3.[eiser 3] , [adres] ,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. A.E. Jansen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij]in [woonplaats] , vergunninghouder (gemachtigde: mr. A. Franken van Bloemendaal).
Samenvatting
De rechtbank oordeelt dat het Overnachtingsbeleid 2017 ook geldt voor het hotel in de Christus Koningkerk. Dit nieuwe beleid is in principe van toepassing op lopende initiatieven. Wel bevat het nieuwe beleid een overgangsregeling, maar de daarin opgenomen uitzonderingen moeten beperkt worden uitgelegd. Voor een beroep op de overgangsregeling is onvoldoende dat er op 1 januari 2017 al een principebesluit, een conceptbesluit of een voorgenomen besluit was. De rechtbank oordeelt dat het college onderdeel 2 van de overgangsregeling ten onrechte heeft toegepast. Het college had de vergunningsaanvraag moeten toetsen aan het Overnachtingsbeleid 2017. De beroepen zijn daarom gegrond.
Procesverloop
Op 28 december 2017 heeft het college aan [derde-partij] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen en vergroten van de Christus Koningkerk aan de James Wattstraat 56-58 in Amsterdam en het gebruik daarvan als hotel, theater met zaalverhuur en café.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Deze beroepen hebben de nummers AMS 18/415 (eiser 1), AMS 18/924 (eiser 2) en AMS 18/923 (eisers 3-14). Eisers 3-14 hebben mede beroep ingesteld namens een groot aantal buurtbewoners die hen daartoe hebben gemachtigd.
Op 17 augustus 2018 heeft het college aan [derde-partij] een omgevingsvergunning verleend om bovendien in afwijking van het bestemmingsplan balkons en een liftopbouw te maken. Eisers 1, 2, 5, 10 en 14 hebben daartegen met toestemming van het college beroep ingesteld zonder eerst bezwaar te maken. Deze beroepen hebben de nummers AMS 19/294 (eiser 1), AMS 19/295 (eiser 2) en AMS 19/297 (eisers 5, 10 en 14).
Op 26 maart 2019 heeft het college aan de vergunning van 28 december 2017 een akoestisch onderzoek en een nieuwe ruimtelijke onderbouwing toegevoegd en daaraan nadere voorschriften verbonden. De beroepen van alle eisers richten zich op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook tegen dit nieuwe besluit.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. [derde-partij] heeft zijn standpunt uiteen gezet.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld op de zitting van 21 mei 2019. Eisers 1 en 2 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Eisers 3, 7, 10 en 14 zijn verschenen. Eiser 11 heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] . Daarnaast hebben andere eisers en omwonenden de zitting bijgewoond. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, door [naam 2] en door [naam 3] . [derde-partij] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waarover gaat deze procedure?
De Christus Koningkerk is gebouwd in 1959 en is een gemeentelijk monument. Sinds 1996 is de kerk niet meer als zodanig in gebruik. Er waren eerst nog maatschappelijke activiteiten, maar nu staat het gebouw nagenoeg leeg. [derde-partij] heeft de kerk in 2012 gekocht. Hij wil daarin een boetiekhotel vestigen met een theater, zalenverhuur en een café. Om voldoende schaalgrootte te bereiken wil hij ook een nieuwe vleugel met hotelkamers bouwen, waarvoor hij grond heeft bijgekocht.
[derde-partij] heeft op 22 augustus 2013 zijn conceptaanvraag voorgelegd aan de rechtsvoorganger van het college, het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost. Dit heeft hem op 2 februari 2015 laten weten dat het in principe medewerking zal verlenen aan het project, mits het project in samenspraak met de Afdeling ruimtelijke ordening van het stadsdeel wordt uitgewerkt en de Commissie welstand akkoord gaat. Op 22 juli 2015 heeft [derde-partij] de aanvraag ingediend.
De aanvraag is behandeld volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerpbesluit heeft van 22 februari 2017 tot en met 5 april 2017 ter inzage gelegen. Er zijn negen zienswijzen binnengekomen. Verder hebben 347 omwonenden machtigingen gegeven om de zienswijze ook namens hen in te dienen. Hierop is gereageerd in de Nota van beantwoording zienswijzen omgevingsvergunning James Wattstraat 56. De vergunning is vervolgens verleend. In mei 2018 zijn de bouwwerkzaamheden in de kerk gestart. Op 19 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter een verzoek om een bouwstop afgewezen.
Volgens de vergunning mogen in de voormalige kerk verdiepingen met hotelkamers worden gemaakt. Ook in de pastorie en in de nieuwbouw achter de kerk mogen hotelkamers komen. In totaal gaat het om 77 kamers met 172 bedden. Op de begane grond van de kerk zijn zalen gepland met achterin een toneellift vanuit de kelder. Aan de voorzijde moet in een serre een grand café komen, tevens ontbijtzaal. Op het pleintje voor de kerk is een terras gepland.
Het project komt buiten het bouwvlak dat is aangegeven in het bestemmingsplan Don Bosco en Park Frankendael. Ook voorziet het bestemmingsplan op deze plaats niet in een hotel, een grand café en zalenverhuur, want de bestemming is ‘maatschappelijk’. Het college is afgeweken van het bestemmingsplan omdat het vindt dat het beoogde gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit is toegelicht in een ruimtelijke onderbouwing van 12 december 2017. Ook vindt het college dat is voldaan aan de voorwaarden van de overgangsregeling van het Overnachtingsbeleid 2017, dat op die plaats geen nieuwe hotels toelaat.
Op 26 maart 2019 heeft het college de vergunning op een paar onderdelen gewijzigd. De bruto vloeroppervlakte van het hotel komt nu op 3.190 m2, die van de zalen op 1.100 m2 en die van het grand café op 640 m2. De ruimtelijke onderbouwing is vervangen door een versie van 13 maart 2019. Ook is een akoestisch onderzoek van 12 november 2018 van Tauw B.V. toegevoegd. Aan de vergunning zijn nieuwe geluidsvoorschriften verbonden en er is bepaald dat het gebruik van het terras niet is toegestaan tussen 19:00 uur en 7:00 uur, tenzij er maatregelen worden genomen om te voldoen aan het Activiteitenbesluit.
Eisers vinden ten eerste onduidelijk of de vergunning door de bevoegde persoon is verleend. Verder wijzen zij op het massale protest dat het project in de buurt heeft losgemaakt. De woonwijk moet volgens hen een woonwijk blijven. Eisers vrezen overlast van zowel het hotel, als de zalenverhuur, als het grand café met terras. Het theater past volgens hen niet in de bestemming ‘maatschappelijk’, en het hotel noemen zij geen boetiekhotel maar een gewoon hotel van bovengemiddelde omvang. Zij wijzen erop dat het Overnachtingsbeleid 2017 het project niet toelaat, omdat dit een “nee-gebied” is, waarin geen hotels meer worden toegestaan. Ook vinden zij de onderzoeken naar geluids-, parkeer- en verkeeroverlast ondeugdelijk.
[derde-partij] vraagt zich af waar het wantrouwen van de omwonenden vandaan komt. Hij wil van de verlaten kerk een mooi centrum voor de buurt maken. Hij wijst erop dat hij hetzelfde al heeft gedaan met de Chassékerk, en dat de omwonenden daar geen enkele overlast ondervinden.
Is de vergunning door de bevoegde persoon verleend?
9. De rechtbank oordeelt ten eerste dat de vergunning van 28 december 2017 door de bevoegde persoon is verleend. De vergunning is ondertekend door de secretaris van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost. Dat hij daartoe bevoegd was blijkt uit het Verzamelmandaat wijziging bestuurlijk stelsel, dat met bijlagen op de zitting is overgelegd (Gemeenteblad nummer 35143, 24 juni 2014). De rechtbank vindt wel dat het college het Verzamelmandaat erg laat heeft overgelegd, maar dat doet aan de bevoegdheid niet af.
10. In artikel 2, eerste lid, van bijlage 5 van het mandaatbesluit staat dat de stadsdeelsecretaris mandaat wordt verleend overeenkomstig het bijbehorende mandaatregister, voor zover het bevoegdheden van het college betreft om te beslissen over aanvragen voor projectafwijkingsbesluiten. Onder 1.1 van het bijbehorende Mandaatregister projectafwijkingsbesluit Wabo staat de bevoegdheid om vergunningen als de vergunning van 28 december 2017 te verlenen.
