ECLI:NL:RBAMS:2019:4458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
13/728116-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en het voorhanden hebben van een antitankraketwapen

Op 21 juni 2018 heeft de verdachte, samen met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeggebracht door met een antitankraketwapen een projectiel af te vuren op het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 in Amsterdam. Dit leidde tot aanzienlijke schade aan het gebouw en de inventaris, terwijl er gemeen gevaar voor goederen bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen en een actieve rol speelde in de uitvoering van het delict. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een antitankraketwapen, wat bewezen werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen levensgevaar voor personen was, maar dat er wel sprake was van gemeen gevaar voor goederen. De verdachte ontkende vooraf te weten wat er zou gebeuren, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728116-18 (Promis)
Datum uitspraak: 27 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] , gedetineerd in de [naam PI] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 oktober 2018, 28 december 2018, 8 maart 2019, 20 mei 2019 en 27 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. van Stratum naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk wapen, een projectiel afgeschoten op enig gebouw, te weten Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezige(n) in voornoemd gebouw, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een gebouw of een getimmerte, te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam opzettelijk heeft vernield of beschadigd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel afgeschoten op voornoemd gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten Teleportboulevard 120-142 en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of levensgevaar voor een ander of anderen, te weten de aanwezige(n) in voornoemd gebouw, te duchten was;
ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (na kalm beraad en rustig overleg) een of meer aanwezige(n) in het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel heeft/hebben afgevuurd op voornoemd gebouw, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en), te weten een of meer aanwezige(n) in het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel heeft afgeschoten op voornoemd gebouw, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie II onder 7, te weten een antitankbrisantgranaatwerper (type M80) en/of munitie van categorie II onder 7, te weten een projectiel behorend bij voornoemde antitankbrisantgranaatwerper, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De raadsman is van mening dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard. In de tenlastelegging is namelijk opgenomen dat er zich op het moment van de beschieting van het gebouw op de Teleportboulevard 120-142, meerdere aanwezigen in het gebouw bevonden. Welke specifieke personen, naast [naam medewerkster] , worden bedoeld is niet duidelijk en dat kan ook niet ook niet uit de stukken worden afgeleid.
Naar het oordeel van de rechtbank is de dagvaarding geldig en voldoende duidelijk. Deze rechtbank is verder bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Donderdag 21 juni 2018, 23:04 uur
Op 21 juni 2018 om 23:05 uur kregen verbalisanten de opdracht te gaan naar de Tempelhofstraat in Amsterdam, in de omgeving van Amsterdam Sloterdijk, omdat mogelijk een explosief was afgegaan. Ter plaatse aangekomen zagen zij dat de ruiten van het op de op de Teleportboulevard 110 gevestigde bedrijfspand volledig vernield waren. Slechts één meter hiervandaan lag een buis op de grond [2] , wat later een antibrisantgranaatwerper type M80 [3] (hierna: antitankraketwapen) bleek te zijn. Schuin tegenover voornoemd bedrijfspand, aan de Teleportboulevard 124, zagen verbalisanten een inslag die was veroorzaakt door de later aldaar aangetroffen antibrisantgranaatraket die met het antitankraketwapen was afgevuurd. [4] Op 22 juni 2018 is van voornoemde schade aangifte gedaan namens Tauro Beheer B.V. (gevestigd aan Teleportboulevard 110). [5] Verder is aangifte gedaan namens BNP Paribas (beheerder van het pand gevestigd aan de Teleportboulevard 120) [6] , alwaar de bedrijven Pijper Media B.V. [7] (zijnde de uitgever van het tijdschrift Panorama) en [naam B.V.] . [8] kantoor houden, die beide ook aangifte deden. In laatstgenoemd bedrijfspand bevond zich ten tijde van het incident de medewerkster, [naam medewerkster] , op ongeveer vijftien á twintig meter van de inslag. [9] Getuige [naam medewerkster] hoorde om 23:04 uur een enorme knal en zag dat het raam op de begane grond brak. [10] Hetzelfde verklaarde getuige [naam getuige] , die op dat moment over de Teleportboulevard fietste en als gevolg van de enorme knal bijna van haar fiets werd geblazen. [11] Uit de aangifte van [naam 1] , namens Pijper Media B.V., volgt dat als gevolg van het incident de ramen stuk waren en er scheuren in de muren en het plafond zaten. [12] Volgens aangever [naam 2] , namens Tauro Beheer B.V., zijn de ruiten van het pand vernield en is er (binnen) schade ontstaan aan de luxaflex en de muren. [13]
De werking van een antitankraketwapen
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) beschrijft de werking van een antitankraketwapen als volgt. Wanneer de kop van de antitankbrisantgranaatraket, waarin zich het ontstekingsmechanisme bevindt, een voldoende hard oppervlak raakt, wordt via een meertrapssysteem de springstof (op basis van HMX, zijnde een type springstof) tot ontploffing gebracht. Door de ontploffing van de springstof ontstaan hitte, brisantie (dat is de allesvernietigende werking van een exploderende springstof op zijn directe omgeving) en een schokgolf. [14] In de raketmotor worden 37 staven buskruit tegelijkertijd ontstoken. Dit leidt tot de uitstoot van zeer hete verbrandingsgassen met hoge snelheid aan de achterkant van de lanceerbuis. Het is zeker niet ondenkbaar dat een ruit op enkele meters afstand door de uitstoot van hete gassen uit de lanceerbuis zal breken. [15] Een antitankraketwapen is een wapen in de zin van categorie II van de Wet Wapens en Munitie. [16]
TCI-meldingen
In de periode voorafgaand aan het incident ontving het Team Criminele Inlichtingen meldingen (hierna: TCI-meldingen) uit een op dat moment lopend opsporingsonderzoek. Deze TCI-meldingen hielden in dat [medeverdachte 1] , samen met een ander [naam motorclub] -lid, mogelijk bezig was met de voorbereiding van een liquidatie of een ander ernstig misdrijf. Dit misdrijf zou mogelijk in de buurt van Amsterdam Sloterdijk plaatsvinden.
Maandag 18, dinsdag 19 en woensdag 20 juni 2018
Uit opgenomen tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 1] [17] op 18 juni 2018 [medeverdachte 2] [18] belt. Na een kort gesprek neemt een onbekend gebleven derde de telefoon van [medeverdachte 1] over en [medeverdachte 2] antwoordt hem dat hij ‘
altijd wakker is voor geld verdienen’. [19] Eén dag later, 19 juni 2018, belt [medeverdachte 1] wederom [medeverdachte 2] en zegt hem dat ‘
donderdag, één, twee daagjes, ook niet uitmaakt of wel’. [20] Op 20 juni 2018 om 17:31:10 uur belt [medeverdachte 1] met [naam 3] [21] omdat hij samen met hem een stukje wil rijden. [22] Op de camerabeelden van de Texaco aan de Europabaan 2 in Woerden is te zien dat een persoon, in een wit shirt met een opvallend rond logo op de rug, om 18:06 uur het terrein oploopt en om 18:21 uur een Mercedes instapt. [23] Deze persoon is door vijf verbalisanten herkend als [naam 3] . [24] De Mercedes (kenteken [kenteken] ) staat op naam van [medeverdachte 1] . [25] Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [naam 3] blijkt dat hij via Woerden en Breukelen naar Amsterdam rijdt en daarna weer terugrijdt naar Woerden. [26] De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op hetzelfde moment als de telefoon van [naam 3] zendmasten aan in Amsterdam, waaronder op het Orlyplein, nabij Amsterdam Sloterdijk. [27] Uit de bij Vialis bevraagde kentekens volgt dat de Mercedes van [medeverdachte 1] op 20 juni 2018 om 20:01:56 uur is geregistreerd in Amsterdam. [28] Op de camerabeelden van het bedrijfspand van KPN, gevestigd op de Teleportboulevard, zien verbalisanten om 19:40:12 uur een zilverkleurige Mercedes van exact hetzelfde type als die van [medeverdachte 1] . Verbalisanten zien dat de auto stopt op de Teleportboulevard, de bestuurder uitstapt, na twintig seconden weer instapt en wegrijdt. Kort daarna rijdt de Mercedes terug en staat hij op dezelfde plek stil, waarna hij zijn weg vervolgt en de Kingsfordweg oprijdt. Rijdend in de richting van de Changiweg staat de Mercedes even later weer stil, nu midden op de kruising met de Teleportboulevard. De bijrijder stapt uit, de Mercedes keert om en twee minuten later stapt de bijrijder weer in waarna de auto om 19:54 uur uit beeld verdwijnt. Gerelateerd wordt dat de bijrijder die uitstapt, hetzelfde witte shirt met opvallend rond logo draagt als [naam 3] bij de Texaco in Woerden. [29]
Direct na het wegrijden belt [medeverdachte 1] om 19:52 uur naar [naam restaurant] , een Surinaams restaurant aan de Ceintuurbaan in Amsterdam, en wordt daarbij in de wacht gezet. Ondertussen praat [medeverdachte 1] tegen de man in zijn auto:
‘Hier tussendoor moet je d’r uit. Autootje zo. Pap, pap, pap, pam. Ja, maar hier d’r uit. Je moet ook niet met je auto daar gaan staan. Hier moet de auto staan. Kijk, want ken je gelijk zo d’r af. Gelijk de snelweg op. Snap je?’ [30]
Uit de telefoongegevens van [naam 3] en [medeverdachte 1] volgt dat zij om 20:56:44 uur respectievelijk 20:57:54 uur beiden (terug) in Woerden zijn.
Donderdag 21 juni 2018, begin van de avond
Op 21 juni 2018, omstreeks 19:15 uur, zagen verbalisanten tijdens een observatie de Mercedes van [medeverdachte 1] geparkeerd staan op de Teleportboulevard ter hoogte van perceel 110. Uit de doorgang tussen de percelen 110 en 120-142 kwamen twee mannen aanlopen die de Mercedes instapten en wegreden. [31] Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] volgt dat zijn telefoon die dag om 19:13 uur bij het Orlyplein te Amsterdam was. [32] Uit de telefoongegevens van [verdachte] blijkt dat zijn telefoon tussen 18:31 en 18:45 uur in Amsterdam is, waarna ongeveer een uur geen telefoonverkeer plaatsvindt. [33] Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij die dag, samen met een ander, in de buurt van het gebouw is geweest waar later die avond op is geschoten. [34] Voornoemd bezoek is ook op camerabeelden vastgelegd, waarop te zien is dat twee personen uit de Mercedes stappen en tussen 19:12 uur en 19:18 uur op en rondom de Teleportboulevard lopen. Hierna stappen zij in en rijden zij weg. [35] Om 19:25 uur registreert een Vialis-camera de Mercedes van [medeverdachte 1] op de Henk Sneevlietweg in Amsterdam. Om 19:43 uur stralen de telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] een mast aan in Kockengen en om 20:51 uur in Woerden. [36]
Donderdag 21 juni 2018, later die avond
Om 20:51 uur is de telefoon van [verdachte] geregistreerd in Woerden. Datzelfde geldt voor de telefoon van [medeverdachte 2] om 21:54 uur. [37] Rond deze tijdstippen is ook [medeverdachte 1] in Woerden, zo volgt uit een telefoongesprek om 21:16 uur tussen hem en [naam 4] waarin op de achtergrond een stem wordt gehoord die is herkend als de stem van [medeverdachte 2] . [38] De eerstvolgende registratie van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 2] vindt plaats om 23:18:29 uur in de buurt van Schiphol [39] respectievelijk 01:00:46 uur (op 22 juni 2018) in Spijkenisse. [40]
Om 22:56 uur arriveren [medeverdachte 1] en [naam 5] [41] bij de [naam bar] , een bar nabij de Henk Sneevlietweg en de snelweg A10 in Amsterdam, alwaar zij tot 23:10 verblijven. [42] Om 23:00 uur is een zilvergrijze Renault Clio (kenteken [kenteken] ), die volgens RDW-gegevens op naam van [verdachte] staat [43] , door een camera gefilmd, rijdend over de Kimpostraat in de richting van de Arlandaweg in Amsterdam. [44] [verdachte] reed naar eigen zeggen met zijn auto naar de Teleportboulevard. Hij moest daar iemand afzetten, trad als chauffeur op, moest op de uitkijk staan en diezelfde persoon daarna weer ergens afzetten. Hij wist niet wat diegene van plan was. Deze persoon legde voordat hij instapte iets in zijn kofferbak en pakte dit bij het uitstappen eruit. Het was een langwerpig voorwerp dat in een zak zat. [verdachte] verklaart niet te hebben gezien wat er in die zak zat. [45] Verbalisanten zien op camerabeelden dat twee mannen over de Arlandaweg lopen. Tussen beiden constateren zij op een opvallend lengteverschil en zij zien dat de kleinste van de twee een buisvormig voorwerp in zijn hand vasthoudt. Om 23:03 uur steken zij de straat over, in de richting van de Teleportboulevard 110, en verdwijnen zij uit beeld. Om 23:04 uur rent de langere van de twee hard richting de plek waar zij even daarvoor vandaan kwamen. Tijdens deze sprint vindt er een enorme lichtflits achter hem plaats. Enkele seconden later rent de kleinere man achter de langere man aan, in de richting van wat later de Renault van [verdachte] bleek te zijn. Geen van beiden draagt dan het buisvormige voorwerp bij zich. Om 23:05 uur rijdt de Renault in de richting van de Haarlemmerweg en om 23:10 uur registreert Vialis deze op de Henk Sneevlietweg. [46] Op camerabeelden van de [naam bar] , waar [medeverdachte 1] en [naam 5] op het terras zitten, is te zien dat een man die grote gelijkenis vertoont met [medeverdachte 1] om 23:10:27 uur opstaat en wegloopt. Om 23:10:35 uur komt de Renault het parkeerterrein oprijden, waarna om 23:10:44 uur ook [naam 5] opstaat en met versnelde pas wegloopt. [47] [medeverdachte 1] belt om 23:37:45 uur met [naam 3] en vertelt hem: ‘
