ECLI:NL:RBAMS:2019:4380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
13-741222-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van TBS met voorwaarden naar TBS met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot omzetting van een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden naar een TBS met verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1985, was eerder ter beschikking gesteld onder voorwaarden bij vonnis van 22 juni 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapportages en adviezen van deskundigen, waaronder psychologen en reclasseringswerkers, die de problematiek van de terbeschikkinggestelde in kaart hebben gebracht. De terbeschikkinggestelde heeft zich tijdens de behandeling niet aan de voorwaarden gehouden en heeft zich verbaal en fysiek agressief opgesteld, wat heeft geleid tot meerdere incidenten. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat zijn problematiek ernstiger is dan eerder gedacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde de voorwaarden heeft overtreden en dat de veiligheid van anderen in het geding is. Gezien de ernst van de situatie en de noodzaak voor een intensievere behandeling, heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen en de omzetting naar TBS met verpleging van overheidswege bevolen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het Openbaar Ministerie een vervolgingsbeslissing moet nemen over de mishandeling van een medewerker van de kliniek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-741222-17
Beslissing op de op 16 mei 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:
[ter beschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in [detentieadres] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 22 juni 2018 ter beschikking gesteld werd onder voorwaarden.

1.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.

2.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voornoemd vonnis van deze rechtbank van 22 juni 2018;
  • een advies van GGZ ERW Novadic-Kentron Breda van 16 mei 2019;
  • een korte beantwoording psychiatrisch voorgeleidingsconsult van psychiater M.R. Weeda van 16 mei 2019;
  • een vordering tot voorlopige verpleging (artikel 509i Sv) van 16 mei 2019;
  • een bevel tot voorlopige verpleging (hechtenis) van 16 mei 2019;
  • een advies indicatie onderzoek geestvermogens van psychiater M.R. Weeda van 17 mei 2019;
  • een voortgangsverslag van GGZ ERW Novadic-Kentron Breda van 20 mei 2019.
De rechtbank heeft op 6 juni 2019 de officier van justitie mr. A.C. Bennis, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen L. Aa, als gz-psycholoog verbonden aan [GGZ instelling] en W. Bouwman, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ-ERW Novadic-Kentron, ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

3. De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2018 is de terbeschikkinggestelde veroordeeld tot een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
In dit vonnis heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
De deskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in alcoholgebruik en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een andere gespecifieerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken.
(…)
De psychiater concludeert dat verdachte vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis egocentrisch is en er sprake is van impulsiviteit en een gestoorde agressieregulatie, met alcohol op wordt dit alleen maar erger. Verdachte bagatelliseert de feiten die hij zou hebben gepleegd op 5 augustus 2017. Hij was toen fors onder invloed. Er kan een doorwerking gezien worden vanuit de alcoholproblematiek en de antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Ook ten aanzien van de ten laste gelegde feiten van 17 september 2017 kunnen dezelfde componenten worden teruggevonden als egocentrisme, verminderd inlevingsvermogen, gestoorde agressieregulatie, verhoogde krenkbaarheid en verminderde impulscontrole. De verdachte moet tegen zichzelf beschermd worden en de samenleving tegen hem.
De psycholoog concludeert dat verdachte qua intelligentie en sociale vaardigheden makkelijk overvraagd kan worden. Verdachte stond bij de ten laste gelegde poging zware mishandeling van (…) onder spanning omdat hij geschorst was in verband met eerder genoemde feiten. Toen de spanning toenam, schoten zijn copingsvaardigheden al snel te kort en verloor verdachte de controle over zijn gedrag, ten overstaan van zijn vriendengroep / een volle tram is hij vervallen in impulsief gedrag. Het vermogen van verdachte om de situatie te analyseren en handelingsalternatieven te overzien was als gevolg van narcistische kenmerken en de andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis beperkt.
(…)In het verleden is er sprake geweest van diverse toezichten door de reclassering in het kader van voorwaardelijke strafdelen met bijzondere voorwaarden. Dit leidde niet tot gedragsverandering zodat er uiteindelijk een onvoorwaardelijke ISD-maatregel werd opgelegd. Tijdens de extramurale fase verviel verdachte direct weer terug in het alcoholgebruik en slikte stiekem zijn medicatie niet.
De psycholoog adviseert behandeling te doen plaatsvinden in het kader van een maatregel waarbij de onderzochte onvoorwaardelijk ter beschikking wordt gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege.
