ECLI:NL:RBAMS:2019:4201

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
7438980 CV EXPL 19-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging overeenkomst van opdracht zonder redelijke termijn in acht te nemen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en B&T interim-management B.V. over de opzegging van een overeenkomst van opdracht. [eiser] vorderde betaling van openstaande facturen voor zijn werkzaamheden als interim-directeur van een school, terwijl B&T zich verweerde met de stelling dat [eiser] tekort was geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 20 december 2018, gevolgd door een tussenvonnis op 18 februari 2019 en een bijeenkomst van partijen op 17 mei 2019. De kantonrechter oordeelde dat B&T de overeenkomst onterecht per direct had opgezegd zonder een redelijke opzegtermijn in acht te nemen. De rechter concludeerde dat [eiser] zijn verplichtingen uit de overeenkomst was nagekomen en dat B&T de facturen moest betalen. Daarnaast werd B&T veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vorderingen van B&T in reconventie werden afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat [eiser] tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke opzegtermijn en de zorgvuldigheid die van een opdrachtnemer verwacht mag worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 7438980 CV EXPL 19-13
Uitspraak: 14 juni 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de heer
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. E.L. Witteveen,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&T interim-management B.V.,
gevestigd te Amsterdam ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend bij: mr. J.J. van Willigen ( [functie 2] )
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en B&T .
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2018 zijdens [eiser] met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 31 januari 2019 zijdens B&T met producties,
  • de conclusie van antwoord van 3 mei 2019 in reconventie zijdens [eiser] ,
  • de faxbrief van 7 mei 2019 zijdens B&T met productie, en
  • de reactie van 13 mei 2019 zijdens [eiser] op deze faxbrief.
Ingevolge het tussenvonnis van 18 februari 2019 en de daarop gevolgde brief van de griffier van 8 maart 2019 heeft op 17 mei 2019 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. De door de griffier gemaakte aantekeningen hiervan zitten bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
Als gesteld en niet weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.2.
B&T voorziet opdrachtgevers van interim-managers. Eén van haar opdrachtgevers is [naam opdrachtgever] (hierna: [naam opdrachtgever] ). [naam school] (hierna ook wel: de School) maakt deel uit van [naam opdrachtgever] . In het najaar van 2017 had de School al jaren geen vaste directeur meer. B&T had van [naam opdrachtgever] opdracht te voorzien in een interim-directeur voor de School. Een zusteronderneming van B&T had opdracht van [naam opdrachtgever] om per voorjaar 2018 voor de School een nieuwe, vaste directeur te werven.
1.3.
In oktober 2017 zijn [eiser] als opdrachtnemer en B&T als opdrachtgever een overeenkomst van opdracht aangegaan (hierna: de Overeenkomst).
1.4.
In de Overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

1 Artikel | de opdracht
Opdrachtnemer verplicht zich voor de duur van de overeenkomst beschikbaar te zijn voor het verrichten van werkzaamheden op het gebied van interim-management, te weten interim-directeur [naam school] .
2 Artikel | duur van de overeenkomst
De overeenkomst vangt aan op 23 oktober 2017 en wordt aangegaan voor de duur van het project interim-directeur bij [naam school] .
(…)
3 Artikel / uitvoering van de opdracht
(…)
. Opdrachtnemer deelt zijn werkzaamheden zelfstandig in. De heer [naam adviseur] [namens B&T adviseur van [naam opdrachtgever] , ktr] treedt op als schaduwmanager. Voor zover dat voor de uitvoering van de opdracht nodig is, vindt afstemming met de opdrachtgever plaats (..)
. (..) Opdrachtnemer zal opdrachtgever desgevraagd informatie verschaffen omtrent de uitvoering (..)
. Opdrachtnemer is bij het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden geheel zelfstandig. Hij verricht de overeengekomen werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van opdrachtgever en/of derde partij. Opdrachtgever en/of derde partij kunnen wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de opdracht. Er vindt periodiek een evaluatiegesprek plaats, al dan niet telefonisch, tussen beide partijen en de derde partij.
. Opdrachtnemer is vrij de werkzaamheden naar eigen inzicht uit te voeren. Opdrachtnemer zal daarbij gevolg geven aan aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht.
. Voor een goede uitvoering van de opdracht heeft opdrachtnemer binnen vier weken een plan van aanpak opgesteld dat met de heer [naam 1] [ [functie 1] van [naam opdrachtgever] , ktr] en de heer [naam adviseur] wordt besproken en vastgesteld.
