ECLI:NL:RBAMS:2019:4155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
13/698443-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding en veroordeling voor drugshandel, witwassen en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, het verkopen en vervoeren van cocaïne, witwassen van geld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het tweede feit, het verkopen en vervoeren van cocaïne, nietig is verklaard omdat de tenlastelegging onvoldoende concreet was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en het witwassen van een geldbedrag van € 3.075,-. Tevens werd vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van verschillende geldbedragen en een vuurwapen bevolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en het gebruik van een vuurwapen bij de arrestatie meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/698443-16 (Promis)
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres 1] , [plaats 1] ( [land] ).

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.R. de Korte, naar voren hebben gebracht.
Verdachte is tijdens het onderzoek ter terechtzitting bijgestaan door, V. Duivensteijn, tolk in de Spaanse taal.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] , parketnummer 13/698556-16.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het
1. opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA op 6 december 2016 op de adressen [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [plaats 2] ;
2. opzettelijk verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren van een cocaïne in de periode van 31 mei 2016 tot en met 6 december 2016;
3. opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of aanwezig hebben van cocaïne, waaronder een hoeveelheid van 992,50 gram, in de periode van 31 mei 2016 tot en met 6 december 2016;
4. witwassen van € 36.180,- en/of € 6.775,- in de periode van 31 mei 2016 tot en met 6 december 2016;
5. voorhanden hebben van een vuurwapens en munitie op 6 december 2016.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 2
De rechtbank beoordeelt ambtshalve of het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren van cocaïne in de periode 31 mei 2016 tot en met 6 december 2016 voldoet aan de eisen die in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de dagvaarding worden gesteld. De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn, dat in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
Er heeft een grootschalig opsporingsonderzoek plaatsgevonden Daarbij is over de periode van 31 mei 2016 tot en met 6 december 2016 gebruik gemaakt van verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden, waaronder telefoontaps, stelselmatige observatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Er is zodoende sprake van een omvangrijk dossier. Het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren van cocaïne is niet gespecificeerd naar gewicht, gedraging, datum of plaats, waardoor niet zonder meer duidelijk is op welke individuele handelingen deze beschuldiging is gericht. Ook in het licht van het onderliggende dossier is de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 onvoldoende concreet en wel zodanig, dat het voor de verdachte niet duidelijk is tegen welke concrete leveringen van cocaïne hij zich dient te verweren. Daarmee voldoet de tenlastelegging ten aanzien van dit feit niet aan de eisen die in artikel 261 Sv aan de dagvaarding worden gesteld.
De rechtbank zal daarom de dagvaarding nietig verklaren ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
3.2
Geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne verzocht de dagvaarding nietig te verklaren. De raadsman is van mening dat deze verdenking onvoldoende concreet is, gelet op de lange ten laste gelegde periode: 31 mei 2016 tot en met 6 december 2016.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging wel voldoet aan de eisen die in artikel 261 Sv aan de dagvaarding worden gesteld.
Onder 3 is het uitvoeren van cocaïne ten laste gelegd. Door de specificering naar 922,50 gram is het duidelijk dat de officier van justitie hier doelt op de cocaïne die op 10 november 2016 op Schiphol in de bagage van koerier [persoon 1] is aangetroffen. Naast deze actie komt slechts op twee andere momenten in het dossier een mogelijke uitvoer via luchthaven Schiphol naar voren. Het betreft tapgesprekken van 26 september 2016 over het kopen van vliegtickets voor een NN-persoon die op 27 september 2016 vanuit Madrid zou aankomen en in de avonduren zou doorreizen naar Zurich. Verder heeft verdachte, blijkens de observaties, op 8 november 2016 een NN-vrouw opgehaald van Schiphol en haar op 9 november 2016 teruggebracht naar Schiphol. Uit het OVC-gesprek van 9 november 2019 komt naar voren dat zij de vlucht van 06.55 uur naar Zurich moet halen.
De rechtbank oordeelt dat op grond van het vorenstaande, in het licht van het onderliggende dossier, de tenlastelegging voldoende concreet is. Voor verdachte moet duidelijk zijn geweest waartegen hij zich moest verdedigen.
De rechtbank acht de dagvaarding daarom geldig ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
3.3
Overige voorvragen
De dagvaarding is ten aanzien van feit 1, 3, 4 en 5 geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Start onderzoek
Bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de Eenheid Amsterdam is in de maand april 2016 de informatie binnengekomen dat in de enige woning boven de bakkerij op [locatie] , waar Dominicanen wonen, regelmatig meerdere kilo’s cocaïne liggen opgeslagen. Een grijze BMW 1 serie zou daar vaak een partij komen brengen.