11. Wel staat in het tweede lid van artikel 2 dat de stadsdeelsecretaris algemene instructies en instructies per geval in acht moet nemen. De algemene instructies staan in de Instructieregels bij het Mandaatbesluit projectafwijkingsbesluit Wabo van 30 september 2014. Daarin is onder 3 bepaald dat de gemandateerde tijdig inlichtingen moet verstrekken en politiek gevoelige onderwerpen moet afstemmen. De rechtbank oordeelt dat deze bepalingen niet afdoen aan het mandaat om de vergunning van 28 december 2017 te verlenen. Ten eerste gaat het om instructies aan de gemandateerde en niet om beperkingen van het mandaat. Ten tweede is niet gebleken dat de stadsdeelsecretaris de instructies heeft geschonden.
Valt het hotel onder het Overnachtingsbeleid 2017?
12. Er is geen geschil over dat het gebruik voor een hotel, zalenverhuur en horeca in strijd is met het bestemmingsplan. Het college is daarom weliswaar bevoegd om de vergunning te verlenen en heeft daarin beleidsruimte,maar het moet onderzoeken of de vergunning past binnen een goede ruimtelijke ordening en een belangenafweging maken. Daarbij moet het college zich in principe houden aan zijn eigen beleid.De rechtbank gaat na of het college dat correct heeft gedaan en in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
13. In 2013 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Regionale hotelstrategie 2016-2022 vastgesteld. In 2016 heeft de gemeenteraad dat beleid herzien en voor Amsterdam het Overnachtingsbeleid 2017 vastgesteld. Het overnachtingsbeleid is uitgewerkt in twee uitwerkingsnotities, deel I en deel II. Deel I is in werking getreden op 1 januari 2017. Daarin staat het uitgangspunt dat de gemeente geen medewerking meer verleent aan hotelinitiatieven (nee), behalve in gebieden die op een kaart zijn aangemerkt (nee tenzij). In deel II is het ruimtelijk-planologisch toetsingskader uitgewerkt. In dit deel is ook een overgangsregeling opgenomen voor lopende initiatieven.
14. Er is geen geschil over dat volgens het Overnachtingsbeleid 2017 geen hotel wordt toegestaan in de Christus Koningkerk. De kerk ligt namelijk in een gebied dat op de kaart als “nee-gebied” is aangemerkt. Het college en [derde-partij] vinden echter dat de vergunning kon worden verleend op grond van de overgangsregeling. Die overgangsregeling luidt dat het Overnachtingsbeleid 2017 van toepassing is op lopende initiatieven, met uitzondering van hotel Spa Zuiver, hotel ’t Mandje, Stadswerf Oostenburg, Geldersekade 30-34 en Heinekenhoek, tenzij:
1. al een omgevingsvergunning voor dat initiatief is verleend en in een procedure in stand is gebleven; of
2. gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het oude beleid zou worden toegepast dan wel dat medewerking zou blijven worden verleend, hierbij geldt wel de eis dat gedane toezeggingen moeten blijken uit schriftelijke bescheiden;
3. sprake is van een exceptioneel geval op grond waarvan toepassing van het nieuwe beleid leidt tot onbillijkheden van overwegende aard die nopen tot geheel of gedeeltelijke afwijking van het nieuwe beleid.
15. In de vergunning voor de Christus Koningkerk staat dat onderdeel 2 of 3 van de overgangsregeling van toepassing is. Op de zitting heeft het college verduidelijkt dat onderdeel 2 van toepassing is. Het college en [derde-partij] hebben uitgelegd waarom volgens hen gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat het oude beleid zou worden toegepast dan wel dat medewerking zou blijven worden verleend aan het hotel in de Christus Koningkerk. Volgens het college is de overgangsregeling van toepassing omdat:
- de kerk staat op een lijst van lopende hotelprojecten per 1 juni 2016 (hotelmonitor);
- op 2 februari 2015 een principebesluit is genomen, waarmee schriftelijk het vertrouwen is gewekt dat medewerking wordt verleend;
- de aanvraag van 22 juli 2015 in behandeling is genomen;
- de hotelloods van de gemeente op 10 februari 2014 een positief advies heeft uitgebracht en dit advies op 17 november 2015 heeft bevestigd;
- het plan wordt genoemd in het ruimtelijke plan Ringdijk 44;
- in 2015 een erfpachtaanbieding is gedaan, waarin expliciet is opgenomen dat het terrein is bestemd voor een driesterrenhotel.