5 Artikel | opzegging overeenkomst
Beide partijen zijn gerechtigd de overeenkomst te beëindigen. Hierbij zullen termijnen in acht worden genomen die gezien de omstandigheden redelijk te achten zijn.
6 Artikel | vergoeding, facturering en betaling
Opdrachtnemer is gerechtigd aan opdrachtgever € 725,-- per dag (€ 90,63,-- per uur) in rekening te brengen. Deze bedragen zijn exclusief btw en inclusief alle overige niet separaat genoemde kosten van opdrachtnemer.
(…)
Opdrachtgever behoudt zich het recht voor betalingen aan opdrachtnemer evenredig te korten indien en voor zover opdrachtgever inkomsten derft ten gevolge van wanprestatie van opdrachtnemer ten opzichte van de derde partij van opdrachtgever.
(…)
1.5.
Op 23 oktober 2017 is [eiser] op basis van de Overeenkomst aan de slag gegaan als interim-directeur van de School, gedurende vier dagen per week.
In het voorjaar van 2018 is voor de School een vaste directeur gevonden, mevrouw [naam 2] , aan te stellen met ingang van het daarop volgende schooljaar gedurende vierenhalve dag per week. In elk geval vanaf mei 2018 is zij zich in de School gaan verdiepen.
1.6.
Op 23 mei 2018 heeft mevrouw [naam 2] aan [naam 1] gemaild: “Mijn gedachten over [naam school] en wat er voor de zomer nog zou moeten/kunnen gebeuren” en: “Eenmaal bezig werd het best veel”.
1.7.
Op 3 of 4 juli 2018 heeft [naam 1] aan [eiser] gezegd dat hij niet langer met hem wilde samenwerken waarna B&T de Overeenkomst met [eiser] per direct heeft opgezegd.
1.8.
[eiser] heeft B&T een factuur gestuurd ad € 11.600,64 (excl. btw) voor 128 gewerkte uren in de maand juni van 2018, en een factuur ad € 5.800,32 (excl. btw) voor 64 gewerkte uren in de maand juli van 2018. Op 25 augustus 2018 en 1 september 2018 heeft [eiser] aan B&T betalingsherinneringen gestuurd. Op 4 oktober 2018 en 31 oktober 2018 heeft de gemachtigde van [eiser] sommaties gestuurd. B&T heeft beide facturen tot op heden onbetaald gelaten.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert dat B&T bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal worden veroordeeld:
a. om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 17.400,96 er voldoening van de facturen van juni en juli 2018, te vermeerderen met btw en wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf respectievelijk 23 juli 2018 voor de factuur van juni en 3 augustus 2018 voor de factuur van juli tot aan de dag der algehele voldoening;
b. tot betaling van € 985,55 aan buitengerechtelijke incassokosten; en
c. in de proceskosten.
2.2.
[eiser] legt hieraan ten grondslag dat hij zijn kant van de Overeenkomst is nagekomen en dat B&T daarom gehouden is de facturen voor de maanden juni en juli 2018 te voldoen. Volgens hem heeft B&T geen redelijke opzegtermijn in acht genomen door de opdracht op 4 juli 2018 per direct stop te zetten. De factuur voor juli 2018 heeft hij daarom opgemaakt alsof hij had gewerkt tot de zomervakantie (tot en met 13 juli 2018).
2.3.
B&T voert verweer tegen de vordering, dat uitmondt in de vordering in reconventie.
2.4.
B&T vordert op haar beurt – samengevat – dat [eiser] bij vonnis zal worden veroordeeld,
primair:
a. tot betaling van de marge over de maanden mei, juni en juli 2018 van € 6.973,76;
b. tot betaling van de factuur van de maand mei 2018 van € 10.150,56; en
c. in de proceskosten,
en
subsidiairdat de vordering van [eiser] over de maand juli 2018 wordt gematigd tot ten hoogste 8 uren.
2.5.
B&T legt hieraan ten grondslag dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst, dat B&T hierdoor schade heeft geleden en dat [eiser] op grond van artikel 6 van de Overeenkomst gehouden is deze schade te vergoeden. B&T voert daarbij aan dat deze schade bestaat uit (i) de misgelopen marge over de maanden mei, juni en juli 2018, nu [naam opdrachtgever] de facturen van B&T over deze maanden niet heeft betaald en (ii) de reeds aan [eiser] betaalde factuur voor de maand mei 2018.
2.6.