Uit onderzoek is gebleken dat de woning vermoedelijk het adres [adres 3] te [plaats 2] betreft. Blijkens de Basisregistratie Personen staan verdachte, [persoon 2] en [persoon 3] op dit adres ingeschreven. Naar aanleiding van deze informatie is nader onderzoek verricht naar de eerder genoemde personen. Verdachte heeft een Kia Carens met kenteken [kenteken 1] op zijn naam staan. Verdachte en [persoon 3] komen niet voor in de politiesystemen. Voor [persoon 2] is de volgende politieregistratie bekend. Op 18 april 2016 is [persoon 4] aangehouden, omdat zij een geldbedrag van € 140.000,- bij zich had. Daarop is een strafbeschikking ter hoogte van € 12.900,- uitgereikt, die door [persoon 2] op het politiebureau cash is betaald.
Op 26 mei 2016 is op de Burgemeester de Vlugtlaan te Amsterdam een Toyota Yaris gecontroleerd. De bestuurder [persoon 5] en bijrijder [persoon 6] kwamen zenuwachtig over en probeerden te vluchten. In de auto bleek een grote hoeveelheid verdovende middelen te liggen. Uit onderzoek blijkt dat [persoon 6] van Dominicaanse afkomst en een grijskleurige BMW 1 serie met kenteken [kenteken 2] op zijn naam heeft staan. In de politiesystemen komen verschillende registraties op naam van [persoon 6] naar voren. [persoon 6] is in december 2012 aangehouden in verband met betrokkenheid bij handel in verdovende middelen. In oktober 2013 heeft er een overval in zijn woning plaatsgevonden door drie daders met automatische vuurwapens en in november 2013 is [persoon 6] aangehouden ter zake een ontvoering waarbij losgeld ter waarde van € 87.000,- zou zijn geëist.
Op basis van het TCI-proces-verbaal en eerder genoemde politieregistraties heeft het onderzoeksteam het vermoeden gekregen dat er vanuit het woonadres [adres 3] te [plaats 2] zou worden gehandeld in verdovende middelen. In juni 2016 zijn door de rechter-commissaris op de bekende telefoonnummers van verdachte, [persoon 4] en [persoon 2] bevelen tot opnemen van de (tele)communicatie afgegeven.
Uit de afgeluisterde gesprekken is naar voren gekomen dat het telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte veel contact heeft met het telefoonnummers van een persoon met de (bij)naam [bijnaam 1] / [bijnaam 2] en een persoon met de (bij)naam [bijnaam 3] . Op basis van deze gesprekken is het vermoeden gerezen dat zij zich gezamenlijk in georganiseerd verband bezig zouden houden met de handel in verdovende middelen. Op 8 september 2016 is door de rechter-commissaris het bevel tot opnemen van (tele)communicatie van het telefoonnummer in gebruik bij [bijnaam 1] / [bijnaam 2] afgegeven. Op 6 oktober 2016 is er een bevel tot stelselmatige observatie van [bijnaam 1] / [bijnaam 2] afgegeven. Op woensdag 26 oktober 2016 is [bijnaam 3] aangehouden en is zijn telefoon in beslag genomen. Op die telefoon werden meerdere foto’s aangetroffen van een persoon die de politie herkent als de persoon met de (bij)naam [bijnaam 1] / [bijnaam 2] . Op de telefoon is tevens een foto van een kopie van een paspoort ten name van verdachte aangetroffen. Een verbalisant herkent medeverdachte [medeverdachte 1] als de persoon die [bijnaam 1] / [bijnaam 2] wordt genoemd.
Doorzoekingen
Op 31 mei 2016 is het opsporingsonderzoek van start gegaan. Zes maanden lang zijn verschillende telefoonnummers getapt en zijn er gesprekken afgeluisterd die werden gevoerd in de auto op naam van verdachte. Bovendien zijn camerabeelden uitgekeken en is er gebruik gemaakt van stelselmatige observatie van verschillende personen, waaronder verdachte. Naar aanleiding van het onderzoek hebben op 6 december 2016 doorzoekingen plaatsgevonden op de adressen [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [plaats 2] . In alle woningen zijn verdovende middelen en grote bedragen contant geld aangetroffen.
