ECLI:NL:RBAMS:2019:4263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
6981169 CV EXPL 18-12964
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens niet-bewoning sociale huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Ymere (eiseres) en een huurder (gedaagde) over de huurovereenkomst van een sociale huurwoning. Ymere heeft gesteld dat de gedaagde zijn woning de laatste twee jaar niet bewoont, wat in strijd is met de huurovereenkomst. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken geoordeeld dat Ymere voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde niet in de woning verblijft. Getuigen, waaronder buren en een persoonlijk begeleider, hebben verklaard de gedaagde al lange tijd niet te hebben gezien en dat de woning er onverzorgd uitziet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door niet zijn hoofdverblijf in de woning te houden. Hierdoor heeft de rechtbank de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om de woning binnen acht dagen te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Ymere, die zijn begroot op € 1.118,91, inclusief het salaris van de gemachtigde. De rechtbank heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Ymere direct kan overgaan tot ontruiming indien de gedaagde niet aan het vonnis voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6981169 CV EXPL 18-12964
vonnis van: 17 juni 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting

STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: Ymere,
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.J. Mulder.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 3 oktober 2018 is een mondeling tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis zijn op 19 december 2018, 21 januari en 23 april 2019 getuigen gehoord.
Bij afzonderlijke faxberichten van 3 mei 2019 hebben partijen verzocht om vonnis te wijzen. Daarop is de datum voor vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

Bij tussenvonnis heeft Ymere de opdracht gekregen om te bewijzen dat [gedaagde] de door hem gehuurde woning aan de [adres 1] (hierna: de woning) als sinds 2016, althans lange tijd, niet bewoont. Daartoe zijn op verzoek van Ymere [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] gehoord. In contra-enquête is op verzoek van [gedaagde] [naam moeder] gehoord.
[naam 1]is gerechtsdeurwaarder en heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. Op verzoek van het CJIB is hij in juni 2017 met een hulpofficier en een slotenmaker naar de woning van [gedaagde] gegaan om beslag te leggen. Een buurman vertelde hem toen dat hij al drie maanden niemand bij de woning had gezien. In de woning lag achter de deur ongeopende post. Hij zag verder een open vuilniszak in de keuken. Hij herkent de foto’s die achter het proces-verbaal zijn gehecht als toentertijd gemaakt, waarop op de ene foto ongeopende post achter de deur te zien is en op de andere foto een gele bank. Hij had op basis van zijn ervaring de indruk dat op dat moment niemand in de woning woonde.
3.
[naam 2]woont sinds 23 jaar in een van Ymere gehuurde woning aan de [adres 2] . Deze woning ligt direct naast de woning van [gedaagde] . [naam 2] heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. Zij heeft [gedaagde] al drie jaar niet gezien. Het is verder koud in haar woning, omdat in de woning van [gedaagde] niet wordt gestookt. Verder hoort ze niet meer dat de wc wordt doorgetrokken. Ze legt dingetjes tussen de deur, die weg zouden moeten zijn omdat de deur opengaat. Dit is niet het geval. Het plastic flesje dat ze maandag heeft neergelegd, ligt er nog. Verder ziet het er heel vies uit (de ramen en de achtertuin) en zijn de gordijnen altijd dicht. Haar man heeft ook wel eens een briefje tussen de voordeur gedaan. Zo’n briefje bleef soms wel maanden zitten. Vanuit de spiegels in de keuken kan zij de voordeur van [gedaagde] zien. Zij en haar man gaan rond 11 uur naar bed en staan ongeveer om half zeven op.
4.
[naam 3]woont sinds 1973 in de van Ymere gehuurde woning aan de [adres 3] . Deze woning ligt niet in hetzelfde complex als de woning. [naam 3] heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. Ze heeft [gedaagde] de laatste drie jaar niet meer gezien. In het begin kwam ze [gedaagde] vaak tegen met zijn hond. Ze heeft zelf twee honden en liet deze vaak uit in het park om de hoek, net als [gedaagde] . Zij kwam [gedaagde] toen dagelijks tegen. Ze loopt nu wel eens langs de woning van [gedaagde] . Het ziet er niet verzorgd uit. Zij en haar man hebben de afgelopen jaren nooit licht zien branden in het huis van [gedaagde] . De achtertuin ziet er altijd hetzelfde uit.
5.
[naam 4]is stagiaire op de afdeling woonfraude en overlast van Ymere en uit dien hoofde bij dit dossier betrokken. [naam 4] heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. Voor de comparitie is zij met [naam 7] van Ymere naar de woning gegaan, maar heeft ze niemand aangetroffen. Op 30 oktober 2018 is zij nogmaals met [naam 7] naar de woning gegaan en heeft zij gecontroleerd of de plakkertjes nog op deur zaten. Op 21 november 2018 heeft zij met een andere stagiaire geconstateerd dat de plakkertjes nog steeds op de deur zaten. Beide keren heeft ze niemand in de woning aangetroffen. [naam 4] heeft twee foto’s laten zien van de plakkertjes op de deur.
6.