[eiser] voert verweer. Op de verdere stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Beoordeling

in conventie en in reconventie
3.1.
Vast staat dat [eiser] van 23 oktober 2017 tot 4 juli 2018 als interim- directeur van de School werkzaam is geweest. In zoverre is hij de Overeenkomst dus nagekomen. Partijen twisten echter over de vraag of [eiser] de opdracht naar behoren heeft uitgevoerd. De vraag is, met andere woorden, of [eiser] bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer heeft betracht (artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek (BW)). Bij het beantwoorden van deze vraag moeten alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder in elk geval de navolgende.
3.2.
In artikel 3 van de Overeenkomst is bepaald dat [eiser] zijn werkzaamheden zelfstandig en naar eigen inzicht moet verrichten. Niet in geschil is dat [eiser] dat heeft gedaan. B&T heeft niet weersproken dat ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst B&T ( [naam adviseur] ) geheel bekend was met de situatie van de School en [naam opdrachtgever] , dat de School toen al enkele jaren geen vaste directeur had en de adjunct- directeur langdurig ziek was maar niet werd vervangen. Als onweersproken staat verder vast dat de School al jaren ruzies kende binnen het team, zonder functioneringsgesprekken werkte, geen jaarverslagen maakte en dat [naam 1] al langer de verantwoordelijk [functie 1] namens [naam opdrachtgever] was. In november 2017, vlak na het aantreden van [eiser] als directeur , kreeg de School, kennelijk voor iedereen onvoorzien, bovendien van de onderwijsinspectie het predicaat ‘zwak’ in didactisch opzicht en onderwijskundige samenwerking, wat noopte tot onmiddellijke maatregelen. Daarenboven bleek dat de verstandhouding tussen [naam 1] , het team op de School en de medezeggenschapsraad ernstig geschonden was. Desondanks functioneerde [eiser] als interim- directeur zodanig naar tevredenheid dat B&T in april 2018, uiteraard met instemming van haar opdrachtgever [naam opdrachtgever] , de opdracht heeft verlengd tot aan de zomervakantie.
3.3.
Volgens B&T verbrak [naam 1] begin juli 2018 de samenwerking met [eiser] omdat hij met de ouders van de aanstaande leerlingen van groep 8 had gecommuniceerd dat de beide groepen 8 zouden worden samengevoegd omdat er geen tweede leerkracht voor groep 8 was gevonden. Dit terwijl [naam 1] de ouders wel de problematiek had willen melden, maar samenvoeging niet had willen noemen. Toen [eiser] B&T berichtte dat [naam 1] niet meer met hem wilde samenwerken, aldus nog steeds B&T , kon B&T hem tegenover [naam 1] niet meer verdedigen en moest zij [eiser] meteen van de opdracht halen. Na de e-mail van [naam 2] van 23 mei 2018 was dit namelijk de spreekwoordelijke druppel. [eiser] had Hendriks beter moeten informeren over de stand van zaken op en rondom de School. Op enig moment heeft B&T anderen ingeschakeld om directeurswerkzaamheden voor de School te verrichten en die hebben gerapporteerd dat [eiser] een groot aantal taken nog niet had uitgevoerd. [eiser] had veel eerder aan B&T moeten rapporteren dat het niet goed ging met de opdracht.
3.4.
[eiser] heeft een andere lezing van het gebeurde. Hij voert aan dat de samenwerking en communicatie met [naam 1] inderdaad niet altijd makkelijk verliep maar dat hij, [eiser] , zich desondanks voortvarend en naar omstandigheden met succes van zijn taken als interim- directeur van de in zeer moeilijk vaarwater verkerende School heeft gekweten. B&T heeft hem nooit gewaarschuwd dat zijn inzichten en werkwijzen niet juist zouden zijn. Over de groepen 8 heeft [eiser] een ouderbijeenkomst georganiseerd en daar medegedeeld dat indien er na de zomer geen tweede leerkracht zou zijn, samenvoeging noodzakelijk zou zijn. Ook de andere verwijten die B&T hem achteraf maakt zijn niet terecht, aldus nog steeds [eiser] . B&T heeft gezien de omstandigheden van de School niet kunnen verwachten dat hij er in zou slagen er gedurende zijn opdracht een op alle vlakken naar behoren functionerende School van te maken. De meeste taken heeft [eiser] wel degelijk uitgevoerd maar alleen nog niet helemaal afgerond, zoals het verwerken van losse functioneringsgespreksaantekeningen in de personeelsdossiers.