Tijdens het binnentreden in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] werd er door verdachte met een vuurwapen gericht op het arrestatieteam. Verdachte is aangehouden toen hij het vuurwapen liet vallen. Na onderzoek bleek het vuurwapen doorgeladen te zijn. Het vuurwapen, een Umarex Walther P99, is in beslag genomen. In de woning werd in totaal
€ 6.775,- aan contant geld aangetroffen. Dit geld werd in verschillende ruimtes aangetroffen, waaronder in een jas in de toegangshal, in een kast in de slaapkamer waar [persoon 7] sliep en in een jas in de kamer van verdachte. In de keuken werden verschillende zakken met daarin (vermoedelijk) verdovende middelen aangetroffen, die voor onderzoek zijn gestuurd naar het Laboratorium voor Forensische Opsporing. Uit de verschillende rapporten blijkt dat de zakjes met 111, 0,93 en 0,76 gram poeder cocaïne bevatten. De zakken tabletten, waaronder een zak met 5065 tabletten en het zakje kristallen van 5.73 gram blijken MDMA te bevatten.
Na het binnentreden van de woning aan de [adres 3] te [plaats 2] is medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. In de woning waren nog vijf anderen aanwezig, waaronder een 8-jarig kind. Medeverdachte [medeverdachte 1] is tijdens de doorzoeking in zijn bed aangetroffen. Binnen zijn handbereik, op het nachtkastje aan zijn kant van het bed, lag een vuurwapen. Het vuurwapen betreft een Glock 19. In de bovenste lade van het nachtkastje is de bijbehorende munitie gevonden. In deze lade werd tevens een geldbedrag aangetroffen van in totaal € 36.180, bestaande uit onder meer 45 coupures van € 500,-, 5 coupures van € 200,-, 18 coupures van € 100 en 217 coupures van € 50,-. Tijdens de doorzoeking werd op de koelkast, verborgen achter een plint, een blok van ongeveer 1 kilo (vermoedelijk) cocaïne aangetroffen. Op de bovenste plank in de berging van de woning is in een schoenendoos een vergelijkbaar blok aangetroffen. De blokken zijn onderzocht in het Laboratorium voor Forensische Opsporing. Uit de verschillende rapporten blijkt dat de blokken van 983 en 954 gram cocaïne bevatten.
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aanwezig hebben van cocaïne en MDMA acht de officier van justitie enkel bewezen wat op het verblijfadres van verdachte, [adres 2] te [plaats 2] , is aangetroffen. Het overgrote deel van de verdovende middelen zijn aangetroffen in de keuken. Verdachte is hoofdbewoner van het pand. Aangenomen mag dan ook worden dat hij gebruik maakte van de keuken en zodoende beschikkingsmacht had over wat zich hier bevond. Bovendien is in een broek die in de kamer van verdachte lag MDMA aangetroffen wat ook een verband tussen verdachte en verdovende middelen aantoont, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 3 ten laste gelegde medeplegen van uitvoer van cocaïne. Verdachte heeft de op 10 november 2016 op Schiphol aangehouden koerier [persoon 1] op 7 november 2016 van Schiphol opgehaald en naar een hotel gebracht. [persoon 1] heeft verklaard dat hij naar Nederland is gekomen om drugs te halen. De persoon die hem op zou halen van Schiphol zou hem ook geven wat hij mee terug moest vervoeren naar Spanje. Nu [persoon 1] al onderweg naar zijn vlucht was, is er sprake van medeplegen van (verlengde) uitvoer. De officier van justitie betrekt ook twee andere gebeurtenissen rond 26 september en 9 november 2016 en de hoeveelheid ritten naar Schiphol van verdachte, waar hij geen aannemelijke verklaring voor heeft, bij het bewijs van de uitvoer in de periode van 13 juli tot en met 4 december 2016.
De officier van justitie acht het onder 4 ten laste gelegde witwassen van een bedrag van
€ 6.775,- bewezen. Dit betreft het contante geldbedrag dat op het verblijfsadres van verdachte, [adres 2] te [plaats 2] , is aangetroffen. Nu verdachte hoofdbewoner van het adres is, zijn volgens officier van justitie naast het geldbedrag dat is aangetroffen in verdachtes slaapkamer, ook de contante geldbedragen die in de hal zijn aangetroffen eigendom van verdachte. Er zijn tevens verschillende geldbedragen aangetroffen in de kast in de slaapkamer waar [persoon 7] sliep. Nu verdachte in een eerder telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het geld in de kast lag en dit de enige kast is waar geld is aangetroffen, meent de officier dat ook dit geld aan verdachte toebehoort. Verdachte heeft geen legaal inkomen en heeft geen verklaring willen afleggen over de aanwezigheid van dit geldbedrag. De officier van justitie acht op grond daarvan het witwassen bewezen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde acht de officier van justitie het voorhanden hebben van het vuurwapen dat verdachte bij zijn arrestatie in handen had, een Umarex Walther P99, bewezen.
