ECLI:NL:RBAMS:2019:4335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
C/13/666725 / KG ZA 19-540 MDvH/EB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van winkelruimte gekraakt door uitgeprocedeerde asielzoekers

In deze zaak vorderden twee uitgeprocedeerde asielzoekers, [eiser 1] en [eiser 2], in kort geding een verbod voor de Staat der Nederlanden om over te gaan tot ontruiming van een winkelruimte in Amsterdam-Zuidoost die door hen was gekraakt. De winkelruimte, eigendom van Rochdale, was gekraakt op 31 maart 2019, terwijl de Staat had aangekondigd de ontruiming vóór 11 juli 2019 te willen uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eisers afgewezen, waarbij hij oordeelde dat de Staat gerechtigd was tot ontruiming op basis van de strafrechtelijke bepalingen omtrent kraken. De voorzieningenrechter overwoog dat de eisers geen toestemming hadden van de eigenaar voor het gebruik van de winkelruimte en dat de belangen van de Staat bij ontruiming zwaarder wogen dan de belangen van de krakers. De voorzieningenrechter concludeerde dat de ontruiming in het belang van de openbare orde was, vooral gezien de situatie in de wijk en de aanwezigheid van een nieuwe huurder die klaarstond om de winkelruimte in gebruik te nemen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/666725 / KG ZA 19-540 MDvH/EB
Vonnis in kort geding van 20 juni 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 22 mei 2019,
advocaat mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. B. Pasztjerik en mr. I.C. Engels te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] en de Staat worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 6 juni 2019 hebben [eiser 1] en [eiser 2] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Staat heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en de Staat tevens een conclusie van antwoord. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota’s. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren [eiser 1] en [eiser 2] aanwezig, elk met een eigen tolk, mevrouw [tolk 1] en mevrouw [tolk 2] . Zij werden bijgestaan door mr. Uppal. Als informant aan hun zijde was aanwezig [naam 1] , ondersteuner van de We Are Here-groep waarvan [eiser 1] en [eiser 2] deel uitmaken. Aan de zijde van de Staat waren mr. Pasztjerik en mr. Engels aanwezig. Als informant was verder aanwezig
[naam 2] , coördinator bedrijfs-onroerend goed bij Rochdale.

2.De feiten

2.1.
Rochdale is eigenaar van de winkelruimte aan de [adres] in Amsterdam. De winkelruimte maakt deel uit van een complex met winkels en andere bedrijvigheid op de begane grond en daarboven appartementen. Van
24 april 2017 tot 1 maart 2019 werd de winkelruimte tijdelijk beheerd door Alvast.
2.2.
Op 18 februari 2019 heeft Rochdale de winkelruimte met ingang van
1 maart 2019 te huur aangeboden aan [naam 3] B.V. De huuraanbieding is door [naam 3] ondertekend.
2.3.
Op 31 maart 2019 is de winkelruimte gekraakt door een groep uitgeprocedeerde asielzoekers, actief onder de naam We Are Here. [eiser 1] en [eiser 2] behoren tot de personen die in de winkelruimte verblijven.
2.4.
Op 3 april 2019 heeft Rochdale bij de politie aangifte gedaan van lokaalvredebreuk in verband met de kraak van de winkelruimte.
2.5.
Bij overeenkomst van 9 mei 2019 heeft Rochdale de winkelruimte weer aan Alvast in beheer gegeven. Alvast heeft al een kandidaat gevonden die de winkelruimte direct na de ontruiming in bruikleen zal nemen voor zijn of haar onderneming.
2.6.
Bij brief van 14 mei 2019 aan de bewoners van het pand heeft de Staat aangekondigd over te zullen gaan tot ontruiming van het pand vóór 11 juli 2019.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen, kort gezegd, de Staat te verbieden over te gaan tot strafrechtelijke ontruiming van de winkelruimte, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
De Staat voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben een spoedeisend belang bij beoordeling van de vordering, nu de ontruiming van de winkelruimte is aangekondigd tegen uiterlijk
11 juli 2019.
4.2.
De winkelruimte is in tijdelijk beheer geweest totdat er concreet zicht was op een huurder. De beheerovereenkomst is beëindigd nadat de huuraanbieding door de gegadigde was ondertekend. Tot een huurovereenkomst is het echter niet gekomen en Rochdale heeft het tijdelijke beheer van de winkelruimte alweer in gang gezet. Het tijdelijk beheer is dus niet pas opgetuigd nadat de winkelruimte was gekraakt, zoals [eiser 1] en [eiser 2] aanvoeren, maar alleen kort onderbroken geweest in verband met concrete maar uiteindelijk niet verwezenlijkte plannen voor verhuur.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat [eiser 1] en [eiser 2] geen toestemming hebben van de eigenaar of de beheerder voor het gebruik dat zij maken van de winkelruimte. Dat volgt ook uit de door Rochdale gedane aangifte bij de politie. Kraken is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 138a en 139 Sr. In geval van een verdenking van overtreding van deze wetsartikelen kan de Staat op de voet van artikel 551a Wetboek van Strafvordering overgaan tot ontruiming (zie Hoge Raad 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9880).
4.4.
Ingevolge artikel 8 lid 1 EVRM komt [eiser 1] en [eiser 2] echter een huisrecht toe op grond waarvan zij het voorgenomen besluit tot ontruiming in kort geding ter toetsing kunnen voorleggen. Het in artikel 8 lid 2 EVRM besloten proportionaliteitsvereiste brengt mee dat de voorzieningenrechter, naast de wederrechtelijkheid, tevens heeft te toetsen of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Gezien enerzijds het belang van de openbare orde en anderzijds het belang dat het eigendomsrecht in beginsel bescherming verdient (ook door de overheid) tegen inbreuk daarop, heeft de wetgever het als een door de Staat (het openbaar ministerie) te behartigen belang beschouwd dat aan het wederrechtelijk verblijf door derden in een gekraakt pand, een einde wordt gemaakt. In het kader van de proportionaliteitstoets dient te worden bezien of in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever in het algemeen gemaakte afweging moet worden gekomen. De bewijslast van de aanwezigheid van feiten of omstandigheden die in het concrete geval tot een andere dan door de wetgever gemaakte afweging zouden moeten leiden, ligt bij de krakers, nu zij zich op de aanwezigheid daarvan beroepen.
4.5.
Met hun argument dat Rochdale geen concrete plannen met de winkelruimte heeft, anders dan het tijdelijk in bruikleen geven totdat een huurovereenkomst zal zijn gesloten, miskennen [eiser 1] en [eiser 2] het toepasselijke toetsingskader. Het uitgangspunt dat niet voor leegstand wordt ontruimd, geldt in geval een eigenaar van onroerend goed de ontruiming daarvan vordert, maar niet in geval van een strafrechtelijke ontruiming. Beide soorten ontruimingen zijn niet één op één aan elkaar gelijk te stellen. De plannen die een eigenaar met zijn onroerend goed heeft kunnen wel relevant zijn voor de beslissing van de Staat om al dan niet tot ontruiming over te gaan, maar de Staat kan ook andere redenen hebben dan de bescherming van de rechten van de eigenaar om een kraakpand te ontruimen.
4.6.