De psychiater geeft in zijn advies TBS ter overweging ter bescherming van de maatschappij tegen het gedrag van verdachte. Met de stok achter de deur van de mogelijkheid tot omzetting naar een TBS met verpleging van overheidswege zou een TBS met voorwaarden geprobeerd kunnen worden.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat voor wat betreft de keuze van de maatregel kon worden volstaan met het opleggen van een TBS met voorwaarden, waaronder het meewerken aan een klinische behandeling in [GGZ instelling] . Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de TBS met verpleging alsnog kan worden opgelegd in het geval de voorwaarden niet worden nageleefd, wat voor de terbeschikkinggestelde een stevige stok achter de deur is om zich aan de voorwaarden te houden en zich in te zetten voor zijn behandeling.
3.2.
Aan het advies van de GGZ ERW Novadic-Kentron van 16 mei 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
De behandelaar van [GGZ instelling] heeft in de behandelplanbespreking van 6 mei 2019 aangegeven dat er in de afgelopen twee maanden wekelijks incidentmeldingen zijn geweest. Het lukt betrokkene niet of nauwelijks naar zijn eigen aandeel te kijken. Wanneer er wordt geprobeerd om zijn aandeel van een incident te bespreken, legt betrokkene direct de schuld bij een ander, wordt hij boos en lijkt hij de persoon die het gesprek met hem aangaat persoonlijk te willen raken.
Bij de sport is betrokkene door de instructeur weggestuurd, omdat hij in conflicten met personeel en medepatiënten belandde. Vanwege de snel oplopende spanning en het provocerende en dreigende gedrag van betrokkene is er sinds de opname nog geen stappenplan gemaakt om begeleide vrijheden op te gaan bouwen.
Vanwege de incidenten heeft betrokkene op 12 april 2019 een officiële waarschuwing van de reclassering gekregen. Tijdens dit gesprek werd betrokkene denigrerend naar de reclasseringswerker.
De therapieblokken waaronder de agressieregulatietherapie, zijn gestopt vanwege het feit dat betrokkene snel overprikkeld raakte en daardoor snel geagiteerd was in de groep. Besloten is om met de therapieblokken op individuele basis verder te gaan. Sinds 15 april 2019 had betrokkene een rustprogramma, maar de incidenten bleven.
Op 14 mei 2019 heeft betrokkene een medewerker van de FKP de Woenselse Poort geduwd en in het gezicht geslagen, waarbij de medewerker gewond is geraakt en is gevallen. Een andere medewerker, welke bij het incident aanwezig was, kon erger voorkomen aangezien betrokkene na deze klap heeft geprobeerd het slachtoffer nog een keer te raken.
De aanleiding voor dit incident was als volgt. Betrokkene werd teruggebracht van onderwijs naar de afdeling, waarbij hij voor de groep ging lopen. De medewerker verzocht hem iets rustiger te lopen om zo bij de groep te blijven. Betrokkene raakte hierdoor geagiteerd en zocht de confrontatie op door dicht bij de medewerker te staan en hem op directieve wijze te zeggen dat hij zelf wel uitmaakt hoe hard hij loopt.
Op 15 mei 2019 heeft betrokkene verbaal agressief gereageerd naar een medewerker van de FPK en heeft hij zijn tablet hard tegen de borst van deze begeleider geduwd.
Uit de rapportage van de regiebehandelaar van betrokkene, gz-psycholoog L. Aa, van 16 mei 2019 volgt hetzelfde beeld.
Betrokkene veroorzaakte wekelijks verbaal agressie incidenten waarbij hij fors dreigend kon zijn. De psychiater zocht hem regelmatig op, waarbij ook het bijstellen van zijn medicatie niet mocht baten. Hij kon geen groepstherapieën of groepsdagbesteding/ activiteiten meer volgen, omdat hij vanuit de overprikkeling constant ageerde in de vorm van verbale agressie. Toen zijn er individuele therapieën en begeleiding opgestart, maar al snel werd hij weer dreigend en denigrerend naar personeel. Na plaatsing in het kamerprogramma leek het even beter te gaan, maar hij werd weer steeds verbaal agressiever, zowel op de afdeling jegens personeel als naar de therapeuten waar hij therapie volgde. Ook in de (individuele) behandelingen was hij niet aanspreekbaar op zijn gedrag. Hij liet geen probleeminzicht zien, voortkomende vanuit zijn stoornissen, stelde zich niet behandelbaar op, bleef dreigend en inmiddels ook fysiek agressief.
Vanwege de toename in de frequentie van de incidenten met als dieptepunt de mishandeling van een medewerker van [GGZ instelling] schat de GGZ reclassering Novadic-Kentron de kans op recidive in op hoog. Voornoemde mishandeling wordt gezien als een recidive binnen het toezicht, vergelijkbaar met het index-delict waarbij betrokkene een tram-conductrice in het gezicht heeft geslagen.
