. Deze gegevens raken niet de kern van waar de factuur betrekking op heeft: het (ver)kopen van een bepaald product. Om die reden zal de rechtbank [verdachte] van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Omdat de rechtbank [verdachte] zal vrijspreken van de tenlastelegging van het onderdeel dat ziet op het niet vermelden van een btw-nummer, heeft [verdachte] geen belang meer bij het bespreken van het verweer dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van dit onderdeel niet-ontvankelijk is.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte]
Feit 1
in de periode van 1 juni 2012 tot en met 22 oktober 2013 in Nederland factuur 2012078 van [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij op dit document in strijd met de waarheid heeft vermeld: de prijs van rundvlees (terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd verhandeld);
Feit 2
in de periode van 1 juni 2012 tot en met 22 oktober 2013 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift te weten: factuur 2012078 van [naam bedrijf bv 6] aan [naam bedrijf bv 2] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat document DOC-763 werd verstuurd aan [naam bedrijf bv 2] en bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld: de prijs van rundvlees (terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd verhandeld);.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat [verdachte] de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen staan in (de voetnoten bij) rubriek 3.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman verzoekt te volstaan met een schuldigverklaring zonder straf of een voorwaardelijke geldboete/taakstraf. Er is sprake is van één gedraging waarvan [verdachte] geen voordeel heeft gehad en de redelijke termijn is overschreden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan [verdachte] een taakstraf op van zestig uur.
[verdachte] heeft met het opmaken en gebruiken van een valse factuur een belangrijke schakel gevormd in de keten van gedragingen die ziet op vleesfraude, gepleegd door [naam bedrijf bv 2] . en [persoon 1] . Het vals opmaken van een geschrift en het gebruik daarvan in het handelsverkeer schaadt het vertrouwen tussen handelspartners. In deze zaak heeft [verdachte] in het bijzonder [naam bedrijf bv 2] . in staat gesteld om tegenover anderen de schijn op te houden dat zij bij [naam bedrijf bv 6] rundvlees heeft ingekocht.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij op 5 juni 2012 is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat deze veroordeling onherroepelijk is. Omdat de bewezenverklaarde feiten op 1 juni 2012 zijn aangevangen is er strikt genomen geen sprake van recidive. De rechtbank rekent het [verdachte] wel aan dat deze lopende strafvervolging geen reden is geweest om zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De officier van justitie heeft haar strafeis gerelateerd aan de opgelegde straf in het arrest van 5 juni 2012. Uit de strafmaatoverwegingen van het gerechtshof in het arrest tegen [persoon 1] , ook in die zaak een medeverdachte, blijkt dat in die zaak vlees dat niet voor menselijke consumptie geschikt is, is doorverkocht als vlees dat wel voor menselijke consumptie geschikt is. Daarvan is in deze zaak geen sprake en dat maakt dat de onderhavige feiten anders en minder ernstig zijn dan de oude feiten.
De rechtbank houdt ook rekening met een overschrijding van de redelijke termijn. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat tegen [verdachte] een handeling is verricht waaraan [verdachte] in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van een verdachte hoeft niet als zodanige handeling te gelden. [46] Wat de rechtbank betreft is het verhoor van [verdachte] in maart 2016 ook niet aan te merken als dergelijke handelingen. De redelijke termijn start wat de rechtbank betreft op het moment dat vanuit het Openbaar Ministerie een (concept)dagvaarding naar de verdachten is gestuurd. De officier van justitie heeft op de zitting gezegd dat dit in oktober 2016 is gebeurd. De redelijke termijn is daarom aangevangen op 1 oktober 2016.
De rechtbank doet op 28 juni 2019 uitspraak in de zaak tegen [verdachte] , ruim tweeëneenhalf jaar later. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die maken dat de redelijke termijn langer zou moeten zijn dan het uitgangspunt van twee jaar (na 1 oktober 2016). De rechtbank stelt dan ook vast dat de redelijke termijn met ruim een halfjaar is overschreden. De rechtbank compenseert [verdachte] voor deze overschrijding door naast de taakstraf niet ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 56 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
-
valsheid in geschrift;
Feit 2
-
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot een
taakstraf van 60 (zestig) uur, met bevel, voor het geval dat [verdachte] de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. B. Vogel en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2019.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal, dan wel een door de rechter-commissaris opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften..
2.Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-003, pag. 168).
3.Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-005, pag. 174).
4.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte (V04-01, pag. 67).
5.Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-002, pag. 167) en een inventarisatie van de partij vlees (DOC-123, pag. 372).
6.Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-002, pag. 166) en dertig ambtsedige relazen (DOC-001 t/m DOC-030, pag. 251-280).
7.Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-002, pag. 167) en geschriften, zijnde 29 analyserapporten (DOC-124 t/m DOC–133 en DOC-135 t/m DOC-153, pag. 373-382 en pag. 384-402).
8.Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-002, pag. 167) en 29 analyserapporten (DOC-124 t/m DOC–133 en DOC-135 t/m DOC-153, pag. 373-382 en pag. 384-402 en DOC-134, pag. 383).
9.Een inkoopcontract (DOC-228, pag. 477).
10.Een uittreksel uit het handelsregister (DOC-386, pag. 553).
11.Een uittreksel uit het handelsregister (DOC-394, pag. 561).
12.Een transportopdracht (DOC-229, pag. 478).
13.Een CMR (DOC-551, pag. 586).
14.Een inslagbon (DOC-227, pag. 476).
15.Een uitslagbon (DOC-554, pag. 589).
16.Een CMR (DOC-555, pag. 590).
17.Een bon (DOC-182, pag. 431).
18.Een sticker (DOC-034, pag. 284).
19.Een sticker (DOC-077, pag. 327).
20.Een sticker (DOC-035, pag. 285).
21.Een relaasproces-verbaal (AMB-010, pag. 89) en een sticker (DOC-033, pag. 283).
22.Een CMR (DOC-545, pag. 580) en een geschrift, zijnde een overzicht (DOC-546, pag. 581).
23.Een CMR (DOC-545, pag. 580).
24.Een factuur (DOC-791, pag. 823).
25.Twee verkoopcontracten (DOC-790 en DOC-798, pag. 822 en pag. 830).
26.Een mutatieverslag ontvangsten (DOC-538, pag. 573).
27.Een factuur (DOC-660, pag. 695).
28.Een e-mailbericht (DOC-549, pag. 584).
29.Een CMR (DOC-545, pag. 580).
30.Een proces-verbaal van verhoor van getuige (G09-01, pag. 239).
31.Een proces-verbaal van verhoor van getuige (G09-01, pag. 240).
32.Het rundvlees waar het in deze zaak om gaat is per kilogram duurder dan het paardenvlees in deze zaak.
33.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte (V01-02, pag. 39).
34.Een factuur (DOC-763, pag. 795).
35.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte (V01-02, pag. 39).
36.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte (V04-01, pag. 68).
37.Een factuur (DOC-858, pag. 887).
38.Een factuur (DOC-859, pag. 888).
39.Een factuur (DOC-763, pag. 795) en een factuur (DOC-859, pag. 888).
40.Een e-mailbericht (DOC-866, pag. 895) en een Lagerbestand (DOC‑868, pag. 897).
41.Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 15 februari 2018, pag. 3.
42.Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 2 oktober 2017, pag. 3.
43.Een proces-verbaal (AMB-016, pag. 194).
44.Een proces-verbaal van verhoor van getuige (G11-01, pag. 249).
45.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte (V04-01, pag. 70).
46.ECLI:NL:HR:2018:BD2578, r.o. 3.12.1.