In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een wokrestaurant exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Dit besluit verplichtte verzoekster om de bedrijfsvoering van haar restaurant te staken binnen twee weken, op straffe van een dwangsom van € 30.000,-. Verzoekster stelde dat zij mocht vertrouwen op eerdere toezeggingen van de gemeente en dat er sprake was van een onbetrouwbare overheid.
Tijdens de zitting op 6 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster voerde aan dat de gemeente eerder vergunningen had verleend en dat zij erop mocht vertrouwen dat de exploitatie van haar restaurant was toegestaan, ondanks wijzigingen in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente onvoldoende had onderbouwd waarom de exploitatie niet meer zou zijn toegestaan en dat verzoekster een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kon doen.
De voorzieningenrechter heeft besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024,- en moest het betaalde griffierecht van € 345,- worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.