4.3
Standpunt van de verdediging
Rechtmatigheid inzet BOB-middelen
De raadsman heeft primair aangevoerd dat alle onderzoeksresultaten die zijn verkregen naar aanleiding van de bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB-middelen) van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Verdachte was niet de eigenaar van de BMW genoemd in het TCI-proces-verbaal. Daarbij stond verdachte wel ingeschreven op het adres [adres 3] te [plaats 2] , maar was hij werkelijk woonachtig op het adres [adres 2] te [plaats 2] . Bovendien bleek dat verdachte geen politieregistraties op zijn naam had. Volgens de raadsman is op verdachte door gerechercheerd, terwijl er geen enkele connectie bestond tussen verdachte en de TCI-melding. Zonder een concrete verdenking of redelijk vermoeden van schuld zijn vergaande BOB-middelen ingezet. De door de BOB-middelen verkregen informatie is volgens de raadsman daarom onrechtmatig verkregen en dient om die reden van het bewijs te worden uitgesloten.
Ten aanzien van de feiten
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor de cocaïne en MDMA die in zijn woning, [adres 2] te [plaats 2] , zijn aangetroffen. Verdachte dient van het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA dat op de andere twee adressen is aangetroffen te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde buiten het grondgebied brengen van cocaïne heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Alleen koerier [persoon 1] is aangehouden voor het uitvoeren van cocaïne. Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij de aanschaf van de vliegtickets, het preparen van de koffer of het wegbrengen van [persoon 1] naar Schiphol. De modus operandi van [persoon 1] wijkt tevens af van die van de andere koeriers. Bovendien zijn de andere personen niet aangehouden, waardoor onduidelijk is gebleven wat er zou zijn uitgevoerd.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Verdachte kan niet worden gekoppeld aan het geldbedrag dat in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen. Nu verdachte niet de enige bewoner van het pand was, kan hij enkel verantwoordelijk worden gehouden voor het geldbedrag dat in zijn slaapkamer is aangetroffen. Dat betreft een bedrag van € 220,-. Dit is een normaal bedrag dat op geen enkele wijze een vermoeden van witwassen kan opleveren.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde voorhanden hebben van vuurwapens en munitie heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte enkel kan worden veroordeeld voor het vuurwapen dat in zijn kamer is aangetroffen.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1
Inzet BOB-middelen rechtmatig
De rechtbank stelt voorop dat TCI-informatie zelfstandig een verdenking, ofwel een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, kan opleveren, mits die informatie voldoende concreet en specifiek is.
In onderhavig geval komt uit de TCI-informatie naar voren dat in de enige woning boven de bakkerij op [locatie] , waar Dominicanen wonen, regelmatig cocaïne ligt opgeslagen. Daarbij zou een grijze BMW 1 serie betrokken zijn bij de levering daarvan. Deze informatie is vervolgens door politie geverifieerd. Het zou om een woning aan de [adres 3] te [plaats 2] gaan. In deze woning staan drie personen ingeschreven, waarvan twee personen met een Dominicaanse afkomst, waaronder verdachte. Bovendien is onderzoek gedaan naar mogelijke politieregistraties van de personen die op het adres staan ingeschreven. Hieruit blijkt dat [persoon 2] eerder cash een bedrag van bijna € 13.000,- voor een strafbeschikking heeft betaald voor een zekere [persoon 4] , die aangehouden was met een bedrag van
€ 140.000,-. Ook de eigenaar van de mogelijk betrokken BMW is van Dominicaanse afkomst en heeft antecedenten, waaronder met betrekking tot handel in verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat het TCI-proces-verbaal in combinatie met het door de politie nader verrichtte onderzoek, voldoende concreet en specifiek was om een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit op te leveren en de inzet van BOB-middelen jegens de personen ingeschreven op het adres [adres 3] te [plaats 2] te rechtvaardigen. De inzet van BOB-middelen jegens verdachte is dan ook rechtmatig geweest. De informatie die door de inzet van BOB-middelen is verkregen zal daarom niet van het bewijs worden uitgesloten.
