2.14.Verdeling
2.14.1.De man heeft, na wijziging en aanvulling van zijn verzoek, verzocht te bepalen de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen conform zijn voorstel en in het bijzonder te bepalen dat de man gemachtigd wordt alle (rechts)handelingen te zullen verrichten om de echtelijke woning te doen verkopen, waarbij de beschikking in de plaats wordt gesteld van de toestemming van de vrouw respectievelijk de machtiging om haar medewerking te verlenen aan onder meer, maar niet beperkt tot:
a. a) het verlenen van de opdracht tot verkoop;
b) de ondertekening van de koopovereenkomst;
c) de medewerking aan de eigendomsoverdracht en ondertekening van de transportakte;
d) de medewerking aan de doorhaling van de op de woning gevestigde hypotheek;
e) de medewerking aan het verdelen van de verkoopopbrengst met de man
alsmede te bepalen dat de vrouw er zorg voor draagt dat de door de man in te schakelen makelaar telkens op eerste verzoek, met inachtneming van een termijn van een dag, de woning kan betreden voor het maken van foto’s, het houden van bezichtigingen, en al hetgeen voor een spoedige verkoop noodzakelijk is, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500 per keer dat de vrouw hieraan niet zal voldoen, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie meent te behoren te bepalen;
alsmede te bepalen dat de vrouw er zorg door draagt dat, telkens als de makelaar de woning zal betreden, de woning opgeruimd en netjes is, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500 per keer dat de vrouw hieraan niet zal voldoen, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie meent te behoren te bepalen.
2.14.2.De vrouw heeft verzocht de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen conform haar voorstel.
2.14.3.De rechtbank overweegt als volgt.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.14.4.Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.14.5.Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.14.6.Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit van Egypte gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.14.7.Partijen hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd, te weten Nederland. Nederland is een zogenaamd nationaliteitsland, welk land de in artikel 5 van het Verdrag bedoelde verklaring heeft afgelegd.
2.14.8.Op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 van het Verdrag werd vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het Egyptische recht, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
2.14.9.Gebleken is dat zich nadien een situatie heeft voorgedaan als omschreven in artikel 7, lid 2 van het Verdrag, waardoor na voornoemd recht met ingang van 22 april 2002 het recht van Nederland van toepassing werd op het huwelijksvermogensregime.
2.14.10.Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht zijn partijen het erover eens dat alle hierna te noemen activa en passiva zijn verkregen na 22 april 2002, zodat deze dienen te worden afgewikkeld naar Nederlands recht. De rechtbank zal deze activa en passiva betrekken in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zoals deze naar Nederlands recht vanaf 22 april 2002 is ontstaan.
2.14.11.Het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend op 16 november 2017.
Uit de stukken en de standpunten van partijen leidt de rechtbank af dat de huwelijksgoederengemeenschap op 16 november 2017 (de peildatum van omvang en samenstelling) de volgende bestanddelen bevatte:
1. de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] ;
2. auto [merknaam] ;
3. auto [merknaam] ;
4. Inboedel;
5. credit saldo/i op bankrekening(en);
6. de onderneming te Nederland;
7. de onderneming te Egypte;
1. De hypothecaire geldleningen;
2. diverse nader te duiden schulden;
3. debet saldo/i op bankrekening(en).
Tussen partijen is in geschil of er nog een villa in Egypte is die op naam van de man bestaat.
Tussen partijen is in geschil of, en zo ja, welke schulden er waren op de peildatum.
2.14.12.Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zij de echtelijke woning zo spoedig mogelijk gezamenlijk zullen proberen te verkopen met behulp van de makelaarsgroep Van de Steege te Amsterdam, voor een verkoopprijs die de makelaar zal bepalen. Nu partijen het erover eens zijn dat de woning zo spoedig mogelijk dient te worden verkocht en zij hierover afspraken hebben gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de door de man verzochte dwangsommen op medewerking door de vrouw te leggen. De rechtbank zal bepalen dat de woning moet worden verkocht en verdeeld volgens de hierna vast te stellen regels.
