Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot plofkraak en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen wegens gebrek aan bewijs. De zaak betrof een poging tot plofkraak op 23 oktober 2018, waarbij explosieven op een pinautomaat van de ABN AMRO bank waren aangebracht. Het enige bewijs dat de verdachte verbond aan de plofkraak was een DNA-spoor op een pakket dat bij de poging was gebruikt. De rechtbank oordeelde dat dit DNA-materiaal niet voldoende bewijs bood voor betrokkenheid van de verdachte, aangezien het pakket een verplaatsbaar object was en niet kon worden vastgesteld wanneer en hoe het DNA van de verdachte op het pakket was gekomen.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het bezit van 12,2 gram cocaïne, omdat niet kon worden aangetoond dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in zijn slaapkamer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd eveneens afgewezen, omdat niet was gebleken dat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte werd vrijgelaten.