[bijnaam] heeft z’n ding gedaan he, dan weet je dat.’ ‘Nee joh!’reageert [naam 3] , waarna beiden lachen. [48] Uit een proces-verbaal volgt dat [medeverdachte 1] zichzelf tegenover anderen kennelijk ‘ [bijnaam] ’ noemt. [49] De telefoon van [medeverdachte 1] maakt om 23:38:16 uur verbinding met een zendmast in Woerden. [50]
Aanhoudingen
Op 22 juni 2018 is [medeverdachte 1] in zijn woning aangehouden [51] en is zijn Mercedes in beslag genomen. [52] De Renault op naam van [verdachte] is op 28 juni 2018 in beslag genomen [53] en op 9 juli 2018 is [verdachte] aangehouden. [54] In de penitentiaire inrichting in [plaats] is op 31 juli 2018 een gesprek afgeluisterd en opgenomen tussen [verdachte] en iemand die hem bezoekt. Te horen is dat [verdachte] vraagt of het goed gaat met ‘die kleine blaka, [medeverdachte 2] ’. Volgens [verdachte] moet ‘
hij er zoveel mogelijk buiten blijven, want ze zijn aan het loekoe. Iedereen wordt getapt.’ [55] Op zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij [medeverdachte 2] bedoelde met ‘kleine blaka’. [56] [medeverdachte 2] is op 28 augustus 2018 aangehouden. [57]
Rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)
Op de plaats van het delict zijn op 22 juni 2018 van één van de vernielde ruiten ter hoogte van de Teleportboulevard 110 twee soorten glasmonsters genomen: van de binnen- en buitenzijde van de ruit. Deze zijn veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer [nummer] . [58] Door het NFI zijn de monsters gecodeerd als referentieglas ( [nummer] ) A en ( [nummer] ) B. [59]
De in beslag genomen Renault van [verdachte] is onderzocht en daaruit werd een aantal sporendragers veiliggesteld, waaronder een zuigmonster van de achterbank ( [nummer] ). [60] Dit zuigmonster bleek na onderzoek, tien voor analyse geschikte, op glas lijkende, sporen te bevatten, die door het NFI zijn vergeleken met het referentieglas. Vier van deze glassporen bleken niet te onderscheiden van referentieglas A en 3 glassporen bleken niet te onderscheiden van referentieglas B. Het NFI concludeert dat de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek
zeer veel waarschijnlijker(bewijskracht 10.000-1.000.000) zijn wanneer de glassporen afkomstig zijn van het referentieglas (A en B) dan wanneer alle onderzochte glassporen afkomstig zijn van een willekeurige ander(e) ruit of glazen object. [61]
Ook in de Mercedes van [medeverdachte 1] is een sporenonderzoek uitgevoerd waarbij onder meer van het linker zitvlak van de achterbank een zuigmonster is genomen. Het resultaat hiervan is veiliggesteld onder [nummer] . [62] Ook hierin is een aantal glassporen aangetroffen, waarvan een tweetal geschikt voor analyse. Eén glasspoor hiervan is volgens het NFI niet te onderscheiden van het referentieglas A. Hiervoor geldt dat de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek
veel waarschijnlijker(bewijskracht 100-10.000) zijn wanneer dit glasspoor afkomstig is van referentieglas A, dan wanneer alle onderzochte glassporen afkomstig zijn van een willekeurige ander(e) ruit of glazen object.
Verder is op de plaats van het delict een lanceerbuis aangetroffen en veiliggesteld onder nummer [nummer] . [63] Hierop heeft het NFI DNA aangetroffen. Er is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen gevonden in een bemonstering ( [nummer] #02) van de randen van het klepje, de randen van het uitgeschoven deel van de lanceerbuis en de randen van het vaste vizier. [64] Daarnaast is in de bemonstering van het middelste deel van de lanceerbuis, inclusief de twee bedieningsknoppen, een DNA-mengprofiel ( [nummer] #03) gevonden van minimaal vier personen. [65] Het NFI concludeert dat [medeverdachte 2] in beide DNA-mengprofielen één van de donoren van DNA kan zijn. Volgens het NFI is het verkregen DNA-mengprofiel [nummer] #02 ten minste 100.000 keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 2] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [66] Verder stelt het NFI dat het verkregen DNA-mengprofiel [nummer] #03 ten minste één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 2] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen. [67]
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij acht de verklaring van [verdachte] dat hij niet op de hoogte was van de geplande beschieting ongeloofwaardig, en acht het medeplegen van het teweeg brengen van een ontploffing en het medeplegen van het vernielen van een gebouw bewezen (zoals onder 1. en 2. ten laste gelegd). Ten aanzien van beide feiten acht zij het ten laste gelegde gemeen gevaar voor goederen aanwezig. Volgens de officier van justitie dient hierbij vrijspraak te volgen van het (levens)gevaar voor personen. Het onder 4. ten laste gelegde voorhanden hebben van een antitankraketwapen acht zij bewezen. In haar op schrift gestelde requisitoir, heeft zij hiertoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.3
Standpunt van de verdediging
4.3.1.
Onherstelbare vormverzuimen
De raadsman is van mening dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waardoor het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juli 2018 om 14:10 uur dient te worden uitgesloten van het bewijs. Uit voornoemd proces-verbaal volgt niet dat verdachte uitdrukkelijk en ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht op verhoorbijstand. Dit terwijl hij 23 minuten eerder aangaf gebruik te willen maken van dat recht. Zijn toenmalige raadsman gaf te kennen dat verdachte zich door hem wilde laten bijstaan. Er was geen enkele reden eerder te starten met het verhoor. Hoewel verdachte kennelijk heeft aangegeven het goed te vinden te beginnen met het verhoor, zonder zijn raadsman, kan daaruit niet worden afgeleid dat hij daarmee ondubbelzinnig afstand deed van het recht op verhoorbijstand. Verdachte is hiermee in zijn verdedigingsbelang geschaad en dit heeft bovendien de eerlijkheid van het proces aangetast. Nu hiervoor geen compensatie geboden kan worden, is het gebruik van voornoemd proces-verbaal ontoelaatbaar.
Ten tweede stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verklaringen van [medeverdachte 1] , [naam medewerkster] en [naam 1] uitgesloten dienen te worden van het bewijs. De verdediging heeft namelijk verzocht deze getuigen te horen en dat verzoek is afgewezen. Hun verklaringen worden onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten derde verzoekt de raadsman de processen-verbaal die zien op de TCI-meldingen uit te sluiten van het bewijs, gelet op artikel 344a lid 3 Sv. Die processen-verbaal zijn niet voor het bewijs bedoeld en de verdediging mocht de informatieverstrekkers niet horen.
