ECLI:NL:RBAMS:2019:4145

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
AMS 19/1018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. K. Cras, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 5 november 2018 een aanvraag ingediend, maar het bestuursorgaan had niet tijdig een besluit genomen. Eiseres heeft op 18 februari 2019 een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 6 maart 2019 heeft mr. K. Cras het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten kan worden veroordeeld. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 174,00, omdat zij dit heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten beoordeeld en vastgesteld dat deze, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), forfaitair zijn vastgesteld op € 256,00. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot dit bedrag. De uitspraak is bekendgemaakt op 6 juni 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1018

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. K. Cras),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 18 februari 2019 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van eiseres van 5 november 2018.
Bij brief van 6 maart 2019 heeft mr. K. Cras, advocaat te Amsterdam, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep.
Beoordeling
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden.
Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op
€ 256,00 (1 punt voor het beroepschrift x factor 0,5 x € 512,00) als kosten van verleende rechtsbijstand.
5. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep niet aangegeven van de bestuursrechter een uitspraak over de verschuldigdheid van de dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb te verlangen.
6. Omdat eiseres het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht van € 174,00 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 256,00.
Deze uitspraak is gedaan op 6 juni 2019 door mr. H.G. Schoots, rechter,
in aanwezigheid van A. Borkovic, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.