4.1.Vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van strafvordering (hierna: Sv)
De raadsman heeft aangevoerd dat de doorzoeking op 11 april 2019 van de garagebox aan de [adres] onrechtmatig heeft plaatsgevonden aangezien er onvoldoende verdenking was om tot doorzoeking over te mogen gaan.
Het gaat om een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op grond waarvan de tijdens de doorzoeking aangetroffen hasj en wiet moet worden uitgesloten van het bewijs.
Hierdoor blijft er onvoldoende bewijs over om tot een veroordeling te kunnen komen, zodat vrijspraak dient te volgen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat op grond van de MMA melding, de twee aangetroffen Duitse kentekenplaten, waaronder een ‘exportkentekenplaat’, er voldoende verdenking bestond om tot doorzoeking van de garagebox op 11 april 2019 te mogen overgaan. Mocht de rechtbank uitgaan van een vormverzuim dan is geen sprake van enig door verdachte ondervonden nadeel zodat niet tot bewijsuitsluiting mag worden overgegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 8 april 2019 wordt een melding gedaan bij Meld Misdaad Anoniem met de volgende inhoud:
"gestolen auto - Amsterdam in de garage van [adres] of [adres] staat mogelijk een gestolen auto. Op zondag 7 april 2019 hebben twee licht getinte mannen een blauwe Audi met export kenteken in de garage geparkeerd. De mannen gedroegen zich verdacht. Er werd snel gehandeld en vertrokken zelf in een bronskleurige Seat Ibiza."
Vervolgens is door verbalisanten op 10 april 2019 contact opgenomen met de eigenaar van garagebox [nummer] . De eigenaar vertelde dat de box wordt verhuurd aan verdachte.
Met toestemming van de eigenaar zijn verbalisanten met de eigenaar de niet afgesloten garagebox naar binnen gegaan. Na een kort bezoek zien verbalisanten geen auto in de garagebox staan. Zij zien dat de box vol staat met spullen maar dat de in de MMA melding genoemde auto nog wel in de box zou passen. Zij treffen twee Duitse kentekenplaten aan, waaronder een exportkentekenplaat.
Vervolgens is op grond van de MMA-melding en het aantreffen van de Duitse kentekenplaten toestemming door de officier van justitie verleend om op 11 april 2019 tot doorzoeking van de garagebox over te gaan.
Bij binnenkomst van de garage box wordt een sterke hennepgeur waargenomen. In de garagebox worden verder meerdere kartonnen dozen aangetroffen met een sterke hennepgeur. Hierop zijn verschillende dozen in beslag genomen en hierin bevond zich hasj en wiet.
Ingevolge artikel 359a Sv kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit.
Bewijsuitsluiting kan slechts aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en indien door de onrechtmatige bewijsvergaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.
De eerste vraag die voorligt, is of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
In artikel 96c Sv is bepaald dat met toestemming van de officier van justitie elke plaats, met uitzondering van een woning, ter inbeslagneming kan worden doorzocht mits sprake is van een verdenking van een misdrijf als genoemd in artikel 67, eerste lid Sv.
De rechtbank is van oordeel dat de MMA melding zoals hiervoor is weergegeven in combinatie met de in de garagebox aangetroffen exportkentekenplaat onvoldoende verdenking van een strafbaar feit opleverde om tot doorzoeking van de garagebox over te gaan. Daarbij is van belang dat uit het dossier niet blijkt dat ten aanzien van de kentekenplaten is nagegaan of deze van een gestolen auto afkomstig is.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de doorzoeking van de garagebox onrechtmatig heeft plaatsgevonden en in zoverre een onherstelbaar vormverzuim oplevert.
De volgende vraag is of hier rechtsgevolgen aan verbonden moeten worden. In deze zaak is op grond van de verdenking van diefstal of heling van een personenauto tot de beslissing tot doorzoeking overgegaan en bij binnenkomst van de garagebox wordt direct een sterke henneplucht waargenomen. Op dat moment ontstond een nieuwe verdenking dat artikel 3 van de Opiumwet zou zijn overtreden. Op grond van de Opiumwet ontstond toen een bevoegdheid tot inbeslagname.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het vormverzuim van de onrechtmatige doorzoeking niet plaatsgevonden in het onderhavige voorbereidend onderzoek naar overtreding van de Opiumwet. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 8 november 2016 (ECLI-HR:2016:2529), is de rechtbank daarom van oordeel dat aan het hiervoor vastgestelde vormverzuim geen rechtsgevolgen hoeven te worden verbonden in de onderhavige zaak. De rechtbank verwerpt het verweer en komt niet meer toe aan de vraag of sprake is geweest van enig door verdachte geleden nadeel, zoals door de officier van justitie naar voren gebracht.