4.3.2.
Standpunt van de raadsman ten aanzien van het ten laste gelegde
Uit de schriftelijke pleitnotities en hetgeen hij in aanvulling daarop ter terechtzitting naar voren heeft gebracht volgt dat de raadsman zich op het standpunt stelt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Verdachte was niet mee toen [naam 3] en [medeverdachte 1] op 20 juni 2018 in de omgeving van de Teleportboulevard waren. Op 21 juni 2018 is hij in de vroege avond wel met iemand op de Teleportboulevard geweest, maar daarvan is niet komen vast te staan dat dat een ‘voorverkenning’ was, zoals de officier van justitie dat noemt. De telecomgegevens tussen [medeverdachte 1] en verdachte mogen enige relatie veronderstellen tussen beiden, maar dat bewijst nog geen betrokkenheid bij het ten laste gelegde. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte niet wist wat er op de (late) avond van 21 juni 2018 zou gebeuren. Eerder die dag is hem slechts verteld waar hij op de uitkijk moest staan. Hij heeft niet gezien wat de dader uit de achterbak van zijn auto haalde. Hij zag slechts iets in een zak verpakt. Op de camerabeelden is ook niet te zien wat de dader precies in zijn handen heeft en uit de beelden kan ook niet worden afgeleid dat verdachte daar zicht op had.
Verdachte heeft verklaard met ‘kleine blaka’ [medeverdachte 2] te bedoelen, maar dat betekent geenszins dat zij zich samen aan de beschieting hebben schuldig gemaakt.
De raadsman stelt dat verdachte geen opzet had op het teweeg brengen van een ontploffing en ook niet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarom dient vrijspraak van het onder 1. en 2. ten laste gelegde te volgen. Omdat er geen sprake is van levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, dient verdachte in ieder geval hiervan te worden vrijgesproken. Ook stelt de raadsman dat het onder 3. ten laste gelegde niet kan worden bewezen wegens het ontbreken van opzet.
Indien de rechtbank toch concludeert tot enige betrokkenheid, is verdachte niet aan te merken als medepleger. Er is geen sprake van een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Verdachte had geen rol in de voorbereiding. Hij heeft slechts gefungeerd als chauffeur en hij heeft op de uitkijk gestaan. Hij nam geen deel aan de besluitvorming en mocht geen vragen stellen.
Tot slot kan het voorhanden hebben van het antitankraketwapen, onder 4. ten laste gelegd, niet worden bewezen. Verdachte had hiervan geen wetenschap en kon hierover ook niet beschikken.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Onherstelbare vormverzuimen?
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er geen sprake is van enig (onherstelbaar) vormverzuim.
Ten aanzien van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juli 2018 om 14:10 uur, overweegt de rechtbank dat verbalisanten verdachte hebben medegedeeld dat zij het verhoor wilden starten zonder zijn raadsman. Mocht verdachte echter tijdens het verhoor contact willen opnemen met zijn raadsman, dan zou hij daartoe in de gelegenheid gesteld worden. Verdachte heeft hierop verklaard dat dat goed was. [68] Nadat verbalisanten verdachte een aantal vragen stelden, en hij (inhoudelijk) antwoordde, verklaarde verdachte dat hij wilde wachten tot zijn raadsman er was. Verdachte werd medegedeeld dat hij dat recht had en dat ze op een ander moment door zouden gaan. Verdachte reageerde dat dat goed was, dat hij op zijn raadsman zou wachten en dat zij daarna verder zouden gaan. Nogmaals wordt verdachte erop gewezen dat hij recht daarop heeft en dat het verhoor dan wordt afgesloten, hetgeen op dat moment dat ook daadwerkelijk gebeurt. [69] De rechtbank stelt vast dat verdachte toestemming heeft gegeven te worden verhoord zonder aanwezigheid van zijn raadsman, dat hem de mogelijkheid is geboden telefonisch contact op te nemen met zijn raadsman en dat verbalisanten de wens van verdachte om te stoppen met het verhoor tot zijn raadsman erbij zou zijn, hebben gerespecteerd. Volgens de rechtbank is er dus geen sprake van vormverzuim. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat voornoemd proces-verbaal niet tot het bewijs is gebezigd.
Het enkele feit dat het verzoek van de raadsman om [naam medewerkster] , [naam 1] en [medeverdachte 1] als getuige te horen is afgewezen, is geen reden om hun verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
Tot slot overweegt de rechtbank dat het niet voor het bewijs gebruiken van TCI-meldingen, gelet op artikel 344a Sv, staande praktijk is.
4.4.2.
Oordeel over het onder 1. en 2. ten laste gelegde
Vast staat dat op 21 juni 2018 met een antitankraketwapen (type M80) een antibrisantgranaatraket is afgevuurd op het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is wie hiervoor verantwoordelijk is/zijn. Op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden uit het procesdossier, oordeelt de rechtbank als volgt.
Wanneer [medeverdachte 2] op 18 juni 2018 door [medeverdachte 1] wordt gebeld, verklaart [medeverdachte 2] (aan een onbekend gebleven derde die aan de telefoon komt) dat hij ‘
altijd wakker is voor geld verdienen’. De volgende dag, 19 juni 2018, zegt [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] telefonisch dat ‘
donderdag, één, twee daagjes, ook niet uitmaakt’. Twee dagen na 19 juni 2018 vindt de beschieting op de Teleportboulevard plaats.
Uit de camerabeelden, de historische gegevens en de kentekenregistratie van de Mercedes leidt de rechtbank af dat op 20 juni 2018 [medeverdachte 1] en [naam 3] richting Amsterdam rijden en stoppen op de Teleportboulevard. De Mercedes staat hier meermaals stil en de inzittenden stappen uit en in. De rechtbank gaat er vanuit dat dit ging om een voorverkenning, mede gelet op hetgeen daarna in de auto door [medeverdachte 1] wordt gezegd: ‘
Hier tussendoor moet je d’r uit. Autootje zo. Pap, pap, pap, pam. Ja, maar hier d’r uit. Je moet ook niet met je auto daar gaan staan. Hier moet de auto staan. Kijk, want ken je gelijk zo d’r af. Gelijk de snelweg op. Snap je?’. Kennelijk wordt besproken waar de auto moet staan om snel weg te kunnen komen.
Op 21 juni 2018 werd de Mercedes van [medeverdachte 1] tussen 19:12 en 19:18 uur wederom gezien op de Teleportboulevard. Dit was ter hoogte van perceel 110. De rechtbank gaat er van uit dat de twee mannen die komen aanlopen bij de doorgang tussen de percelen 110 en 120-142 en uiteindelijk wegrijden in de Mercedes, [medeverdachte 1] en [verdachte] waren. [verdachte] heeft verklaard dat hij daar toen samen met iemand is geweest. Uit de verkeersgegevens van de telefoons en de pintransactie bij de Intersport [70] kan worden afgeleid dat hij die dag omstreeks 17:00 uur samen met [medeverdachte 1] kleding heeft gekocht in Woerden en dat zij samen aan het begin van de avond naar Amsterdam zijn gegaan. De rechtbank gaat ervan uit dat zij hier waren voor een nadere voorverkenning in het kader van de latere beschieting.