4.4.2
Oordeel over feit 1: opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van doorzoeking van de woning [adres 2] te [plaats 2] van 6 december 2016 en de rapporten van het Laboratorium voor Forensische Opsporing van 15 december 2016 en 26 januari 2017 vast dat verdachte in totaal 112,69 gram cocaïne en 5093 tabletten en 5,73 gram MDMA in zijn woning aanwezig heeft gehad.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn woning. Verdachte was de hoofdbewoner van het pand. [persoon 7] zou volgens diens verklaring slechts in de weekenden bij verdachte logeren. De verdovende middelen zijn in de keuken, in een niet afgesloten keukenla, aangetroffen, een ruimte waarvan verwacht mag worden dat verdachte deze regelmatig gebruikt. Verdachte kan de aanwezigheid van deze hoeveelheid verdovende middelen niet zijn ontgaan. De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat van verdachte een redelijke verklaring mag worden verlangd over de aanwezigheid van de verdovende middelen. Nu verdachte heeft geweigerd een verklaring af te leggen en bovendien in een broek in zijn slaapkamer een zakje met 9,01 gram MDMA is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn woning en hij daar ook de beschikkingsmacht over heeft gehad. De rechtbank acht daarom het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken en aldus slechts verantwoordelijk is voor de verdovende middelen die in zijn woning zijn aangetroffen.
4.4.3
Oordeel over feit 3: opzettelijk uitvoeren van cocaïne
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal aanhouding drugsrunner Schiphol van 30 november 2016 het volgende vast. [persoon 1] is op 7 november 2016 door verdachte opgehaald van Schiphol. [persoon 1] had toen een koffer bij zich. Verdachte heeft [persoon 1] eerst naar zijn eigen huis, [adres 2] te [plaats 2] , gebracht om hem later die avond naar het [naam hotel] te brengen. Verdachte heeft voor het verblijf van [persoon 1] in het hotel betaald.
Uit het OVC-gesprek van 10 november 2016 om 12.28 uur, opgenomen in de auto van verdachte, blijkt dat er aan het begin van die middag personen met de auto naar de luchthaven zouden vertrekken. Naar aanleiding van dit gesprek is het huis van verdachte in observatie genomen. Er is waargenomen dat verdachte het portiek van [adres 2] te [plaats 2] verlaat en de naastgelegen kapperszaak binnengaat. Om 14.24 uur verlaten [persoon 1] en [persoon 8] het portiek van [adres 2] te [plaats 2] . Terwijl [persoon 8] de kapperszaak binnengaat, blijft [persoon 1] voor de deur staan. [persoon 1] heeft een soortgelijke koffer bij zich als waarmee hij eerder is aangekomen op Schiphol. Wanneer [persoon 8] de kapperszaak weer verlaat, stappen hij en [persoon 1] in een auto die hen naar Schiphol brengt. Om 16.00 uur wordt [persoon 1] aangehouden op Schiphol. In zijn koffer worden twee zakken aangetroffen met daarin vermoedelijk verdovende middelen. Uit het rapport van het Douane Laboratorium van 15 november 2016 blijkt het te gaan om 992,50 gram cocaïne.
[persoon 1] is op 12 november 2016 door de Koninklijke Marechaussee verhoord. [persoon 1] heeft verklaard dat hij naar Nederland is gekomen om drugs te halen en dat in zijn koffer mee terug te nemen naar Spanje. Verder heeft [persoon 1] verklaard dat op de dag dat hij naar het hotel werd gebracht, tegen hem in het hotel werd gezegd dat hij zijn kleren uit zijn koffer moest halen waarna ze zijn koffer hebben meegenomen. [persoon 1] moest een paar dagen wachten in het hotel. Hij is vervolgens op 10 november opgehaald waarbij hij zijn koffer terug heeft gekregen. Er zat een papieren zak in zijn koffer waar twee blikken in zaten. Aan [persoon 1] is verteld dat er drugs in zat. De man die hem kwam ophalen van Schiphol was dezelfde man die aan hem heeft verteld dat in de blikken drugs zou zitten.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank stelt op grond van het voornoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte koerier [persoon 1] heeft opgehaald van Schiphol, met [persoon 1] het hotel is binnengegaan en zijn hotel heeft betaald. Op de dag dat [persoon 1] is aangehouden op Schiphol met de cocaïne in zijn koffer, is hij nog in de woning van verdachte geweest. Dit is dezelfde woning waar op 6 december 2016 grote hoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen. Tot slot blijkt uit de verklaring van [persoon 1] dat verdachte de persoon is geweest die aan hem heeft verteld dat er drugs in de blikken zitten die hij moet vervoeren.
De rechtbank acht daarom bewezen het tezamen en in vereniging met een ander, te weten [persoon 1] , opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en aanwezig hebben van 992.50 gram cocaïne.
