ECLI:NL:RBAMS:2019:4388

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
13-751233-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, dateert van 9 april 2019 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die niet ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen maar verblijft op een opgegeven adres. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 6 juni 2019, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB, uitgevaardigd door de Circuit Law Court in Świdnica, Polen, voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De opgeëiste persoon is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon moet worden overgedragen aan de Poolse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en twee maanden.

De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsbepalingen genoemd, waaronder de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en heeft de beslissing om de overlevering toe te staan, formeel vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751233-19
RK nummer: 19/2205
Datum uitspraak: 20 juni 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 april 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 maart 2018 door de Circuit Law Court in Świdnica, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1989,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen maar verblijvende op het laatst opgegeven adres: [BRP-adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 juni 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft zich wat betreft de vordering tot overlevering voor de in het EAB omschreven feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van
14 april 2011, gewezen door de District Law Court of Wałbrzych, referentie
II K 1150/10.
Bij beslissing van 24 januari 2012 heeft hetzelfde gerecht de tenuitvoerlegging gelast van de aanvankelijk voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Op 19 november 2013 heeft de rechtbank in Wałbrzych deze tenuitvoerlegging opgeschort onder het stellen van een proeftijd voor de duur van drie jaren.
Op 7 juni 2016 heeft de rechtbank opnieuw de tenuitvoerlegging gelast. Deze beslissing is onherroepelijk geworden op 30 juni 2016.
De opgeëiste persoon heeft gesteld dat hij de schade die de aangever van de diefstallen heeft geleden, heeft vergoed en dat de tenuitvoerlegging ten onrechte is gelast.
Een aanhoudingsverzoek om meer informatie op te vragen over de reden waarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf is gelast, is ter zitting afgewezen, omdat de opgeëiste persoon geen begin van bewijs van zijn stelling heeft geleverd.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon heeft dit op 9 april 2019 in zijn verhoor tegenover de officier van justitie ook bevestigd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van
één jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 14 april 2011.
Dit vonnis betreft de twee feitencomplexen (I-II en III-IV) zoals die als volgt zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB:
I.
On the 24th of August 2010 in Czarny Bór, in the province of Dolny Śląsk, in contravention of the provisions of the Act on Countering Drug Addiction did he possess a narcotic drug such as dried cannabis other than fibre type one in the quantity of 0.46 gram net;
II.
On the 24th of August 2010 in Czarny Bór, in the province of Dolny Śląsk, in contravention of the provisions of the Act on Countering Drug Addiction did he possess a narcotic drug such as amphetamine in the quantity of 0.22 gram net;
finding that the acts described at points 1 and II were committed in one series of offences.
III.
One day between the 1st and the 15th of July 2010 in Czarny Bór, in the province of Dolny Śląsk, acting jointly and in co-operation with [naam 1] and with at least one more person, after picking a petrol tank lock open in a Renault truck parked in a car lot they took, with an intention of appropriation, fuel that was in the said tank, i.e. 300 litres of diesel oil of the value of PLN 1.260, which was to the detriment of [naam 2] ;
IV.
On the l6th of August 2010 in Czarny Bór, in the province of Dolny Śląsk, acting jointly and in co-operation with [naam 1] and with at least one more person, after picking petrol tanks lock open in two trucks, in a backhoe loader, and in a Multicar vehicle, all parked in a car lot, they took, with an intention of appropriation, fuel that was in the said tanks, i.e. 500 litres of diesel oil of the value of PLN 2.100, which was to the detriment of [naam 2] .
finding that the acts described at points III and IV were committed in one series of offences.

4.Voor deze feiten is de toets van dubbele strafbaarheid vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
I: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
II: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
III en IV: diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht, 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Circuit Law Court in Świdnica, Polen.
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.