De beschieting vond plaats om 23:04 uur op de avond van 21 juni 2018.
‘Twee daagjes’na 19 juni 2018 dus, zoals [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] aan de telefoon had aangegeven. Minder dan twee uur daarvoor waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen. De stem van [medeverdachte 2] was namelijk op de achtergrond te horen toen [medeverdachte 1] om 21:16 uur een telefoongesprek voerde met [naam 4] . Rond dat tijdstip is de telefoon van [medeverdachte 2] geregistreerd in Woerden. Datzelfde geldt voor de telefoon van [verdachte] . De rechtbank gaat ervan uit dat zij elkaar hebben getroffen in het kader van de beschieting die later die avond heeft plaatsgevonden.
[medeverdachte 1] was niet bij de beschieting aanwezig. Hij was op dat moment samen met [naam 5] bij de [naam bar] in Amsterdam. [verdachte] was wél aanwezig bij het incident. Hij moest ‘iemand’ afzetten op de Teleportboulevard, op de uitkijk staan en diezelfde persoon daarna wederom ‘ergens’ afzetten. Deze persoon legde voordat hij instapte iets in zijn kofferbak en pakte dit bij het uitstappen eruit. Het was een langwerpig voorwerp. Dit volgt ook uit de camerabeelden waarop de Renault van [verdachte] te zien is. Hieruit stappen twee mannen en zij lopen in de richting van de Teleportboulevard 110. Eén van de twee is lang en de rechtbank merkt hem aan als [verdachte] . De ander is klein en draagt een buisvormig voorwerp. Wanneer om 23:04 uur de antibrisantgranaatraket is afgeschoten, rennen beiden terug naar de Renault. Het buisvormig voorwerp, wat gelet op het voorgaande volgens de rechtbank het antitankraketwapen moet zijn geweest, is achtergebleven. Om 23:10 uur wordt de Renault geregistreerd op de Henk Sneevlietweg en om 23:10:35 uur rijdt de Renault het parkeerterrein op van de [naam bar] . Op dat moment staan [medeverdachte 1] en [naam 5] op en lopen zij het terras af. De rechtbank concludeert dat de [naam bar] de plek is geweest waar [verdachte] ‘iemand’ moest afzetten en dat zij daar [medeverdachte 1] treffen. [medeverdachte 1] is hierna teruggereden naar Woerden. Als hij om 23:37:45 uur [naam 3] opbelt, en zijn telefoon een zendmast in Woerden aanstraalt, vertelt hij hem: ‘
[bijnaam] heeft z’n ding gedaan he, dan weet je dat.’
Dat [verdachte] ook daadwerkelijk iemand heeft afgezet blijkt uit het volgende. Op 22 juni 2018, de ochtend na de aanslag, is de Mercedes van [medeverdachte 1] in beslag genomen en op 28 juni 2018 is datzelfde gebeurd met de Renault van [verdachte] . In beide auto’s zijn glassporen gevonden die vervolgens door het NFI zijn vergeleken met referentieglas afkomstig van de plaats van het delict. Gelet op de mate van waarschijnlijkheid dat de in de auto’s aangetroffen glasdeeltjes afkomstig zijn van de plaats van het delict, in combinatie met het feit dat [verdachte] heeft verklaard op de plaats van het delict te zijn geweest met een ander, die volgens de rechtbank het gebruikte antitankraketwapen droeg, en die na afloop van de beschieting bij [verdachte] achterin de auto zat en hij diegene kennelijk bij de [naam bar] afzette, concludeert de rechtbank dat de in beide auto’s gevonden glassporen afkomstig zijn van de plaats van het delict.
Ten aanzien van de vraag wie de ‘kleinere persoon’ is met wie [verdachte] op de beelden te zien is, terwijl zij naar de Teleportboulevard lopen en na de beschieting wegrennen richting de Renault, acht de rechtbank het volgende van belang.
In de periode na de beschieting is in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] op 31 juli 2018 een gesprek afgeluisterd en opgenomen tussen [verdachte] en een bezoeker. [verdachte] zegt in dit gesprek dat ‘die kleine blaka, [medeverdachte 2] ’, waarmee hij volgens de rechtbank [medeverdachte 2] bedoelt, ‘er zoveel mogelijk buiten moet blijven’. Gelet hierop, en op het feit dat [medeverdachte 2] op de avond van de beschieting om 21:16 uur nog bij [medeverdachte 1] was, zijn telefoon tussen 21:54 uur tot 01:00:46 uur geen zendmasten heeft aangestraald en zijn signalement overeenkomt met de kleinere man op de camerabeelden die het antitankraketwapen droeg vlak voor de beschieting, oordeelt de rechtbank dat [medeverdachte 2] de persoon is geweest die samen met [verdachte] om 23:04 uur met een antitankraketwapen op de Teleportboulevard 110 was en een antitankbrisantgranaatraket op de Teleportboulevard 120-142 afschoot. Daarbij komt dat de op de camerabeelden te zien is dat [verdachte] hard wegrent, er tijdens deze sprint een enorme lichtflits achter hem plaatsvindt en enkele seconden daarna de kleinere man achter [verdachte] rent. Hierdoor is het hoogstwaarschijnlijk dat [medeverdachte 2] de antibrisantgranaatraket afschoot. Dit oordeel wordt ondersteund door het op het antitankraketwapen aangetroffen DNA-mengprofiel, dat een match heeft opgeleverd met het DNA van [medeverdachte 2] .
Een ander scenario dan dat hierboven door de rechtbank uiteen is gezet, is door geen van de drie verdachten aannemelijk gemaakt.
4.4.3.
Medeplegen
[verdachte] heeft (pas) tijdens de inhoudelijke behandeling op 20 mei 2019 verklaard over zijn rol ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Gelet op wat hierboven door de rechtbank is overwogen, schuift de rechtbank de verklaring van [verdachte] dat hij niet wist wat er op de avond van 21 juni 2018 zou gebeuren, als ongeloofwaardig terzijde. Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank immers af dat [verdachte] eerder die dag met [medeverdachte 1] in Woerden was en dat hij die dag ook al samen met hem op de (latere) plaats van het delict was geweest. Hij liep daar samen met [medeverdachte 1] rondom de gebouwen gevestigd aan de Teleportboulevard 110 en 120-142. [verdachte] heeft verklaard dat hem tijdens dat bezoek is verteld waar hij later die avond op de uitkijk moest staan. Dit betekent dat hij een rol in de voorbereiding heeft gespeeld. Ook tijdens de uitvoering vervulde [verdachte] een belangrijke rol. De rechtbank stelt vast dat hij samen met [medeverdachte 2] naar de Teleportboulevard is gereden, met hem mee is gelopen richting perceel 110 en dat vanaf daar de antitankbrisantgranaatraket is afgevuurd. [verdachte] verklaart dat hij zag dat er een voorwerp meegenomen werd. Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 2] een buisvormig voorwerp draagt. Duidelijk te zien is dat [medeverdachte 2] op dat moment het voorwerp naast zijn lichaam heeft en dat er niets lijkt te zijn gedaan om dit te verhullen, zoals bijvoorbeeld een zak waarover [verdachte] heeft verklaard. Na de beschieting renden [verdachte] , die kennelijk vertrouwen genoot van [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 2] hard terug naar de Renault waarna [verdachte] [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] afzette. Bijna zes weken later verklaarde [verdachte] dat ‘
die kleine blaka’, [medeverdachte 2] , ‘
er zoveel mogelijk buiten moet blijven.’
