Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsvrouw,
mr. S.C.H. Poelman, advocaat te Brunssum.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Hongaarse nationaliteit heeft.
3.Grondslag en inhoud van het EAB
(e-mail van 9 april 2019).
4.Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Beroep op artikel 6, vijfde lid OLW
Beoordeeld dient te worden of is aangetoond dat het verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland in de vijf jaar voorafgaand aan de uitspraak in deze overleveringsprocedure rechtmatig is geweest.
Om de vraag te beantwoorden of een opgeëiste persoon op grond van artikel 6, vijfde lid, OLW gelijk kan worden gesteld met een Nederlander overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank kan een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd gelijkgesteld worden met een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger. Een duurzaam verblijfsrecht behoeft niet te worden aangetoond door overlegging van een document (een bewijs van inschrijving in de basisregistratie personen). Dit kan ook door aan te tonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
De opgeëiste persoon is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
De opgeëiste persoon heeft desgevraagd verklaard dat zij sinds 2013 door haar familie financieel is bijgestaan, dat zij bij hen onderdak heeft gekregen op een camping maar dat zij zich daar niet heeft ingeschreven. Volgens de opgeëiste persoon was dat laatste niet mogelijk.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon als ‘onvindbaar’ geregistreerd heeft gestaan, reden waarom een strafvervolging is geseponeerd.
Van een regulier, legaal inkomen was in de jaren 2013 tot en met 2017 evenmin sprake.
Het beroep op gelijkstelling met een Nederlander wordt dan ook afgewezen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het verweer, indien het zou slagen, niet leidt tot weigering van de overlevering, zoals betoogd, omdat het hier een EAB betreft dat betrekking heeft op de vervolging terzake van een verdenking van een strafbaar feit.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsartikelen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg, gevestigd te Tongeren, België.