ECLI:NL:RBAMS:2019:4275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2313
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op de vrijheid van meningsuiting van een pro-Palestina demonstrant door de burgemeester van Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een pro-Palestina demonstrant en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had bij besluit van 12 april 2019 beperkingen opgelegd aan de demonstrant, waardoor hij alleen op zondagen in even weken op de Dam mocht demonstreren, en dit ook nog eens beperkt tot drie uur per dag. De demonstrant, die regelmatig op de Dam protesteert met een scootmobiel en een Palestijnse vlag, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld en direct uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester ten onrechte de protestvorm van de demonstrant als een 'manifestatie' in de zin van de Wet openbare manifestaties (Wom) had aangemerkt. De rechter stelde vast dat het protest van de demonstrant een eenmansprotest betreft, dat geen collectief karakter heeft en daarom niet onder de Wom valt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester onrechtmatig had gehandeld door beperkingen op te leggen aan de demonstrant, wat inbreuk maakte op zijn vrijheid van meningsuiting. De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en de burgemeester opgedragen het griffierecht van € 174,- aan de demonstrant te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de vrijheid van meningsuiting en de voorwaarden waaronder deze kan worden beperkt. De voorzieningenrechter heeft duidelijk gemaakt dat individuele protesten, zoals die van de demonstrant, niet onder de Wom vallen, en dat de burgemeester niet zomaar beperkingen kan opleggen zonder een goede onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2313

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van5 juni 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Pot).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat verzoeker uitsluitend op de zondagen in de even weken mag demonstreren op de Dam in Amsterdam in een daartoe aangewezen gebied, maximaal drie uur per dag.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt opgeschort.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
de feiten en omstandigheden
2. Verzoeker is een pro-Palestina activist. Hij protesteert regelmatig op de Dam in Amsterdam, meestal op woensdag, zaterdag en zondag . Zijn protest bestaat er voornamelijk uit dat hij in zijn scootmobiel aandacht vraagt voor het lot van het Palestijnse volk. Hij heeft dan een hengel bij zich met daaraan de Palestijnse vlag en op zijn scootmobiel zijn foto’s met klittenband geplakt. Verder informeert verzoeker geïnteresseerden desgewenst over zijn protest.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat er een onwenselijke situatie is ontstaan op de Dam tussen demonstranten van verschillende groepen die het met elkaar oneens zijn. Zij heeft het bestreden besluit daarom genomen ter voorkoming van confrontaties en strafbare feiten, in het belang van het verkeer en ter voorkoming van verdere wanordelijkheden. Daarbij heeft verweerder verzoekers protestvorm aangemerkt als manifestatie in de zin van de Wet openbare manifestaties (Wom) omdat, zo stelt verweerder, zijn protesten op de Dam regelmatig tot aanwas van andere Palestina sympathisanten leiden. Verweerder heeft op basis van artikel 5, eerste lid, van de Wom bepaald dat verzoeker enkel nog op en rond de Dam mag demonstreren onder de volgende voorwaarden:
- binnen het blauw omlijnde gebied aan de paleiszijde [1] ;
- op de zondagen in de even weken;
- mits er geen andere grootschalige evenementen en demonstraties plaatsvinden.
Buiten het gebied op de Dam is verzoeker vrij om in de rest van Amsterdam te betogen, mits hij 50 meter afstand houdt van andere protestvormen en evenementen. Verzoeker moet zijn betogingen van tevoren aanmelden via het digitale formulier dat de vinden is op www.amsterdam.nl. Zijn betogingen mogen niet langer dan drie uur duren.
het standpunt van verzoeker
4. Verzoeker stelt dat hij nog nooit een demonstratie op de Dam georganiseerd heeft. Hij staat daar al jaren met name op woensdagen als eenmansprotest. Eenmansprotesten met aanloop blijven eenmansprotesten, maar verzoeker vraagt zich wel af hoeveel aanloop er mag zijn. Daarover wil hij graag duidelijkheid van verweerder. Ten slotte stelt verzoeker dat hij zich soms aansluit bij demonstraties van anderen.
het oordeel van de voorzieningenrechter
5. Het recht tot betoging is een grondrecht. [2] Dit grondrecht kan onder omstandigheden beperkt worden. Zo geeft de Wom ter uitwerking van dit grondrecht verweerder de bevoegdheid beperkingen te stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. [3]
6. In deze zaak ligt de vraag voor of verweerder van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken in het geval van verzoeker. Daarbij is van belang of verzoekers protestvorm op de Dam aangemerkt kan worden als ‘manifestatie’ in de zin van de Wom.