Het voornoemde betekent dat de bewijsmiddelen weerspreken dat [verdachte] slechts op de uitkijk zou hebben gestaan en als chauffeur zou hebben gefungeerd. Bovendien is het naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig dat [verdachte] de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht zonder ook maar een idee te hebben wat er stond te gebeuren.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is, gelet op de rol van [verdachte] in de voorbereiding en zijn rol tijdens en direct na de uitvoering, zoals hierboven is overwogen. Daarmee acht de rechtbank het onder 1. en 2. tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.4.4.
Kwalificatie van het onder 1. en 2. ten laste gelegde
Volgens de rechtbank was er sprake van een ontploffing. Gewezen wordt op de rapportage van het NFI waarin beschreven staat dat wanneer de kop van de antitankbrisantgranaatraket een hard oppervlak raakt, zoals een muur, een springstof tot ontploffing wordt gebracht. Als gevolg hiervan is zowel de buitenkant van de Teleportboulevard 120-142 als de inventaris beschadigd. Uit de aangifte en de foto’s volgt immers dat de ramen stuk waren en er scheuren in de muren en het plafond zaten. Ook het gebouw hiertegenover, aan de Teleportboulevard 110, is beschadigd. Hiervan zijn de ruiten vernield en is er schade ontstaan aan de luxaflex en de muren. Deze schade is te verklaren door de uitstoot van verbrandingsgassen (met zeer hoge snelheid) aan de achterkant van de lanceerbuis. Volgens het NFI kunnen ruiten op enkele meters afstand hierdoor breken. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1. en 2. ten laste gelegde, in die zin dat zij oordeelt dat er, tezamen en in vereniging, opzettelijk een ontploffing teweeg is gebracht respectievelijk een gebouw is beschadigd, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
4.4.5.
Vrijspraak
4.4.5.1. Van het onder 1. en 2. ten laste gelegde gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat door de inslag van de antitankbrisantgranaatraket het in artikel 157 Sr en het in artikel 170 Sr bedoelde gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar niet te duchten is geweest. Om in een dergelijk geval het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te kunnen aannemen, is vereist dat uit de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Of de daders zelf dat gevaar wellicht niet hebben voorzien, is in dit verband dus niet van belang.
De rechtbank stelt dat als algemene ervaringsregel heeft te gelden dat kantoorgebouwen, zoals die van een mediabedrijf als Pijper Media B.V., waarin vertrouwelijke en/of (media)gevoelige informatie aanwezig is, in het algemeen 's nachts bewaakt worden. Op het moment van de explosie en de inslag was ook daadwerkelijk een persoon, [naam medewerkster] , op de begane grond aanwezig. Vast staat dat zij geen letsel heeft overgehouden aan het incident. Volgens aangeefster [naam aangeefster] (namens [naam B.V.] ) stond [naam medewerkster] op vijftien meter van de inslag en volgens NFI-deskundige Van den Berg -Hulsbergen op ongeveer twintig meter. De deskundige stelt dat [naam medewerkster] onder voornoemde omstandigheden zeer waarschijnlijk geen levensgevaar te duchten heeft gehad. Ook rondvliegende glasscherven vormden volgens de deskundige geen gevaar, omdat [naam medewerkster] zich op voldoende afstand bevond om buiten het bereik ervan te blijven. Gelet op wat door het NFI blijkens het rapport van 3 augustus 2018 is vastgesteld en gelet op het verhoor van deskundige bij de rechter-commissaris op 9 mei 2019 met betrekking tot het gevaar, is de rechtbank van oordeel dat voor [naam medewerkster] geen levensgevaar dan wel zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Van deze strafverzwarende omstandigheid wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
4.4.5.2. Van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van poging tot moord, doodslag of zware mishandeling te komen, dient er sprake te zijn van opzet. Van zogenoemd ‘vol opzet’ blijkt niet uit het procesdossier. In dat geval dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van voorwaardelijk opzet? Hiervoor is vereist dat bewust de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg bestond en is aanvaard. Hoewel het schieten met een antitankwapen in de volksmond als ‘levensgevaarlijk’ zal worden beschouwd, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er in dit specifieke geval een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel of het overlijden van iemand bestond.
De rechtbank spreekt verdachte aldus vrij van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet.
4.4.6.
Oordeel over het onder 4. ten laste gelegde
Zoals onder 4.4.3. is overwogen, acht de rechtbank het standpunt van [verdachte] ongeloofwaardig en wijst zij hem aan als medepleger. De rechtbank concludeert dat [verdachte] op de hoogte was van de beschieting en dus ook wist van de aanwezigheid van het antitankraketwapen in zijn eigen auto waarin hij op dat moment reed. Hierdoor kan niet anders geconcludeerd worden dan dat [verdachte] wetenschap moet hebben gehad van, en de beschikkingsmacht had over, het antitankraketwapen. Het voorhanden hebben van een antitankraketwapen, en de daarbij horende munitie, is strafbaar gesteld in de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
op 21 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), een projectiel afgeschoten op enig gebouw, te weten Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 en de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris, te duchten was;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 21 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een gebouw, te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam opzettelijk heeft beschadigd, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), een projectiel afgeschoten op voornoemd gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten Teleportboulevard 120-142 en de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris, te duchten was;
ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde:
hij op 21 juni 2018 te Amsterdam een wapen van categorie II, te weten een antitankbrisantgranaatwerper (type M80) en munitie van categorie II, te weten een projectiel behorend bij voornoemde antitankbrisantgranaatwerper, voorhanden heeft gehad.