[naam 5]woont sinds 30 jaar in de woning aan de [adres 4] . Deze woning ligt schuin tegenover die van [gedaagde] . [naam 5] heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. [gedaagde] kwam wel eens bij zijn vrouw in hun woning. [gedaagde] liet haar honden uit en deed boodschappen voor haar. Ongeveer twee jaar geleden bleek dat [gedaagde] voor duizenden euro’s van zijn vrouw had gepind en is [naam 5] daar boos over geworden. Daarna heeft [naam 5] [gedaagde] niet meer gezien. [naam 5] werkt als metselaar en gaat om 6.15 uur van huis en komt om 16.00 uur weer thuis. Hij heeft vanuit zijn woning zicht op de voordeur en het raam van de woning van [gedaagde] . Hij gaat tussen 22.00 en 00.00 uur ’s avonds naar bed.
7.
[naam 6]is persoonlijk begeleider van HVO Querido en begeleidt sinds vier jaar [gedaagde] . [naam 6] heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. Hij heeft ongeveer één keer in maand (telefonisch) contact met [gedaagde] . Hij ziet hem één keer in de twee maanden, in zijn woning of in de buurt van zijn woning. Hij belt ook wel eens aan en dan komt hij in de woning. De woning vindt hij nu schoon, al zou [gedaagde] beter kunnen opruimen. Hij maakt nooit een afspraak met [gedaagde] . Hij heeft gehoord dat de buurtregisseur [gedaagde] had geadviseerd om uit de buurt te blijven. [gedaagde] heeft daarop aan hem verteld dat hij bij zijn moeder verbleef. [naam 6] denkt dat dit nog steeds aan de gang is. Hij is drie maanden geleden voor het laatst in de woning geweest. Een maand geleden heeft hij [gedaagde] het laatst gezien aan de achterkant van zijn woning. Als hij [gedaagde] ziet in de buurt van de woning dan is dat tussen 8.00 en 17.00 uur.
8. 8.
[naam moeder]is de moeder van [gedaagde] en heeft kort gezegd, voor zover hier van belang, het volgende verklaard. Haar zoon blijft niet bij haar slapen. Ze weet dat haar zoon in zijn eigen huis slaapt. Hij belt haar als hij thuis is en wanneer hij vertrekt. De laatste keer dat ze bij haar zoon thuis was is zo’n 1,5 jaar geleden. Bij hem thuis is het rommelig. Sinds bijna drie jaar komt haar zoon vaker bij haar langs. Hij smeert haar nu twee keer per dag in met crème. Vijf dagen in de week is [gedaagde] de hele dag bij haar. In het weekend komt hij ook langs, maar dan is hij er niet de hele dag. Ze heeft niet gezien dat haar zoon daadwerkelijk naar huis fietste als hij bij haar wegging. Nu ze erover nadenkt is de laatste keer dat ze bij [gedaagde] thuis is geweest ongeveer twee jaar geleden. De vrouw van [naam 5] woonde toen nog thuis. De vriendin van haar zoon woont in Oost (Amsterdam). In het weekend is [gedaagde] bij haar.
9. Op grond van deze verklaringen en de overige bewijsstukken heeft Ymere voldoende bewezen dat [gedaagde] zijn woning de laatste twee jaren niet bewoont. De gerechtsdeurwaarder kreeg die indruk toen hij in 2017 in de woning was, de directe buurvrouw verklaart onder ede hem niet meer te hebben gezien, net als een buurvrouw uit de straat en de buurman van schuin tegenover. Ook de persoonlijk begeleider en zijn moeder verklaren dat [gedaagde] in ieder geval overdag bij zijn moeder of bij zijn vriendin verblijft. Nu Ymere verder aan de hand van plakkertjes heeft geconstateerd dat de voordeur niet open is geweest, heeft [gedaagde] hier tegenover onvoldoende aangevoerd om ervan uit te gaan dat hij de woning wel bewoont. Uit de door hem zelf overgelegde energierekening blijkt ook dat hij nauwelijks energie over de jaren 2017 en 2018 heeft verbruikt. Hij voert wel aan dat hij heel vroeg vertrekt naar zijn moeder en pas laat weer thuiskomt, waardoor zijn buren hem nooit zien, maar dat verklaart niet dat de plakkertjes nog op het kozijn zitten. [gedaagde] heeft hiervoor geen verklaring gegeven en ook overigens niets naar voren gebracht waaruit volgt dat hij wel in de woning verbleef. De zeer korte verklaringen van mevrouw [naam 8] , mevrouw [naam 9] , mevrouw [naam 10] , mevrouw [naam 11] , mevrouw [naam 12] en mevrouw [naam 13] , allen wonende aan de [straatnaam] of dicht daarbij, die door hem bij conclusie van antwoord zijn overgelegd daarvoor onvoldoende. Niet alleen blijkt daaruit niet wanneer zij [gedaagde] met de hond hebben gezien, maar geen van hen heeft haar verklaring uiteindelijk onder ede bevestigd.
10. Conclusie is dan ook dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met artikel 6.2 van de huurovereenkomst, waarin de verplichting is opgenomen om hoofdverblijf in de woning te houden. Nu hij dit de laatste jaren niet heeft gedaan, is hij tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Nu de woning er verder rommelig en onverzorgd uitziet, [gedaagde] , ook gedurende deze procedure, niet één en ander heeft verbeterd en het bovendien sociale woningbouw betreft, rechtvaardigt deze langdurige tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst. De vorderingen van Ymere worden dan ook toegewezen.
10. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] ;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen acht dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ter beschikking van Ymere te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Ymere, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.118,91, waarin begrepen € 900,00 aan salaris voor de gemachtigde van Ymere;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.