7. De Wom geeft geen omschrijving van het begrip ‘manifestatie’. Uit de Memorie van Toelichting [4] (MvT) bij de totstandkoming van de Wom blijkt dat de Wom in hoofdzaak betrekking heeft op
collectieveuitingen die vallen onder de bescherming van onder meer artikel 9 van de Grondwet, waaronder betogingen. Onder de term ‘manifestaties’ zijn daarnaast alleen die individuele vormen van belijdenis begrepen, die een sterk publiekgericht karakter hebben - toespraken en voordrachten met name - en daardoor een nauwe verwantschap vertonen met collectieve bijeenkomsten.
8. Verweerder heeft rapportages van de politie overgelegd, waarin is gerapporteerd over verschillende protesten op de Dam. Uit die rapportages blijkt geenszins dat de protestvorm van verzoeker een collectief karakter heeft. Hij protesteert kennelijk als eenling. Zo is in het politierapport van 4 oktober 2017 te lezen dat verzoeker op 1 oktober 2017 aanwezig was op de Dam en meerdere omstanders wist te bewegen stelling te nemen tegen pro-Israël demonstranten. De voorzieningenrechter begrijpt uit dit rapport dat verzoeker dit alleen heeft gedaan. Verder staat in het politierapport van 7 augustus 2017: “ [verzoeker] verplaatst zich in een scootmobiel waar vanuit hij ook zijn vrijheid van meningsuiting uitoefent. Hij staat bijna altijd alleen.” Het algemeen beeld dat uit deze rapportages volgt, is dat verzoeker individueel handelt.
9. Voor zover in de MvT met ‘individuele vormen van belijdenis’ waarop de Wom van toepassing kan zijn ook het recht tot betoging is bedoeld, is niet gebleken dat verzoekers individuele protesten een sterk publiekgericht karakter hebben en daardoor een nauwe verwantschap vertonen met collectieve bijeenkomsten. Verzoeker houdt geen toespraken en voordrachten.
10. De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder de protestvorm van verzoeker ten onrechte als manifestatie in de zin van de Wom heeft aangemerkt. Verzoekers protesten zijn uitsluitend als eenmansprotest aan te merken. Eenmansprotesten zijn individuele acties en hebben geen collectief karakter. Zij vallen daarom niet onder de Wom. Dat verzoeker soms anderen aantrekt en er sprake is van aanwas van sympathisanten, zoals verweerder stelt, maakt dat niet anders. Het gaat erom hoe verzoeker zijn protest vormgeeft.
11. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom onrechtmatig. Verweerder heeft verzoeker een beperking gesteld op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wom, terwijl de Wom op verzoekers geval niet van toepassing is. Dit maakt dat verweerder ten onrechte van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Met dit onrechtmatige besluit heeft verweerder verzoeker ten onrechte beperkt in een ander grondrecht, te weten zijn vrijheid van meningsuiting [5] .
12. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Verzoeker mag zijn eenmansprotest in ieder geval tot dat moment voortzetten.
13. Omdat het verzoek is toegewezen, moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier, op 5 juni 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Aangegeven op een bij het bestreden besluit gevoegd kaartje van de binnenstad van Amsterdam.
2.In artikel 9, eerste lid, van de Grondwet wordt het recht tot vergadering en betoging erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
3.Artikel 5, eerste en tweede lid, en artikel 2 van de Wom.
4.Kamerstukken II 1985/86, 19 427, nr. 3, p. 4.
5.Artikel 7, derde lid, van de Grondwet.