6.Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door haar onder 1., 2. en 4. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat er geen sprake is van een aanslag op de persvrijheid, mede omdat volgens hem niet vastgesteld kan worden dat bewust het bedrijfspand van Panorama is beschoten. Het motief is onduidelijk gebleven en ook de opdrachtgever is niet bekend geworden. Indien verdachte had geweten wat er op de bewuste avond te gebeuren stond, was hij nooit meegegaan. Volgens de raadsman dient de rechtbank in haar oordeel mee te wegen dat verdachte niet als initiatiefnemer aangewezen kan worden en slechts chauffeur was en op de uitkijk heeft gestaan. Bovendien heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd. Tot slot speelt een rol dat, indien verdachte wordt veroordeeld, de mogelijkheid bestaat dat een of meerdere vorderingen van benadeelde partijen worden toegewezen. Dit voelt volgens de raadsman ook als een straf.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het afschieten van een antitankbrisantgranaatraket op een gebouw. Dit heeft aanzienlijke materiële schade opgeleverd. Waarom hij en zijn medeverdachten met een antitankbrisantgranaatraket het gebouw hebben beschoten, is onduidelijk gebleven. Verdachte heeft namelijk ontkend dat hij wist wat er die avond zou gebeuren. Zoals eerder naar voren gekomen, gelooft de rechtbank verdachte op dit punt niet. Het motief van de beschieting is onduidelijk gebleven. De media daarentegen hebben zich uitvoerig uitgelaten over vermeende motieven van verdachte en zijn medeverdachten. Zo zou er sprake zijn geweest van een aanslag op het kantoorgebouw van Panorama, wat een aanval op de persvrijheid in de Nederlandse rechtsstaat zou betekenen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit slechts speculaties. Van een duidelijke beweegreden voor de daad van verdachte en zijn medeverdachten is op basis van dit procesdossier niets gebleken, en dus zal het gissen blijven naar het motief. Dat de redactie van Panorama gevestigd is in het beschoten gebouw, is dus geen omstandigheid die in strafverzwarende zin meeweegt, zodat de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf komt dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ook zonder een inzicht te hebben gekregen in de beweegredenen, is de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat verdachte en zijn medeverdachten op zeer grove wijze een signaal hebben willen afgeven, door middel van het aanrichten van een aanzienlijke materiële schade aan meerdere gebouwen. Verdachte en zijn medeverdachten leken zich, gelet op de manier waarop zij handelden, onaantastbaar te wanen. Dit afgegeven signaal kan niet anders worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om te intimideren en het duidt erop dat verdachte en zijn medeverdachten maling hebben aan de Nederlandse rechtsstaat. De beschieting van een gebouw, en het in het openbaar rondlopen, met een oorlogswapen getuigt onmiskenbaar van een minachtig voor de in Nederland geldende regelgeving. De rechtbank kan zich voorstellen dat de bewezenverklaarde feiten tot schrik in de samenleving hebben geleid, te meer nu de beschieting in de media werd omschreven als een aanval op de redactie van een bekend tijdschrift. De rechtbank weegt mee in haar oordeel dat de beschieting het gevolg was van een doordacht en vooropgezet plan. De zich tijdens de beschieting in het gebouw bevindende getuige, mag van geluk spreken dat zij zich toevallig op vijftien á twintig meter afstand bevond op het moment van de inslag. Dat zij geen letsel heeft opgelopen is alles behalve aan verdachte en zijn medeverdachten te danken.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van 25 april 2019 van verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Zoals gezegd heeft verdachte ontkend vooraf wetenschap te hebben gehad van de geplande beschieting. Hoewel het verdachte siert dat hij betrokkenheid bij de feiten toegeeft, heeft hij, door te verklaren dat hij vooraf niet wist dat het om een beschieting ging, niet de volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden straf.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer Voorwerp
STK Trainingspak (NIKE) (5600354);
1 STK Vest (NIKE) (5600363);
1 STK Kleding (5600372);
3 STK Trainingsbroek (5600378);
1 STK Broek (NIKE) (5600380);
1 STK Schoenen (MANFIELD) (5600381);
1 STK Simkaart van zaktelefoon (5600283);
1 STK Simkaart van zaktelefoon (5600285);
1 STK Horloge (ROLEX SUBMARINE) (5596554);
1 STK Horloge (ROLEX OYSTER) (5596557);
1 STK Horloge MICHAEL KORS (5596565);
1 STK Zaktelefoon (SAMSUNG S8 EDGE) (5600298);
1 STK Zaktelefoon Kl: Zwart (NOKIA) (5593987).
De officier van justitie is van mening dat alle onder verdachte in beslag genomen voorwerpen retour mogen naar de rechthebbenden.
Teruggave van in beslag genomen goederen
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder 1. tot en met 13. in beslag genomen voorwerpen. Zij merkt hierbij op de officier van justitie heeft aangekondigd dat feitelijke teruggave pas zal plaatsvinden na het onherroepelijk worden van het vonnis.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
Vordering van de benadeelde partijen
Tauro Beheer B.V. (feiten 1 en 2)
De benadeelde partij Tauro Beheer B.V., vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , vordert
€ 7.807,00 (zevenduizend achthonderdzeven euro) aan materiële schadevergoeding minus een geldbedrag ter hoogte van € 3.115,00 (drieduizend honderdvijftien euro) dat blijkens een emailbericht van 25 september 2018 afkomstig van Tauro Beheer B.V. door de verzekering wordt vergoed. Dit komt aldus neer op een verzoek tot schadevergoeding van € 4.692,00 (vierduizend zeshonderdtweeënnegentig euro). De benadeelde partij verzoekt voornoemd geldbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam B.V.] . (feiten 1 en 2)
De benadeelde partij [naam B.V.] ., vertegenwoordigd door [naam aangeefster] , vordert € 8.590,00 (achtduizend vijfhonderdnegentig euro) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen volledig kunnen worden toegewezen inclusief de wettelijke rente. Zij verzoekt de rechtbank daarbij de schadevergoedingsmaatregel te bepalen.
10.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is primair van mening dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen nu hij vindt dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair bepleit hij niet-ontvankelijkheid van Tauro Beheer B.V. in haar vordering nu niet duidelijk is geworden of zij rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] . In het geval Tauro Beheer B.V. ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, stelt de raadsman dat het geldbedrag dat door de verzekering wordt vergoed van het gevorderde geldbedrag dient te worden afgetrokken. Bovendien is Teleportboulevard 110 niet opgenomen in de tenlastelegging, komt glasschade gewoonlijk voor de rekening van de verhuurder, is er geen sprake van rechtstreekse schade en zijn diverse werkzaamheden niet onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [naam B.V.] . stelt de raadsman zich op het standpunt dat de post ‘luxaflex/zonwering’ niet kan worden toegewezen omdat deze post gewoonlijk voor rekening van de verhuurder van het pand zou komen en niet voor rekening van de huurder, zijnde [naam B.V.] . Bovendien zou de BTW van alle posten afgetrokken dienen te worden omdat rechtspersonen die kosten onderling kunnen verrekenen.
10.4.
Oordeel van de rechtbank
Tauro Beheer B.V.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de vertegenwoordigingsbevoegdheid en een volmacht ontbreken en uit het procesdossier geen aanknopingspunten bevat om aan te kunnen nemen dat [naam vertegenwoordiger] bevoegd was tot het indienen van de vordering namens de vennootschap.
[naam B.V.] .