Uit het dossier blijkt verder betrokkenheid van verdachte bij vluchten gemaakt door twee onbekend gebleven vrouwen op 27 september 2016 en 9 november 2016. De bagage van deze vermeende koeriers is echter niet gecontroleerd. Ook in het licht van het dossier kan niet worden vastgesteld of zij iets hebben uitgevoerd en of dat cocaïne is geweest. Verdachte zal van dat onderdeel van feit 3 worden vrijgesproken.
4.4.4
Oordeel over feit 4: witwassen
In de woning van verdachte is op verschillende plekken contant geld aangetroffen. In één van de jassen aan de kapstok in de toegangshal is € 2.300,- aangetroffen. In een andere jas aan de kapstok zat de portemonnee van verdachte met daarin € 555,-. In een jas in de slaapkamer van verdachte zat een geldbedrag van € 220,- en in de slaapkamer, die in gebruik was door [persoon 7] , is in de kast een totaalbedrag van € 3.700,- aangetroffen. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld welk geldbedrag verdachte voorhanden heeft gehad. Verdachte is hoofdbewoner van het pand, wat de op zichzelf doet vermoeden dat de voorwerpen in de algemeen toegankelijke ruimtes van hem zijn. Verdachtes paspoort en portemonnee, met daarin een groot geldbedrag, zijn ook daadwerkelijk aangetroffen in de toegangshal, terwijl de goederen van [persoon 7] , waaronder zijn paspoort, zijn aangetroffen in diens slaapkamer. De rechtbank acht daarom verdachte verantwoordelijk voor het contante geld dat is aangetroffen op verdachtes slaapkamer en in de toegangshal, van een totaalbedrag van
€ 3.075,-.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het geldbedrag van € 3.075 afkomstig is uit enig misdrijf. Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Als een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Vermoeden van witwassen
Uit de feiten en omstandigheden kan het vermoeden rijzen dat een bepaald bedrag een criminele herkomst heeft. Het is hoogst ongebruikelijk grote hoeveelheden contact geld voorhanden te hebben, zonder de noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep. Het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld brengt namelijk risico’s met zich, omdat het geld ingeval van diefstal of schade niet verzekerd is. Bovendien blijkt niet dat verdachte dit bedrag uit legale inkomsten heeft verkregen. Daarbij lag het geld in een woning waar meer dan 100 gram cocaïne en meer dan 5000 pillen MDMA zijn aangetroffen. Opvallend is tevens dat nagenoeg het gehele geldbedrag bestaat uit biljetten van € 50,-. Van de handel in verdovende middelen is bekend dat het veel geld in kleine coupures oplevert, waaronder biljetten van € 50,-. Al deze feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Verklaring herkomst geld
Nu er sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de (legale) herkomst van het geld worden verlangd. Verdachte heeft geweigerd een verklaring af te leggen over de herkomst van het geld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan het bedrag van € 3.075,- – onmiddellijk en/of middellijk – afkomstig is van enig misdrijf.
Opzet
De rechtbank is op grond van eerder genoemde omstandigheden van oordeel dat verdachte opzettelijk het geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het geldbedrag – onmiddellijk en/of middellijk – afkomstig is van enig misdrijf.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde witwassen door het voorhanden hebben van
€ 3.075,- bewezen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken en aldus slechts verantwoordelijk is voor het geldbedrag dat in zijn woning is aangetroffen.
4.4.5
Oordeel over feit 5: voorhanden hebben vuurwapen
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van doorzoeking van de woning [adres 2] te [plaats 2] van 6 december 2016 en het proces-verbaal wapenonderzoek van 7 december 2016 vast dat verdachte een vuurwapen, te weten een pistool Umarex Walther model P99, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken en aldus slechts verantwoordelijk is voor het vuurwapen dat in zijn woning is aangetroffen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 6 december 2016 te [plaats 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad
-111 gram en 0,93 gram en 0,76 gram van een materiaal bevattende cocaïne in een pand gelegen aan de [adres 2] en
-5065 tabletten en 28 tabletten en 5,73 gram van een materiaal bevattende MDMA in een pand gelegen aan de [adres 2] ;
3.
op een of meerdere tijdstippen in de periode van 7 november 2016 tot en met 10 november 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 992.50 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
4.
op 6 december 2016, te [plaats 2] , een geldbedrag, te weten 3.075,- euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte wist, dat dat voorwerp geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
5.
