Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Beslag
5.Beslissing
[naam aangeefster]van:
Rechtbank Amsterdam
Op 23 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding op 3 augustus 2018 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, de vordering heeft ingediend. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Çimen, heeft de beschuldigingen ontkend. De tenlastelegging betrof de aanranding van een aangeefster, waarvan de details in de bijlage van het vonnis zijn opgenomen.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat de aanranding bewezen kon worden op basis van camerabeelden en DNA-bewijs dat aan de binnenkant van de broek van de aangeefster was aangetroffen. De verdediging betoogde echter dat het DNA-bewijs niet overeenkwam met de verklaring van de aangeefster en dat er geen overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster over de gebeurtenissen in de lift uiteenliepen. Het DNA was slechts op één plek aangetroffen, wat niet overeenkwam met de beschuldigingen van de aangeefster.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verklaring van de aangeefster als waarachtig te beschouwen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is er een beslissing genomen over de teruggave van een broek aan de aangeefster, die als bewijsstuk was aangemerkt. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam.