Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende diefstallen (in vereniging), een poging daartoe en lokaalvredebreuk. Hierbij heeft verdachte zich de goederen onder zijn bereik gebracht door middel van braak. Dit heeft plaatsgevonden in een periode van twee jaren. Dit zijn vervelende feiten waarbij verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn financiële gewin om zijn drugsverslaving te bekostigen. Hij heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt. Dit is verdachte aan te rekenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Inforsa van 16 mei 2019, opgemaakt door S. van Niekerken. Uit dit rapport blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, dat verdachte vermogensdelicten pleegde om aan geld voor (hard)drugs te komen. Na een intensief behandel- en begeleidingstraject in 2009, is het hem gelukt om lange tijd geen middelen te gebruiken en delicten te plegen. In 2016 viel hij echter weer terug in cocaïnegebruik en nam zijn delictgedrag weer toe. In 2018 heeft de reclassering een toezicht geadviseerd met als bijzondere voorwaarde onder andere een klinisch verslavingsbehandeling. Hoewel verdachte gemotiveerd was voor behandeling en goed meewerkte, moest hij uiteindelijk de kliniek verlaten wegens een incident met een medebewoner. Dit had opnieuw een terugval in middelengebruik en delictgedrag tot gevolg. Verdachte geeft aan open te staan voor een klinische verslavingsbehandeling met aansluitend begeleid wonen. De reclassering adviseert de oplegging van een ISD-maatregel. Verdachte kan zich hierin vinden en is gemotiveerd om de behandeling succesvol te laten verlopen.
De rechtbank heeft P. van Doleweerd en M. Weynaere, beiden reclasseringswerker, op de zitting als deskundige gehoord. Zij hebben bevestigd dat het eerdere behandelingskader ontoereikend is gebleken en de bescherming van het ISD-kader het meest geschikt is voor verdachte om terugval te voorkomen.
Verdachte verklaart op zitting dat hij zijn oude gebruikersbestaan achter zich wil laten en denkt dat ISD hem daarbij kan helpen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 mei 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode ten laste gelegde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 mei 2019 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt
worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.