3.2.Aan het advies van de GGZ ERW Novadic-Kentron van 16 mei 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
De behandelaar van [GGZ instelling] heeft in de behandelplanbespreking van 6 mei 2019 aangegeven dat er in de afgelopen twee maanden wekelijks incidentmeldingen zijn geweest. Het lukt betrokkene niet of nauwelijks naar zijn eigen aandeel te kijken. Wanneer er wordt geprobeerd om zijn aandeel van een incident te bespreken, legt betrokkene direct de schuld bij een ander, wordt hij boos en lijkt hij de persoon die het gesprek met hem aangaat persoonlijk te willen raken.
Bij de sport is betrokkene door de instructeur weggestuurd, omdat hij in conflicten met personeel en medepatiënten belandde. Vanwege de snel oplopende spanning en het provocerende en dreigende gedrag van betrokkene is er sinds de opname nog geen stappenplan gemaakt om begeleide vrijheden op te gaan bouwen.
Vanwege de incidenten heeft betrokkene op 12 april 2019 een officiële waarschuwing van de reclassering gekregen. Tijdens dit gesprek werd betrokkene denigrerend naar de reclasseringswerker.
De therapieblokken waaronder de agressieregulatietherapie, zijn gestopt vanwege het feit dat betrokkene snel overprikkeld raakte en daardoor snel geagiteerd was in de groep. Besloten is om met de therapieblokken op individuele basis verder te gaan. Sinds 15 april 2019 had betrokkene een rustprogramma, maar de incidenten bleven.
Op 14 mei 2019 heeft betrokkene een medewerker van de FKP de Woenselse Poort geduwd en in het gezicht geslagen, waarbij de medewerker gewond is geraakt en is gevallen. Een andere medewerker, welke bij het incident aanwezig was, kon erger voorkomen aangezien betrokkene na deze klap heeft geprobeerd het slachtoffer nog een keer te raken.
De aanleiding voor dit incident was als volgt. Betrokkene werd teruggebracht van onderwijs naar de afdeling, waarbij hij voor de groep ging lopen. De medewerker verzocht hem iets rustiger te lopen om zo bij de groep te blijven. Betrokkene raakte hierdoor geagiteerd en zocht de confrontatie op door dicht bij de medewerker te staan en hem op directieve wijze te zeggen dat hij zelf wel uitmaakt hoe hard hij loopt.
Op 15 mei 2019 heeft betrokkene verbaal agressief gereageerd naar een medewerker van de FPK en heeft hij zijn tablet hard tegen de borst van deze begeleider geduwd.
Uit de rapportage van de regiebehandelaar van betrokkene, gz-psycholoog L. Aa, van 16 mei 2019 volgt hetzelfde beeld.
Betrokkene veroorzaakte wekelijks verbaal agressie incidenten waarbij hij fors dreigend kon zijn. De psychiater zocht hem regelmatig op, waarbij ook het bijstellen van zijn medicatie niet mocht baten. Hij kon geen groepstherapieën of groepsdagbesteding/ activiteiten meer volgen, omdat hij vanuit de overprikkeling constant ageerde in de vorm van verbale agressie. Toen zijn er individuele therapieën en begeleiding opgestart, maar al snel werd hij weer dreigend en denigrerend naar personeel. Na plaatsing in het kamerprogramma leek het even beter te gaan, maar hij werd weer steeds verbaal agressiever, zowel op de afdeling jegens personeel als naar de therapeuten waar hij therapie volgde. Ook in de (individuele) behandelingen was hij niet aanspreekbaar op zijn gedrag. Hij liet geen probleeminzicht zien, voortkomende vanuit zijn stoornissen, stelde zich niet behandelbaar op, bleef dreigend en inmiddels ook fysiek agressief.
Vanwege de toename in de frequentie van de incidenten met als dieptepunt de mishandeling van een medewerker van [GGZ instelling] schat de GGZ reclassering Novadic-Kentron de kans op recidive in op hoog. Voornoemde mishandeling wordt gezien als een recidive binnen het toezicht, vergelijkbaar met het index-delict waarbij betrokkene een tram-conductrice in het gezicht heeft geslagen.
Vanwege de blijvende geagiteerde opstelling van betrokkene en het niet of nauwelijks kunnen kijken naar zijn eigen aandeel in conflicten, wordt de behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden niet langer haalbaar geacht.
Advies
De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om toezicht te houden op betrokkene in het kader van een TBS met voorwaarden.
De deskundigen hebben dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Deskundige Aa heeft in aanvulling op voornoemd advies het volgende verklaard:
Het onderzoek naar de diagnostiek van betrokkene is afgerond door de kliniek, maar nog niet met betrokkene besproken. Er is wederom een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, en een schizo typisch beeld, en daarnaast een borderline en een autisme spectrum stoornis. Betrokkene verzandt in details en mist het overzicht. Vanwege de sociale interactie komt hij in de problemen, in een cirkel waar hij onbewust zorgt dat hij steeds wordt afgewezen (borderline dynamiek). De problematiek van betrokkene is ernstiger dan aanvankelijk werd gedacht. Er is een intensievere vorm van behandeling nodig. Bij de risico-taxatie blijken zijn copingvaardigheden en de impulscontrole beperkt te zijn. Het recidive risico is hoog. [GGZ instelling] was een goede plek voor betrokkene, maar de voorwaarden zorgden voor onduidelijkheid en dat legde te veel druk op hem. Gezien de incidenten is het voor betrokkene beter om op een afdeling waar hij minder geprikkeld wordt een nieuwe start te maken. In een FPC is de beveiligingsgraad hoger en de kans op een succesvolle behandeling groter.