ECLI:NL:RBAMS:2019:4105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
13/751188-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering aan Italië wegens gebrek aan onvoorwaardelijke verzetgarantie

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een Colombiaanse man aan Italië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering tot overlevering geweigerd, omdat er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie was. De zaak werd behandeld op openbare zittingen op 10 en 28 mei 2019, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1962 in Colombia, gedetineerd was in Nederland en dat het EAB was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten op 14 februari 2017. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding werd gemaakt van een veroordeling tot 12 jaar gevangenisstraf door de Italiaanse rechtbank.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) betrokken. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de Italiaanse justitiële autoriteit niet voldeed aan de eisen van de OLW, omdat de opgeëiste persoon niet alleen moest voldoen aan de eisen voor het tijdig instellen van verzet, maar ook moest bewijzen dat hij niet in staat was om binnen de wettelijke termijn appel in te stellen. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een onvoorwaardelijke verzetgarantie, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor overlevering.

De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en het bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751188-19
RK nummer: 19/1763
Datum uitspraak: 28 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 maart 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 februari 2017 door
the Office of the Prosecutor of the Republic at the Ordinary Court of Rome(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedag] 1962,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft op 10 mei 2019 de behandeling van de zaak aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere informatie op te vragen met betrekking tot de verzetgarantie en ervoor te zorgen dat de Italiaanse justitiële autoriteit de rechtbank en raadsman de geldende toepasselijke wetsbepaling voor deze zaak zal doen toekomen.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 28 mei 2019.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr.
U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is bijgestaan door bovengenoemde raadsman en een tolk in de Spaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Colombiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een judgment no. 24905/11 given on 12 December 2011 by the Ordinary Court of Rome (7th Criminal Section), confirmed by Judgment no. 5184/15 given by the Court of Appeal of Rome on 18 May 2015, which became final on 08 November 2015
.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 12 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Op verzoek van de officier van justitie en de raadsman laat de rechtbank uitdrukkelijk in het midden of de officier van justitie die het EAB heeft uitgevaardigd een rechterlijke autoriteit is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 mei 2019 in de zaken C-508/18 (zaak OG) en C-82/19 PPU (zaak PI).
De rechtbank gaat er in het navolgende om proceseconomische redenen in deze specifieke zaak uitsluitend veronderstellende wijs van uit dat de officier van justitie als een rechterlijke autoriteit zoals hiervoor bedoeld kan worden aangemerkt.
Zou de rechtbank dat niet doen, dan zou dat betekenen dat zij hierover vragen zou moeten stellen aan de uitvaardigende autoriteit. De uitkomst van de beantwoording zou, gelet op het hiernavolgende, echter niet kunnen leiden tot overlevering op basis van dit EAB.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, aanhef en onder sub a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en waartegen geen hoger beroep is ingesteld.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat (i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 20 mei 2019 onder meer het volgende verklaard:
“(…) the current version of Article 175 of the Code of Criminal Procedure is the applicable provision. As explained in the previous note, after the surrender of the person in Re in Italy, the judgment of conviction rendered by the Court of Appeal of Rome on 18.5.2015 will be served personally on [naam opgeëiste persoon] . In order to submit a request for out of time appeal [naam opgeëiste persoon] has to prove that he could not comply with the set time limit for a fortuitous event or force majeure. The request must be submitted within 30 days from the surrender.”
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet voldoet aan de eisen van artikel 12, aanhef en onder sub d, van de OLW. Uit deze verklaring blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon niet alleen dient te voldoen aan de eisen voor het tijdig instellen van verzet tegen het verstekvonnis, maar ook dient de opgeëiste persoon te bewijzen dat het voor hem niet mogelijk was binnen de wettelijke termijn appel in te stellen. Daarmee is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat geen sprake is van een onvoorwaardelijke verzetgarantie.
Nu sprake is van een verstekvonnis en zich geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW voordoen, dient de overlevering te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor of the Republic at the Ordinary Court of Rome(Italië).
HEFT OPhet op het dit EAB gebaseerde bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.