ECLI:NL:RBAMS:2019:4389

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
13-751470-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 31 mei 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 28 mei 2019 door het Amtsgericht Mönchengladbach in Duitsland is uitgevaardigd. Het EAB heeft betrekking op de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1970, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn Poolse nationaliteit bevestigd.

Tijdens de openbare zitting op 6 juni 2019 is de vordering behandeld. De officier van justitie, mr. R. Vorrink, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R.P.G. van der Weide. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie trok een aanvullende vordering in die betrekking had op een verzoek tot afgifte van een inbeslaggenomen kentekenplaat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering aan de Duitse autoriteiten moet plaatsvinden, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat het onderzoek al in Duitsland is gestart en de slachtoffers zich daar bevinden. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751470-19
RK nummer: 19/3362
Datum uitspraak: 20 juni 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 mei 2019 door het Amtsgericht Mönchengladbach (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 juni 2019.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De door de officier van justitie op 5 juni 2019 ingediende aanvullende vordering die betrekking heeft op een verzoek tot afgifte aan de verzoekende staat van een inbeslaggenomen kentekenplaat is door haar ter zitting ingetrokken.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de Rechtbank van Eerste Aanleg Mönchengladbach van 11 april 2019.
Dossiernummer: 59 Gs 345/19 (300 Js 1117/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
Daadtijd/daadperiode: 10-04-2019
Daadplaats: [plaatsnaam]
Toedracht: Op 10-04.2019 omstreeks 04.15 uur braken de vervolgde en zijn mededader [naam opgeëiste persoon] op grond van een gemeenschappelijk daadbesluit de automatische toegangsdeur van de verkoopruimte van het benzinestation aan [adres] in [plaatsnaam] open en drongen in de verkoopruimte binnen. Uit de verkoopruimte stalen zij cigaretten met een totale waarde van ca. € 5.000,00, die zu (sic) met plastic zakken in de van hen gebruikte personenwagen Ford Mondeo, waaraan de gestolen kentekens van een VW Polo [kenteken] aangebracht waren, brachten. Daarbij handelden de vervolgde en zijn mededader, om zich een niet alleen voorlopige, niet geheel onbeduidende bron van inkomsten te verschaffen.
Aard van de deelneming: mededader

4.Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op een strafbaar feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Duitse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
  • Het onderzoek is reeds in Duitsland aangevangen.
  • De slachtoffers bevinden zich in Duitsland.
  • Bewijs bevindt zich deels in Duitsland.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, moet de overlevering worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan het Amtsgericht Mönchengladbach, Duitsland.
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.