Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Form Avan de Sirene-signalering van 13 februari 2019 staat vermeld dat dit Aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen te Gent [nr. 69/2018 – GE.55.F1.004014/18].
4.Strafbaarheid
5.Onschuldverweer
6.Artikel 6, eerste lid, OLW
verwachtingten aanzien van het wel of niet verliezen van het verblijfsrecht; deze beoordeling heeft dus een voorlopig karakter. Uit de brief van de IND volgt dat de opgeëiste persoon sinds 25 oktober 2018 geregistreerd staat als EU-burger en dat dit verblijfsrecht kan eindigen als gevolg van het feit, waarvoor hij door de Belgische autoriteiten wordt vervolgd. De IND gaat er in deze brief vanuit dat van duurzaam verblijfsrecht geen sprake is. De rechtbank overweegt in dit kader dat ook niet is gebleken dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaren onafgebroken rechtmatig in Nederland verblijft. De opgeëiste persoon voldoet aldus niet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander zoals bepaald in artikel 6, vijfde lid, OLW. Het verweer wordt verworpen.
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
- het onderzoek is in België begonnen;
- de stukken en het bewijs bevinden zich in België;
- in België worden reeds medeverdachten vervolgd;
- het zwaartepunt van de zaak ligt in België.
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsartikelen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen te Gent (België).