Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 12 maart 2019 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1988, heeft verklaard de Nederlandse nationaliteit te bezitten en is momenteel woonachtig op een adres in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 21 mei 2019 is de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, en de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, aanwezig was.
De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon heeft zich niet schuldig verklaard aan de feiten, maar zijn onschuldverweer werd niet onderbouwd tijdens de zitting.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Procureur des Konings Limburg is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.