Vanwege de blijvende geagiteerde opstelling van betrokkene en het niet of nauwelijks kunnen kijken naar zijn eigen aandeel in conflicten, wordt de behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden niet langer haalbaar geacht.
Advies
De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om toezicht te houden op betrokkene in het kader van een TBS met voorwaarden.
De deskundigen hebben dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Deskundige Aa heeft in aanvulling op voornoemd advies het volgende verklaard:
Het onderzoek naar de diagnostiek van betrokkene is afgerond door de kliniek, maar nog niet met betrokkene besproken. Er is wederom een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, en een schizo typisch beeld, en daarnaast een borderline en een autisme spectrum stoornis. Betrokkene verzandt in details en mist het overzicht. Vanwege de sociale interactie komt hij in de problemen, in een cirkel waar hij onbewust zorgt dat hij steeds wordt afgewezen (borderline dynamiek). De problematiek van betrokkene is ernstiger dan aanvankelijk werd gedacht. Er is een intensievere vorm van behandeling nodig. Bij de risico-taxatie blijken zijn copingvaardigheden en de impulscontrole beperkt te zijn. Het recidive risico is hoog. [GGZ instelling] was een goede plek voor betrokkene, maar de voorwaarden zorgden voor onduidelijkheid en dat legde te veel druk op hem. Gezien de incidenten is het voor betrokkene beter om op een afdeling waar hij minder geprikkeld wordt een nieuwe start te maken. In een FPC is de beveiligingsgraad hoger en de kans op een succesvolle behandeling groter.
3.3.
De rechtbank overweegt het volgende:
Artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de rechter, op vordering van het Openbaar Ministerie, indien een gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, kan bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank moet daarbij afwegen, onder meer in het licht van de proportionaliteit, of een omzetting noodzakelijk is.
Uit het advies en de behandeling ter zitting is gebleken dat de terbeschikkinggestelde de door de rechtbank op 22 juni 2018 gestelde voorwaarden heeft overtreden door zich tijdens de klinische behandeling in [GGZ instelling] niet aan de afspraken en aanwijzingen te houden die hem in het kader van de behandeling werden gegeven. Daarnaast wordt de terbeschikkinggestelde ervan verdacht dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd jegens een medewerker van voornoemde FPK.
De rechtbank stelt vast dat, zoals hiervoor onder 3.1. is overwogen, in het verleden sprake is geweest van misgelopen reclasseringstoezichten en een opgelegde ISD-maatregel.
In de FPK zijn de afgelopen maanden regelmatig incidenten voorgevallen waarbij de terbeschikkinggestelde zich in een oplopende mate verbaal dreigend en intimiderend heeft opgesteld, waarbij uiteindelijk de groepstherapieën zijn gestopt omdat hij te snel overprikkeld en geagiteerd raakte. Na een officiële waarschuwing en na het volgen van individuele behandelingen bleef de terbeschikkinggestelde niet aanspreekbaar en werd hij verbaal en fysiek agressiever, wat vervolgens heeft geleid tot de agressie-incidenten op 14 en 15 mei 2019.
Uit de nadere diagnostiek, zoals verricht door [GGZ instelling] , is gebleken dat de diagnostiek van de terbeschikkinggestelde (nog) complexer is dan eerder is vastgesteld, waardoor een intensievere vorm van behandeling is vereist. Hij is meer gebaat bij een strenger beveiligde en gestructureerde omgeving, alwaar hij de behandeling kan krijgen voor zijn problematiek.
De rechtbank heeft verder ter zitting geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde blijk geeft van een andere beleving van de door de behandelaar gerapporteerde incidenten.
De rechtbank acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende ingelicht. Het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden voor nader onderzoek door een onafhankelijk deskundige wordt daarom afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de maatregel in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
De rechtbank onderkent dat de verpleging van overheidswege ingrijpend is voor de terbeschikkinggestelde, maar gelet op het verloop van de maatregel tot op heden en de mate waarin de terbeschikkinggestelde de voorwaarden niet heeft nageleefd is een omzetting niet disproportioneel. De rechtbank is daarom, alles afwegende, van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen.
De rechtbank verzoekt – ten overvloede – de officier van justitie te bewerkstelligen dat het Openbaar Ministerie zo spoedig mogelijk een (vervolgings)beslissing zal nemen over de op 14 mei 2019 gepleegde mishandeling jegens de medewerker van de kliniek.

4.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om de vordering af te wijzen dan wel de zaak aan te houden voor nader onderzoek door een onafhankelijke deskundige af.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot omzetting van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege toe en beveelt dat
[ter beschikkinggestelde]alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. M.E.A. Nijssen en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 6 juni 2019.
.