In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende druggerelateerde feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, het verkopen van cocaïne, witwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de dagvaarding ten aanzien van het verkopen van cocaïne nietig verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende concreet was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet duidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen, wat in strijd was met de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van het verkopen van cocaïne, maar hem wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 36.180,- en het voorhanden hebben van een vuurwapen, een Glock model 19. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in zijn woning en dat het geldbedrag vermoedelijk afkomstig was van criminele activiteiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.