Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK STAANDE EN GELEGEN TE ( [postcode] ) [plaats onroerende zaak] AAN DE [adres],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] een vordering tot ontruiming heeft ingesteld tegen [gedaagden]. De vordering is afgewezen omdat er onduidelijkheden bestonden over de plannen van [eiseres] met het pand. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming van het pand mogelijk zou leiden tot ongerechtvaardigde leegstand.
De procedure begon met een mondelinge behandeling op 4 maart 2019, waarna de zaak pro forma werd aangehouden. Tijdens de zitting op 11 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter, mr. R.A. Dudok van Heel, vastgesteld dat de plannen van [eiseres] onvoldoende concreet waren en dat zij meer tijd nodig had om deze te onderbouwen. [Eiseres] heeft op 5 april 2019 aanvullende stukken ingediend, maar deze gaven geen duidelijkheid over de haalbaarheid van haar plannen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat [eiseres] niet had aangetoond dat zij in staat was om de verbouwingsplannen op korte termijn uit te voeren. Bovendien was er twijfel over de financiële middelen die [eiseres] tot haar beschikking had voor de verbouwing. Gezien deze onduidelijkheden werd de vordering tot ontruiming afgewezen en werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een spoedeisend belang bij ontruimingsvorderingen en de noodzaak om plannen duidelijk en onderbouwd te presenteren.