3.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft B&T in het licht van alle omstandigheden van dit geval onvoldoende onderbouwd dat [eiser] tekort is geschoten in de uitvoering van de Overeenkomst. Concreet bewijs is niet aangeboden, er is alleen een algemeen geformuleerd en daarmee niet toereikend bewijsaanbod gedaan. Maar wat daarvan ook zij, verschillen van inzicht over hoe een interim- directeur van een basisschool in nood precies moet handelen en over hoe diepgaand hij zijn opdrachtgever waarover moet informeren, zijn onvermijdelijk. Verschil van inzicht betekent nog niet dat er fouten zijn gemaakt. Dat er volgens [naam 2] op 23 mei 2018 voor het einde van het schooljaar nog veel moest gebeuren, wil evenmin zeggen dat [eiser] tekort is geschoten. De Overeenkomst liet B&T ruimte om zich middels de schaduwmanager actief te bemoeien met het verloop van de opdracht, waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt. Vaststaat dat B&T [eiser] niet heeft gewaarschuwd dat hij anders moest gaan handelen omdat de opdracht anders beëindigd zou worden.
3.6.
Dat [naam 1] niet meer met [eiser] wilde samenwerken, is in het licht van alle omstandigheden onvoldoende reden om een opzegtermijn van nul dagen redelijk te achten. B&T heeft niet eens geprobeerd om [naam 1] van gedachten te laten veranderen en/of om [eiser] zo verder te laten gaan met de opdracht dat [naam 1] en hij de laatste twee weken tot aan de zomervakantie niet meer met elkaar zouden hoeven samenwerken. B&T heeft haar eigen belang bij een goede verstandhouding met haar vaste opdrachtgever [naam opdrachtgever] voor laten gaan op de belangen van [eiser] . Dat stond haar vrij maar is geen reden om geen opzegtermijn in acht te nemen. Door te factureren alsof hij de twee weken na 3 juli 2018 tot aan de zomervakantie nog had volgemaakt, is [eiser] wel uitgegaan van een redelijk te achten opzegtermijn.
3.7.
Conclusie van het voorgaande is dat B&T de facturen van [eiser] moet betalen. Tegen de juistheid van de bedragen heeft B&T geen verweer gevoerd.
3.8.
[eiser] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief en B&T veroordelen om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 949,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Bij deze uitkomst moet B&T in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden tot aan dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op:
- exploit/verschotten € 85,79
- griffierecht € 486,00
- salaris gemachtigde
960,00(2 punten × tarief € 480)
Totaal € 1.531,79
in reconventie
3.9.
Nu hiervoor al is geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen onder de Overeenkomst aan de zijde van [eiser] sprake is, ketsten reeds op die grond de (primaire) reconventionele vorderingen van B&T af. Daar komt bij dat B&T heeft aangevoerd dat ze zij geen incassomaatregelen heeft getroffen jegens [naam opdrachtgever] om de facturen over de maanden mei, juni en juli 2018 (alsnog) betaald te krijgen. Deze keuze van B&T kan niet aan [eiser] worden toegerekend.
3.10.
Dat voor de subsidiair gevorderde matiging van de factuur over de maand juli 2018 geen grond bestaat, volgt uit het hiervoor weergegeven oordeel dat B&T de opdracht niet per direct had mogen beëindigen.
3.11.
De kantonrechter zal de vorderingen van B&T afwijzen. Bij deze uitkomst moet B&T worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . Tot aan dit vonnis worden deze aan de zijde van [eiser] begroot op € 480,00 aan salaris gemachtigde.
in conventie en in reconventie
3.12.
Nakosten zullen worden toegewezen op na te noemen wijze.

4.BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt B&T om aan [eiser] te betalen uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 17.400,96 exclusief btw ter voldoening van de facturen van juni en juli 2018, te vermeerderen met btw en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf respectievelijk 23 juli 2018 voor de factuur van juni 2018 en 3 augustus 2018 voor de factuur van juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.2.
veroordeelt B&T tot betaling aan [eiser] van € 949,00 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt B&T in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.531,79,
in reconventie
4.4.
veroordeelt B&T in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 480,00,
in conventie en in reconventie
4.5.
veroordeelt B&T in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat B&T niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BWover de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.6.
verklaart de betalingsveroordelingen zoals omschreven in de nummers 4.1, 4.2, 4.3 en 4.5 van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, kantonrechter, bijgestaan door mr. B.J.M. van de Wetering, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2019.
De griffier De kantonrechter