op 6 december 2016 te [plaats 2] een vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (Umarex Walther model P99, zonder serienummer, itemnummer 5299193) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft in haar strafeis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen. Verdachte heeft inmiddels met zijn gezin een bestaan opgebouwd in Spanje. Zo heeft hij daar een vaste baan en een woning. De raadsman heeft in het licht daarvan verzocht aan verdachte een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De raadsman heeft tevens bepleit dat aftrek van 1 dag dient plaats te vinden voor elke 4 dagen dat verdachte elektronische controle heeft gehad.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft grote hoeveelheden cocaïne en MDMA aanwezig gehad en heeft bijna een kilo cocaïne uitgevoerd. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Daarbij heeft verdachte een koerier ingezet voor de uitvoer van de cocaïne. Koeriers betreffen vaak personen die zich uit geldnood beschikbaar stellen, maar daarbij grote risico’s lopen. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten alleen gedacht aan zijn eigen gewin. De verkoop en het gebruik van drugs leidt tevens weer tot andere vormen van criminaliteit. Met de handel in drugs wordt veel geld verdiend, niet zelden gaat dat gepaard met de toepassing van geweld ter bescherming van deze handel. Dit bleek ook hier het geval te zijn, nu verdachte tijdens het binnentreden door de politie een doorgeladen vuurwapen op het arrestatieteam heeft gericht. Bovendien heeft verdachte een geldbedrag van € 3.075,- witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand, nu het witwassen het gebruik van uit criminaliteit verkregen in komsten mogelijk maakt. De rechtbank vindt de door verdachte gepleegde feiten zeer ernstig.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn neergelegd in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. De rechtbank gaat voor de aanwezigheid van de 5.093 tabletten ervan uit dat deze ten hoogste een totale hoeveelheid 2.547 gram MDMA hebben bevat. In deze oriëntatiepunten wordt voor het aanwezig hebben van harddrugs van tussen de 2 en 3 kilo, in georganiseerd verband, uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank gaat, met het oog op de LOVS-oriëntatiepunten, voor het uitvoeren van 1 kilo cocaïne uit van 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor witwassen heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude van een geldbedrag tot € 10.000,-, waarbij wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van maximaal 2 maanden. Voor het voorhanden hebben van een pistool schrijven de LOVS-oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voor. Op grond van de LOVS-oriëntatiepunten zou dat voor verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ongeveer 24 maanden opleveren.
De rechtbank kan op grond van omstandigheden afwijken van die oriëntatiepunten, zowel in strafverhogende als in strafverlagende zin. In deze zaak heeft het er alle schijn van dat het aangetroffen geldbedrag en de aangetroffen harddrugs met elkaar in verband staan. Verdachte is betrokken bij handel in verdovende middelen in georganiseerd verband. Verdachte lijkt betrokken bij het transport van verdovende middelen. Hij maakt daarbij onder meer gebruik van koeriers. Zijn rol in de organisatie is een straf verhogende omstandigheid. Tijdens het binnentreden in zijn woning door de politie heeft verdachte een vuurwapen gericht op het arrestatieteam. Het vuurwapen was doorgeladen en klaar voor gebruik. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij een doorgeladen vuurwapen heeft gericht op de opsporingsambtenaren die daar slechts aanwezig waren ter uitoefening van hun beroep.
De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden reden om bij de straftoemeting af te wijken van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 31 maanden passend en geboden.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Verdachte is op 6 december 2016 in verzekering gesteld. Daarmee is de redelijke termijn met ongeveer vijf maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank zal, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn de gevangenisstraf matigen met één maand. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Aftrek elektronisch toezicht
De rechtbank erkent dat de voorwaarde van het elektronisch toezicht de bewegingsvrijheid van de verdachte fors heeft beperkt en zal hiermee rekening houden door artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht als volgt toe te passen. Vanaf 29 september 2017 tot en met 23 april 2018 heeft verdachte onder elektronisch toezicht gestaan. Dit zijn in totaal 207 dagen. Per 4 dagen elektronisch toezicht bij de uitvoering van de straf 1 dag in mindering worden gebracht, wat neerkomt op een additionele aftrek van (naar boven afgerond) 52 dagen.