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1. en 2. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is bovendien met stukken onderbouwd, ook wat betreft de kosten voor zonwering. Het standpunt dat deze kosten voor rekening van de verhuurder komen deelt de rechtbank niet, aangezien er een factuur op naam van [naam B.V.] . is bijgevoegd. De rechtbank merkt op dat de kostenposten exclusief BTW zijn gevorderd. De vordering zal daarom integraal worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, te weten 21 juni 2018.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 157 en 170 van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3. primair, 3. subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op,
eendaadse samenloop van:
ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde:
-
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
-
Medeplegen van een gebouw opzettelijk beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en:
ten aanzien van het onder 4. bewezen verklaarde:
-
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de voorwerpen:
1. 1 STK Trainingspak (NIKE) (5600354);
2. 1 STK Vest (NIKE) (5600363);
3. 1 STK Kleding (5600372);
4. 3 STK Trainingsbroek (5600378);
5. 1 STK Broek (NIKE) (5600380);
6. 1 STK Schoenen (MANFIELD) (5600381);
7. 1 STK Simkaart van zaktelefoon (5600283);
8. 1 STK Simkaart van zaktelefoon (5600285);
9. 1 STK Horloge (ROLEX SUBMARINE) (5596554);
10. 1 STK Horloge (ROLEX OYSTER) (5596557);
11. 1 STK Horloge MICHAEL KORS (5596565);
12. 1 STK Zaktelefoon (SAMSUNG S8 EDGE) (5600298);
13. 1 STK Zaktelefoon Kl: Zwart (NOKIA) (5593987).
Verklaart Tauro Beheer B.V. (feiten 1 en 2), gevestigd op het adres Teleportboulevard 110, 1043 EJ Amsterdam, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van [naam B.V.] . (feiten 1 en 2), gevestigd op het adres [adres 1] , toe tot € 8.590,00 (achtduizend vijfhonderdnegentig euro) (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam B.V.] . voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam B.V.] ., aan de Staat
€ 8.590,00 (achtduizend vijfhonderdnegentig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 74 (vierenzeventig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of (een) ander(en) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen, ZD05, 0001
3.PV van bevindingen, ZD08, 0001-0006
4.PV sporenonderzoek, ZD08, 0014
5.PV van verhoor aangever, ZD02, 0007-0008
6.PV van verhoor aangever, ZD02, 0001-0002
7.PV van verhoor aangever, ZD02, 0005-0006
8.PV van verhoor aangever, ZD02, 0003-0004
9.ZD02, 0003-0004 en het verhoor van dr. ir. A.W.C. Van den Berg -Hulsbergen bij de rechter-commissaris op 9 mei 2019.
10.PV van verhoor aangever, ZD03, 0003-0004
11.PV van verhoor aangever, ZD03, 0001-0002
12.PV van verhoor aangever, ZD02, 0005-0006
13.PV van verhoor aangever, ZD02, 0007-0008
14.NFI-rapport, ZD08, 197
15.NFI-rapport, ZD08, 199-200
16.PV van bevindingen, ZD08, 0003
17.PV identificatie [medeverdachte 1] , ZD05, 0038 en PV van bevindingen, ZD05, 0040
18.PV van bevindingen, ZD06-1, 088
19.PV van bevindingen, ZD05, 189-190
20.PV van bevindingen, ZD05, 190-191
21.PV van bevindingen, ZD06-01, 090
22.PV van bevindingen, ZD06-1, 011-012
23.PV van bevindingen, ZD05, 124-132
24.PV’s herkenningen persoon door opsporingsambtenaar, ZD05, 133, 134, 135-136, 137 en 138
25.PV sporenonderzoek, ZD08, 102
26.PV van bevindingen, ZD05, 293-296
27.PV van bevindingen, ZD05, 293-294
28.PV van bevindingen, ZD05, 0303
29.PV van bevindingen, ZD05, 124-132
30.Afschermproces-verbaal, ZD09, 0003
31.PV van observatie van 21 juni 2018, ZD07, 0001
32.PV bevindingen locaties telefoons [medeverdachte 1] en [verdachte] i.c.m. observatie en camerabeelden op 21 juni 2018, ZD05, 0088
33.PV eerste bevinding historische verkeersgegevens 31613609903, ZD05, 0076
34.Op schrift overgelegde verklaring van [verdachte] op de zitting van 20 mei 2019.
35.PV van bevindingen, ZD05, 0059-0061
36.PV bevindingen locaties telefoons [medeverdachte 1] en [verdachte] i.c.m. observatie en camerabeelden op 21 juni 2018, ZD05, 0088
37.PV bevindingen historische verkeersgegevens 31644026804, ZD05, 170-172 en 173-174
38.PV van bevindingen, ZD05, 178-179
39.PV eerste bevinding historische verkeersgegevens 3161360993, ZD05, 0077
40.PV bevindingen historische verkeersgegevens 31644026804, ZD05, 171
41.PV van verhoor getuige, ZD03, 022-023
42.PV rectificatie camerabeelden [naam bar] , ZD05, 0075 en ZD05, PV van bevindingen, ZD05, 0300-0302
43.PV van bevindingen, ZD05, 0049
44.PV van bevindingen, ZD05, 0065
45.Op schrift overgelegde verklaring van [verdachte] op de zitting van 20 mei 2019.
46.PV van bevindingen, ZD05, 0065-0068
47.PV aanvulling op camerabeelden [naam bar] ZD05, 0081-0083
48.PV van bevindingen, ZD05, 0029
49.PV van bevindingen, ZD05, 0020-0022
50.PV van bevindingen, ZD05, 0296
51.PV van doorzoeking ter inbeslagneming, AD02, 0001-0002
52.Verslag van binnentreden, AD02, 0006-0009
53.PV van observatie woensdag 27 juni 2018, ZD07, 0005
54.PV aanhouding [verdachte] , PD03, 0001-0002
55.PV van bevindingen, ZD05, 218 en PV van bevindingen OVC gesprek PI [plaats] , ZD06-1, 142
56.Ter terechtzitting op 20 mei 2019 afgelegde verklaring door [verdachte] .
57.PV aanhouding [medeverdachte 2] , PD03, 0001-0002
58.PV Sporenonderzoek, ZD08, 0014-0015
59.NFI-rapport, ZD08, 0078
60.PV sporenonderzoek, ZD08, 130
61.NFI-rapport, ZD08, 0073-0082
62.PV sporenonderzoek, ZD08, 086
63.PV sporenonderzoek, ZD08, 0014
64.PV bevindingen, ZD08, 309 en NFI-rapport, ZD08, 0318-0319
65.NFI-rapport, ZD08, 0318-0319
66.NFI-rapport, ZD08, 159-160
67.NFI-rapport, ZD08, 0320
68.PV van verhoor verdachte [verdachte] , PD08, 0001
69.PV van verhoor verdachte [verdachte] , PD08, 0008
70.PV bevindingen camerabeelden Intersport Woerden, ZD05, 0120-0123