2.14.13.De rechtbank zal de verdeling ten aanzien van de woning ingevolge artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) vaststellen door te bepalen dat partijen de netto opbrengst van voornoemde woning bij helfte dienen te delen, nadat de woning op de hierna bepaalde wijze is verkocht.
2.14.14.Voornoemde verkoop zal dienen te geschieden door een gezamenlijke opdracht van partijen aan de makelaarsgroep Van de Steege te Amsterdam. Ieder van partijen is bevoegd de makelaar daartoe mede namens de ander opdracht te geven, als een gezamenlijke opdracht uitblijft.
2.14.15.De makelaar zal bepalen voor welke verkoopprijs de woning te koop zal worden gezet.
2.14.16.Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woningen, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten bepalen.
2.14.17.Beide partijen zijn gehouden aan deze verkoop en de daaropvolgende overdracht mee te werken.
2.14.18.Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
2.14.19.Na verkoop en overdracht van de voormalige echtelijke woning wordt/worden de verkoopopbrengst, eventueel aan de hypotheek verbonden spaarrekeningen en de opbrengst uit de afkoop van eventueel aan de hypotheek verbonden polissen, na aflossing van de hypothecaire schulden , gelijkelijk tussen partijen verdeeld, dan wel zal ieder van partijen de helft van de restschuld als eigen schuld dragen en betalen.
2.14.20.De man heeft in zijn webformulier verrekenen en verdelen gesteld dat de waarde van de [merknaam] op € 2.500 moet worden gesteld en de waarde van de [merknaam] op € 5.000. De man heeft ter zitting gesteld dat de [merknaam] inmiddels is verkocht voor een bedrag van € 1.600 en dat de [merknaam] zich in Egypte bevindt.
2.14.21.De vrouw heeft ter zitting aangevoerd dat er moet worden gekeken naar de koerswaarde op de peildatum.
2.14.22.Nu de vrouw niet heeft weersproken de stelling van de man dat de [merknaam] is verkocht voor een bedrag van € 1.600 en niet is gebleken dat dit niet een marktconforme verkoopprijs was, zal de rechtbank bepalen dat de man de helft van dit bedrag aan de vrouw dient te vergoeden uit hoofde van overbedeling.
Nu de vrouw tegenover de door de man gestelde waarde van de [merknaam] geen concrete tegenwaarde heeft gesteld, zal de rechtbank de [merknaam] –dat is niet in geschil- aan de man toedelen onder de gelijktijdige verplichting de helft van de waarde te vergoeden aan de vrouw.
Saldi van de bankrekeningen
2.14.23.Geen van partijen heeft een saldo van een privébankrekeningen op de peildatum genoemd. De rechtbank zal bepalen dat de respectieve saldi van de privé bankrekeningen, zoals genoemd bij de beslissing, aan degene wordt toegedeeld op wiens naam de bankrekening staat, met dien verstande dat als het saldo positief is, degene op wiens naam de rekening staat, verplicht is de helft daarvan te vergoeden aan de andere partij. Mocht blijken dat het saldo op de peildatum negatief is, dan dienen beide partijen de helft van de negatief stand te dragen.
2.14.24.Voor wat betreft de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] geldt dat deze op naam staat van [naam rekeninghouder] . Partijen zijn het ter zitting eens geworden dat de stand van de rekening op de peildatum op € 300 dient te worden gesteld. De rechtbank zal dit saldo betrekken bij de beslissing betreffende de onderneming in Nederland.
2.14.25.Voor wat betreft de waarde van de onderneming te Nederland, heeft de man aangevoerd dat de waarde daarvan nihil is. Deze onderneming is volgens de man kort na de indiening van het echtscheidingsverzoek gestaakt. De vrouw heeft betwist dat de waarde nihil is, doch heeft geen concrete waarde gekoppeld aan de onderneming. Zij heeft ter zitting aangevoerd dat de waarde van de onderneming door een deskundige dient te worden bepaald. Haar belang is met name erin gelegen dat zij niet wil hoeven bijdragen in de eventuele bedrijfsschulden waar zij geen zicht op heeft en geen invloed op heeft kunnen uitoefenen. Te minder als wordt aangenomen dat de activa van de onderneming geen waarde hebben.