Namens Rochdale is ter zitting het volgende verklaard. De winkelruimte is gelegen in een kwetsbare wijk die aan het afglijden is. Recent is er in de buurt weer een schietpartij geweest en er is sprake van toenemende criminaliteit. Iedere twee maanden wordt overleg over de wijk gevoerd tussen de eigenaar van het tegenover de winkelruimte gelegen Winkelcentrum Ganzenpoort, de beheerder van het stadsdeel, de Coördinator Veiligheid van het stadsdeel, de wijkagent en Rochdale. Rochdale ontvangt uit de wijk signalen dat winkeliers last hebben van rondhangende mannen en dat bezoekers van het winkelcentrum bang zijn. De leefbaarheid van de wijk is voor Rochdale een speerpunt omdat zij ook woningen in deze wijk in eigendom heeft en verhuurt. Voor de winkelruimte zoekt zij een huurder die een positieve bijdrage aan de wijk kan leveren. Rochdale heeft de indruk dat het gekraakt worden van de winkelruimte reden voor [naam 3] is geweest om af te haken. Deze week heeft Rochdale van haar makelaar vernomen dat er een nieuwe gegadigde voor de winkelruimte is, een partij die nu in de directe omgeving een ruimte huurt maar daar binnenkort uit moet.
Voorshands is er geen reden om deze verklaring van de medewerker van Rochdale in twijfel te trekken.
4.7.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hiertegen ingebracht dat de leefbaarheid juist is vergroot door hun aanwezigheid, omdat de winkelruimte leeg stond en leegstand een wijk naar beneden haalt. Zij stellen dat het contact met de buurt goed is en dat verschillende bewoners van de bovengelegen appartementen hen matrassen en witgoed hebben gebracht. Dat kan zo zijn, maar die welwillende opstelling van een deel van de buurtbewoners zegt niet alles. Goed denkbaar is dat er ook mensen zijn die worden afgeschrikt door een grote groep mensen – veelal mannen – die veel tijd doorbrengen op straat. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] verblijven zo’n dertig man in de winkelruimte, volgens de Staat zo’n vijftig man. Voorshands is aannemelijk dat de leefbaarheid in de buurt een punt van zorg is en dat ontruiming van de winkelruimte zal bijdragen aan de verbetering daarvan.
4.8.
Er staat al een ondernemer klaar om de winkelruimte direct na de ontruiming in gebruik te nemen, zodat leegstand niet valt te verwachten. Niet aannemelijk is dat de overgelegde beheers- en bruikleenovereenkomsten slechts zijn gesloten om in dit kort geding een spoedeisend belang te creëren, nu de winkelruimte ook al bij Alvast in beheer was voordat die werd gekraakt.
4.9.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren tevens aan dat zij geen andere passende opvang hebben. Inderdaad is hun perspectief op vervangende woonruimte niet rooskleurig. De huidige locatie is echter ook niet geschikt voor bewoning. Er zijn alleen een paar toiletten, geen ander sanitair. Er wordt gekookt in een geïmproviseerde keuken. Maar wat daar verder ook van zij, het ontbreken van andere huisvesting heeft de wetgever al betrokken bij de keuze om in abstracto voorrang te geven aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker. In dit concrete geval legt het verlies door [eiser 1] en [eiser 2] van het dak boven hun hoofd dan ook geen extra gewicht in de schaal.
4.10.
Al met al staat het belang van de Staat bij ontruiming van de winkelruimte in verhouding tot de schending van de belangen van [eiser 1] en [eiser 2] die daarmee gepaard gaat. Aan de proportionaliteitstoets is voldaan en de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
[eiser 1] en [eiser 2] mogen zich vanwege hun status als uitgeprocedeerde asielzoekers geen inkomen verwerven en zij hebben ook geen recht op een uitkering. Vanwege het geheel ontbreken van financiële middelen bij deze personen, zou het een ontoelaatbare belemmering van het recht op toegang tot de rechter opleveren als zij het kostenrisico zouden moeten meewegen in hun afweging of zij een kort geding aanhangig wensen te maken ter toetsing van het gebruik dat het openbaar ministerie in het concrete geval van zijn ontruimingsbevoegdheid wenst te maken (vgl. HR
8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:607). Gelet op het voorgaande zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, en zal het griffierecht voor [eiser 1] en [eiser 2] op nihil worden gesteld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.type: eB