ECLI:NL:RBAMS:2019:4513

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
AMS 19/2913
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen dealerverblijfsverbod opgelegd door burgemeester van Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam, dat hem een dealerverblijfsverbod voor de duur van drie maanden had opgelegd. Dit verbod was gebaseerd op het feit dat verzoeker op 7 mei 2019 door de politie was aangehouden voor het verkopen van (nep)drugs. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten onrechte was aangehouden, omdat er geen drugs of geld bij hem waren aangetroffen en hij niet was gehoord op het politiebureau. Hij stelde dat het verbod onevenredige gevolgen voor hem had, omdat het zijn bewegingsvrijheid ernstig beperkte.

De voorzieningenrechter heeft het standpunt van de burgemeester gevolgd en geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat verzoeker zich aan de weg had opgehouden om (nep)drugs te verkopen. De rechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om het dealerverblijfsverbod op te leggen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en dat het verbod niet onevenredig belastend was voor verzoeker, aangezien hij niet in het gebied woont of werkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar zou standhouden en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. S. Leijen-Westra.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2913

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker,

(gemachtigde: mr. T. de Wit),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. N.J.C. Monincx).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een dealerverblijfsverbod voor de duur van drie maanden opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2019. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit het proces-verbaal van de politie van [datum] 2019 blijkt dat verzoeker op zich op die dag aan de weg heeft opgehouden om – kort gezegd – (nep)drugs te verkopen. Omdat verzoeker zich in de afgelopen periode meerdere keren schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van (nep)drugs, acht verweerder de vrees gerechtvaardigd dat verzoeker zich daaraan in de nabije toekomst opnieuw schuldig zal maken. Verweerder acht een dealersverblijfsverbod voor de duur van drie maanden (van 11 mei 2019 00.01 uur tot en met 10 augustus 2019 23.59 uur) voor het dealeroverlastgebied 2.0 Centrum aangewezen.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten onrechte is aangehouden. Bij hem zijn door de politie geen drugs of geld aangetroffen. Daarbij is verzoeker niet gehoord op het politiebureau. Het dealersverblijfsverbod heeft voor verzoeker onevenredige gevolgen, omdat het voor hem een ernstige beperking van zijn bewegingsvrijheid oplevert.

Beoordeling voorzieningenrechter

4.1.
De voorzieningenrechter volgt verweerder in het standpunt dat voornoemd proces-verbaal voldoende aanleiding geeft om aannemelijk te achten dat verzoeker zich op [datum] 2019 aan de weg heeft opgehouden om (nep)drugs te verkopen. De verbalisanten hebben gezien dat verzoeker samen met een ander persoon contact maakte met twee passanten en dat zij hen meenamen naar een plek buiten het zicht van de toezichtcamera’s ter hoogte van de [straat] . Enkele seconden later werden de passanten gezien met een witte wikkel. De verbalisanten hebben de passanten staande gehouden. Zij hebben verklaard dat zij van een van de mannen drugs hebben gekocht voor € 60,-. De verbalisanten hebben verzoeker en de andere persoon daarna aangehouden. De andere persoon had nog twee van dezelfde witte wikkels bij zich. De voorzieningenrechter acht op basis van deze bevindingen voldoende aannemelijk dat verzoeker (nep)drugs aan het verkopen was. Daarvoor is niet nodig is dat ook bij verzoeker drugs of geld zijn aangetroffen.
4.2.
Tussen partijen is verder niet in geschil dat aan verzoeker op 9 mei 2017 en op 28 april 2017 een 24-uursverbod is opgelegd voor het verkopen van (nep)drugs in het dealeroverlastgebied .
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was verweerder op basis van de hierboven genoemde bevindingen bevoegd om op grond van artikel 2.9A, eerste lid, van de APV [1] een dealerverblijfsverbod van drie maanden op te leggen. Het verbod is niet onevenredig belastend voor verzoeker, omdat niet is gebleken dat verzoeker in het gebied woont of werkt. De omstandigheid dat verzoeker – zoals hij ter zitting heeft verteld – om op school te komen door het overlastgebied reist, maakt dit niet anders. Verzoeker kan immers ook via een andere, weliswaar langere weg van zijn huis in Amsterdam [wijk 1] naar zijn school in Amsterdam [wijk 2] reizen.
4.4.
Tegen deze achtergrond zal het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar kunnen standhouden. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Leijen-Westra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene Plaatselijke Verordening 2008