2.14.26.De rechtbank overweegt als volgt. Nu de onderneming in Nederland is gestaakt met ingang van 1 januari 2018, is het niet mogelijk om de onderneming nog bij de verdeling te betrekken. Partijen zijn het erover eens dat er op de peildatum van ontbinding in ieder geval een positief saldo op de ondernemersrekening stond van € 300.
De man heeft gesteld dat er nog schulden bestaan die betrekking hebben op de onderneming. Zoals de rechtbank hierboven heeft overwogen bij de beoordeling van de alimentatieverzoeken, heeft de man onvoldoende onderbouwd dat er een noodzaak bestond de Nederlandse onderneming te staken. Tot en met 2017 genereerde de man immers nog ruimschoots winst met de onderneming. De rechtbank is van oordeel dat gegeven deze zeer bijzondere omstandigheden alleen de man draagplichtig behoort te zijn voor de eventueel nog aanwezige ondernemingsschulden. Hem komt dan wel het saldo op de ondernemersrekening toe. Een en ander zal worden uitgewerkt zoals hierna bij de beslissing wordt weergegeven.
2.14.27.De man heeft zijn stelling dat de waarde van de onderneming te Egypte op nihil dient te worden gesteld, nader onderbouwd met een verklaring van de heer [naam taxateur] van [naam taxatiebedrijf] . Er zit volgens de man geen vermogen in het bedrijf. Er is geen bedrijspand of materiaal van significante waarde. Bovendien wordt het bedrijf gerund door 4 vennoten.
2.14.28.De vrouw heeft zich het recht voorbehouden een accountantsverklaring te vorderen.
2.14.29.De rechtbank overweegt als volgt. Nu van de zijde van de vrouw geen inhoudelijke reactie is gevolgd op het bericht van de heer [naam taxateur] , en ook overigens geen concrete tegenwaarde is gesteld, zal de rechtbank het aandeel van de man in de activa van de onderneming te Egypte aan de man toedelen zonder nadere verrekening, een en ander zoals nader is uitgewerkt bij de beslissing.
2.14.30.Onvoldoende onderbouwd is dat er op de peildatum overigens privé-schulden bestonden, zodat de rechtbank dergelijke schulden verder niet bij de verdeling zal betrekken.
2.14.31.Bij gebrek aan een concreet verzoek betreffende de inboedel, zal de rechtbank bepalen dat partijen de inboedel van de echtelijke woning bij helfte zullen dienen te verdelen in onderling overleg.
2.14.32.De vrouw heeft gesteld dat de man eigenaar is van een villa in Egypte die dient te worden betrokken in de verdeling.
2.14.33.De man heeft betwist dat er onroerend goed te Egypte is op zijn naam.
2.14.34.De rechtbank overweegt als volgt. Uit productie 1 aangehecht aan de brief van de vrouw van 1 april 2019, blijkt dat de man bij de vastgoedcommissie van het Egyptische ministerie van Volkshuisvesting een verzoek tot overdracht van een stuk grond heeft ingediend, doch dat dit verzoek is afgewezen. Uit de door de vrouw als bijlage 2 bij voornoemde brief overgelegde foto’s van een villa te Egypte kan de rechtbank evenmin afleiden dat de man eigenaar is van een villa te Egypte. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank niet een villa te Egypte bij de verdeling betrekken. De rechtbank wijst partijen er, wellicht ten overvloede op, dat, als mocht komen vaststaan dat er tot de goederengemeenschap behorende boedelbestanddelen opzettelijk zijn verzwegen, zoek gemaakt of verborgen zijn gehouden, deze worden verbeurd aan de andere partij op grond van artikel 3:194 van het Burgerlijk Wetboek.
Mitsdien wordt beslist als volgt.