9.Beslag

Verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn verschillende geldbedragen in beslag genomen. De geldbedragen van
€ 555,-, € 220, - en € 2.300,- op de beslaglijst opgenomen onder nummer 53, 57 en 60 behoren aan verdachte toe. Hij kan het geld geheel te eigen bate aanwenden. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 4 bewezen geachte witwassen is verkregen, wordt dit geld verbeurd verklaard. De overige geldbedragen op de beslaglijst zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De onder 71 opgenomen telefoon van het merk Samsung zal tevens verbeurd worden verklaard, nu met behulp van dit voorwerp het onder 3 bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is het pistool, Umarex Walther model P99, in beslag genomen: nummer 23 op de beslaglijst. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 5 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
In het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn ook vuurwapens en munitie in beslag genomen die niet aan verdachte toebehoren. Het gaat om de op de beslaglijst opgenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 12, 14, 65 en 67. Nu deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van een soortelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft verzocht de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Nu verdachte niet in Nederland woonachtig is, acht zij het mogelijk dat verdachte vanwege de strafeis niet bij de uitspraak aanwezig wil zijn en zich daarmee zal onttrekken aan de op te leggen straf.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een ieder vóór veroordeling zijn berechting in vrijheid dient te kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzaken. De rechtbank ziet geen reden om van dat uitgangspunt af te wijken. Dat verdachte in Spanje woont, is voor de rechtbank geen aanleiding om de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, met name nu verdachte tot op heden alle schorsingsvoorwaarden is nagekomen en zo ook ter terechtzitting aanwezig was. De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de schorsing van het verzoek tot voorlopige hechtenis af.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 36d, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet en
26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3
eendaadse samenloop van medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het artikel 2 onder A en C van de Opiumwet gegeven verboden
Ten aanzien van feit 4
witwassen
Ten aanzien van feit 5
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot vuurwapen van categorie III
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een additionele 52 (tweeënvijftig) dagen bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, in verband met het in de schorsing opgelegde elektronisch toezicht.
Verklaart verbeurd:
53. Geld Euro 555.00
5299323
57. Geld Euro 220.00
5299268
60. Geld Euro 2300.00
5299212
71. 1.00 STK Zaktelefoon Kl:brons SAMSUNG
5299278
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool GLOCK 19
5299196
2. 1.00 STK Munitie
5299194
3. 1.00 STK Munitie
5299197
4. 1.00 STK Munitie
5299198
5. 1.00 STK Munitie
5299298
6. 1.00 STK Pistool
5299486
7. 1.00 STK Munitie
5299199
8. 1.00 STK Munitie
5299477
9. 1.00 STK Munitie
5299490
10. 1.00 STK Pistool BBM GAP
5299488
11. 1.00 STK Munitie
5299474
12. 1.00 STK Pistool EKOL
5299472
14. 1.00 STK Pistool WALTHER P22
5299473
23. 1.00 STK Pistool WALTHER P99
52991963
65. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal BBM zakje met 15 omgebouwde Umarex patronen 5352207
67. 15.00 STK Munitie
5299306
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
55. Geld Euro 270.00
5299277
59. Geld Euro 1020.00
5299263
62. Geld Euro 2410.00
5299232
Gelast de teruggave aan verdachte van:
16. 1.00 STK Weegschaal K1: wit SOEHNLE keuken
5299324
18. 1.00 STK Weegschaal Kl: zwart TANITA keuken
5299326
20. 1.00 STK rol aluminiumfolie
5299317
22. 8.00 STK Filter mondkapjes
5299329
24. 1.00 STK Weegschaal Kl: wit SOEHNLE Roma-plus
5299296
26. 2.00 STK Briefpost
5299325
28. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal GAMMA
5299352
30. 2.00 STK Verpakkingsmateriaal - 2 x rollen plastic zakjes
5299343
32. 2.00 STX Mes K1:meerkleurig STANLEY
5299305
34. 1.00 STK Zak FOODSAVER plastic
5299359
36. 1.00 STK Zaktelefoon Kl: rood NOKIA
5299230
38 1.00 STK Zaktelefoon Kl: rood NOKIA Rm-944
5323051
41. 1.00 STK Zaktelefoon APPLE iPhone 6S
5299373
43. 1.00 STK Zaktelefoon K1: rood NOKIA rm-944
5299230
45. 1.00 STK Zaktelefoon K1:rood NOKIA rm-944
5323051
47. 1.00 STK Zaktelefoon K1: zwart NOKIA
5299347
49. 1.00 STK Zaktelefoon K1:zwart 1+ONEPLUS
5299267
51. 1.00 STK Krat plastic
5299372
63. 1.00 STK Zaktelefoon BLACKBERRY
5299331
64. 1.00 STK Weegschaal
5299326
66. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal
5352208
68. 1.00 STK Computer WINDOWS SURFACE
5299252
69. 1.00 STK Computer DELL
5299233
70. 1.00 STK Zaktelefoon NOKIA
5299273
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.
[...]