ECLI:NL:RBAMS:2019:4096

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
13/751214-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op verzoek van Hongarije, niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op verzoek van Hongarije. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 november 2017 door de Central District Court of Pest in Hongarije was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1996, had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende openbare zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, en een tolk in de Hongaarse taal.

Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 3 april 2019 in Duitsland was aangehouden. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de opgeëiste persoon niet meer in Nederland verblijft, waardoor de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. De rechtbank heeft de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens heeft de rechtbank de (geschorste) overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.T.C. de Vries, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751214-18
RK nummer: 18/2111
Datum uitspraak: 28 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 november 2017 door
the Central District Court of Pest(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft met instemming van de officier van justitie en de raadsman het onderzoek ter zitting onderbroken tot 28 september 2018. Op laatstgenoemde datum heeft de rechtbank de behandeling voor bepaalde tijd aangehouden, omdat de raadsman voor de zitting stukken ter onderbouwing van het gelijkstellingsverweer heeft ingediend.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 30 november 2018.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr.
R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door bovengenoemde raadsman en een tolk in de Hongaarse taal. De rechtbank heeft op die zitting de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen te reageren op het verzoek om een terugkeergarantie.
De behandeling van de vordering is vervolgens voortgezet op de openbare zitting van 21 maart 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is opnieuw bijgestaan door bovengenoemde raadsman en een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak
moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van
artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Bij tussenuitspraak van 4 april 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, om de opgeëiste persoon en zijn raadsman voor een laatste maal in de gelegenheid te stellen om het beroep op artikel 6, vijfde lid OLW nader te onderbouwen.
Het onderzoek is hervat op de openbare zitting van 28 mei 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon en bovengenoemde raadsman zijn niet ter zitting verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
domestic arrest warrantvan 31 mei 2018, uitgevaardigd door
the Central District Court of Pest.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Hongarije strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Via Sirene is bekend geworden dat de opgeëiste persoon op 3 april 2019 in Duitsland is aangehouden. Op grond hiervan is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de opgeëiste persoon niet meer in Nederland verblijft. Daarmee is de grondslag aan de vordering van de officier van justitie ontvallen. De officier van justitie zal derhalve in deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.