16. Eisers vinden dat de overgangsregeling hoe dan ook niet kan betekenen dat een hotel wordt toegestaan in de Christus Koningkerk. De overgangsregeling staat in deel II van het Overnachtingsbeleid 2017. Ongeacht de overgangsregeling is deel I volgens hen van toepassing, en daarin staat dat de kerk in een nee-gebied ligt. Verder vinden zij dat nooit het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het oude beleid zou worden toegepast dan wel dat medewerking zou blijven worden verleend.
16. De rechtbank oordeelt dat de overgangsregeling geldt voor het gehele Overnachtingsbeleid 2017, inclusief deel I. Dit blijkt uit de bewoordingen van de aanhef van de overgangsregeling, waarin staat dat “het Overnachtingsbeleid 2017” van toepassing is op lopende initiatieven, behoudens de daar genoemde uitzonderingen. Deel I behoort ook tot het Overnachtingsbeleid 2017. Op dit punt geeft de rechtbank eisers dus geen gelijk. De rechtbank stelt voorop dat het Overnachtingsbeleid 2017 geldt tenzij onderdeel 2 van de overgangsregeling van toepassing is.
16. De hoofdregel van het Overnachtingsbeleid 2017 is dat het van toepassing is op lopende initiatieven. Uitzonderingen op een hoofdregel moeten beperkt worden uitgelegd. Dat blijkt in dit geval ook uit het beleid zelf. Op de hoofdregel, dat het beleid van toepassing is op lopende initiatieven, worden expliciet een paar uitzonderingen geformuleerd. Daaruit leidt de rechtbank af dat de beleidsmakers al vooraf hebben nagedacht over initiatieven die uitgezonderd moeten worden. Dat maakt de ruimte voor meer uitzonderingen kleiner.
16. Op een beperkte uitleg van de uitzonderingen wijst ook onderdeel 1 van de overgangsregeling. Dit gaat over gevallen waarin een vergunning al voor 1 januari 2017 is verleend én in een procedure in stand is gebleven. Als de vergunning nog niet definitief vaststaat, bijvoorbeeld omdat daartegen bezwaar is gemaakt of als de vergunning om enige reden wordt vernietigd, geldt het nieuwe beleid. Een vergunning is dus op zichzelf onvoldoende voor een beroep op de overgangsregeling. Een principebesluit, een conceptbesluit of een voorgenomen besluit is dat dan evenmin. De rechtbank vindt het ook logisch dat vergunningverlening op zichzelf onvoldoende is om het nieuwe beleid buiten toepassing te laten. Dan zou de vergunningverlener na de inwerkingtreding van het beleid nog de vrije keuze hebben om het oude of het nieuwe beleid toe te passen. Dat is in strijd met artikel 4:84 van de Awb, dat zegt dat een bestuursorgaan juist handelt overeenkomstig de beleidsregel.
16. Onderdeel 2 van de overgangsregeling bestaat op zijn beurt uit twee afzonderlijke delen: het vertrouwen moet zijn gewekt (1) dat het oude beleid zou worden toegepast, of (2) dat medewerking zou blijven worden verleend. Op de zitting hebben verweerder en [derde-partij] zich op dat laatste beroepen. In de stukken die zijn overgelegd leest de rechtbank echter niet dat medewerking zou
blijvenworden verleend. Dit veronderstelt dat er al medewerking werd verleend en dat het vertrouwen is gewekt dat dit onder het nieuwe beleid zo zou blijven. Uit de stukken blijkt wel dat de procedure ondanks het nieuwe beleid is voortgezet, maar de rechtbank vindt dat onvoldoende. Het voortzetten van de procedure kan immers ook betekenen dat in die voortzetting het nieuwe beleid wordt toegepast. Uit de stukken blijkt niet dat het vertrouwen is gewekt dat het oude beleid zou worden toegepast. De vraag welk beleid wordt toegepast komt daarin namelijk niet aan de orde.
16. De omstandigheid dat het hotel in de Christus Koningkerk wordt genoemd op de hotelmonitor kan [derde-partij] niet baten. Daarop staan immers heel veel initiatieven genoemd, terwijl in het beleid expliciet staat dat het van toepassing is op lopende initiatieven. De lopende initiatieven die worden uitgezonderd, zijn expliciet in het beleid genoemd. De Christus Koningkerk staat daar niet tussen. Ook de positieve adviezen van de hotelloods brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Deze hebben geen belangrijkere status dan een voorgenomen besluit en zijn dus onvoldoende voor een beroep op de overgangsregeling. Dat de Christus Koningkerk wordt genoemd in het bestemmingsplan Ringdijk 44 is evenmin voldoende, want daarin staat alleen een beschrijving van het project, geen mededeling over het beleid dat op het project van toepassing is. De erfpachtovereenkomst betreft het eigendom en de erfpacht van de grond. Dat is een privaatrechtelijke kwestie en zegt dus niets over de bestuursrechtelijke medewerking.
16. Op de zitting heeft de gemachtigde van [derde-partij] e‑mails uit 2017 genoemd tussen hem en de plantoetser bij de gemeente. Een deel daarvan is op de zitting voorgelezen. In de mails zou het vertrouwen zijn gewekt dat het oude beleid toegepast blijft worden. De mails zijn niet overgelegd, maar [derde-partij] heeft aangeboden dat alsnog te doen. De rechtbank zal [derde-partij] daartoe niet in de gelegenheid stellen. Ten eerste is de vraag of het Overnachtingsbeleid 2017 aan het project in de weg staat vanaf het begin onderwerp van discussie geweest.De rechtbank ziet geen goede reden waarom de mails, als zij inderdaad beslissende informatie zouden bevatten, niet eerder zouden zijn overgelegd. Ten tweede zouden de mails dateren van na de inwerkingtreding van deel I van het nieuwe beleid op 1 januari 2017. De rechtbank is van oordeel dat een eventuele toezegging dat het oude beleid toegepast blijft worden, in beginsel niet kan blijken uit mails van na die datum. Onderdeel 2 van de overgangsregeling betreft immers gevallen waarin het gerechtvaardigd vertrouwen al is gewekt op het moment van inwerkingtreding van het beleid. Uit de toelichting van de gemachtigde van [derde-partij] op zitting is niet gebleken dat daarvan sprake zou zijn.
Conclusie
23. De rechtbank oordeelt dat het college onderdeel 2 van de overgangsregeling van het Overnachtingsbeleid 2017 ten onrechte heeft toegepast. Het college had de vergunningsaanvraag moeten toetsen aan het Overnachtingsbeleid 2017. De beroepen tegen het besluit van 28 december 2017 en het wijzigingsbesluit van 26 maart 2019 zijn om die reden gegrond. De rechtbank zal deze besluiten vernietigen.
23. Het besluit van 17 augustus 2018 is een aanvulling op de vergunning van 28 december 2017. Zonder de vergunning voor het hotel als geheel mist het besluit over de balkons en de liftopbouw een feitelijke basis. Daarom kan dit besluit ook geen stand houden. De beroepen die daartegen zijn gericht, zijn eveneens gegrond en de rechtbank zal het besluit vernietigen.
23. Het college zal opnieuw moeten beslissen op de vergunningsaanvraag, en daarbij deze uitspraak in acht moeten nemen. Omdat de vergunningen op een essentieel onderdeel niet in stand blijven zal de rechtbank de andere door eisers aangevoerde gronden niet bespreken. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf een beslissing op de aanvraag te nemen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen, omdat het college de vergunningsaanvraag op het punt van het Overnachtingsbeleid 2017 geheel opnieuw moet beoordelen. De rechtbank zal hiervoor een termijn stellen van twaalf weken. Daarbij bepaalt de rechtbank, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb, dat het college niet opnieuw toepassing hoeft te geven aan afdeling 3.4 van de Awb. Dat betekent dat het niet opnieuw de uniforme openbare voorbereidingsprocedure hoeft te volgen.
23. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt het college daarnaast in de door eisers 1 en 2 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2560,- (4 punten voor het indienen van de beroepschriften in de procedures 18/415, 18/924, 19/294 en 19/295 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Er is geen reden om het college te veroordelen in de door de andere eisers gemaakte proceskosten, omdat zij zich niet door een professionele gemachtigde hebben laten bijstaan en ook verder niet is gebleken dat zij kosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt het college op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvragen te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het griffierecht van in totaal € 344,- aan eiser 1 te vergoeden;
- draagt het college op het griffierecht van in totaal € 344,- aan eiser 2 te vergoeden;
- draagt het college op het griffierecht van € 170,- aan eiser 3 te vergoeden;
- draagt het college op het griffierecht van € 174,- aan eiser 5 te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 1 en 2 tot een bedrag van € 2560,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, voorzitter, en mr. H.J. Schaberg en
mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. van Duinen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.