ECLI:NL:RBAMS:2019:4071

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
C/13/665590 / KG ZA 19-473 AB/MA
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en bezoningskwesties rondom Spijkerpand in Amsterdam

In deze zaak, die op 4 juni 2019 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie eigenaren/bewoners van nabijgelegen panden, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Spijkerpand B.V. De eisers vorderden een verbod op de bouwactiviteiten van Spijkerpand, die een omgevingsvergunning had verkregen voor de bouw van een werkgebouw met vijf woonlagen op een perceel dat grenst aan de tuinen van de eisers. De eisers stelden dat de bouw zou leiden tot onrechtmatige hinder door een significante afname van de bezonning in hun woningen, wat in strijd zou zijn met de artikelen 5:37 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.

Tijdens de zitting op 21 mei 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd. De eisers voerden aan dat de bouwplannen van Spijkerpand de lichte TNO-norm zouden schenden, terwijl Spijkerpand betwistte dat er sprake was van onrechtmatige hinder. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet elke hinder als onrechtmatig kan worden aangemerkt en dat de mate van hinder moet worden afgewogen tegen de belangen van de bouwactiviteiten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de bouwplannen van Spijkerpand binnen de planologische mogelijkheden vallen en dat de bezonningsstudies elkaar tegenspreken, waardoor er onvoldoende grond was om een bouwstop op te leggen. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van Spijkerpand, die op € 1.619,00 werden begroot. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 4 juni 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/665590 / KG ZA 19-473 AB/MA
Vonnis in kort geding van 4 juni 2019
in de zaak van

1.[Eiser1] ,

2. [Eiser2] ,

3. [Eiser3],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. B.B. van Vliet te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPIJKERPAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. K.L. Markerink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en Spijkerpand worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 21 mei 2019 heeft [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Spijkerpand heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Ter zitting heeft mr. Van Vliet bezwaar gemaakt tegen productie 24 van Spijkerpand, die dusdanig laat in het geding is gebracht dat hij deze niet heeft kunnen bespreken met [eisers]
Mr. Van Vliet is daarop in de gelegenheid gesteld om zich uiterlijk op vrijdag 24 mei 2019 schriftelijk over deze productie uit te laten. Dat heeft hij gedaan bij e-mail van die dag, waarin diepgaand wordt ingegaan op de verschillen tussen de beide bezonningsstudies die zijn overgelegd. Bij e-mail van 24 mei 2019 heeft
mr. Markerink hiertegen bezwaar gemaakt, omdat het om een verkapte productie zou gaan, wat door mr. Van Vliet bij e-mail van dezelfde dag is bestreden.
Partijen hebben vonnis verzocht.
Ter zitting waren aanwezig:
Mr. Van Vliet met [Eiser1] en [Eiser3] en aan de zijde van Spijkerpand
mr. Markerink met [naam1] , [naam2] , [architect] (architect) en
[naam3] .

2.De feiten

2.1.
[Eiser1] en [Eiser2] zijn eigenaren/bewoners van het pand [pand1] en [Eiser3] is eigenaar/bewoonster van [pand2] . Spijkerpand is eigenaar van het perceel aan de [pand3] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] . Dat perceel grenst aan de op het zuiden gelegen tuinen van de panden van [eisers]
2.2.
Op 18 oktober 2017 heeft Spijkerpand een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een “werkgebouw” op het perceel [pand3] . Het gebouw bestond oorspronkelijk uit zes bouwlagen. In juni 2018 heeft de architect een herzien bouwplan bij de gemeente ingediend, waarbij de hoogte van het pand is teruggebracht tot vijf verdiepingen en het uiterlijk van het pand is aangepast. De bouwhoogte van het pand zal daarmee 19,17 meter zijn in plaats van de oorspronkelijk geplande 23,70 meter.
2.3.
Op 18 oktober 2018 heeft de Gemeente Amsterdam aan Spijkerpand een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “bouwen” op het perceel.
2.4.
[eisers] heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de vergunning. Bij besluit van 26 februari 2019 is het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard (
in verband met een onjuiste adressering was het bezwaarschrift te laat ontvangen). Tegen deze beslissing op bezwaar heeft [eisers] beroep ingesteld bij deze rechtbank (kenmerk AMS 19/2127 WA BOA).
2.5.
[eisers] heeft ingenieur [ingenieur] van Kraak & [ingenieur] raadgevend ingenieurs opdracht gegeven de bezonnings- en daglichtsituatie ter plaatse van hun percelen vast te stellen, indien de bouwplannen volgens de omgevingsvergunning zouden worden uitgevoerd.
2.6.
De conclusie in het rapport van [ingenieur] van 25 oktober 2018 is dat na de bouw van het pand geen van de woonkamers van [eisers] nog voldoet aan de zogenaamde “lichte TNO-norm”, doordat de bezonning in excessieve mate afneemt in de orde van grootte van 67-100%.
2.7.
Spijkerpand heeft LBP|Sight te Nieuwegein opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar de gevolgen van het bouwplan op de bezonningssituatie in de directe omgeving.
2.8.
De conclusie van LBP|Sight van 16 mei 2019 is dat de woningen [pand1] ook in de nieuwe situatie voldoen aan de lichte TNO-norm.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert primair Spijkerpand te verbieden de bouwwerk-zaamheden aan het perceel [pand3] uit te voeren overeenkomstig de omgevingsvergunning van 18 oktober 2018, subsidiair zodanige maatregelen te treffen als de voorzieningenrechter geraden voorkomt. Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Spijkerpand in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers] stelt daartoe dat de afname van bezonning in de woningen zo groot is dat dit onrechtmatige hinder oplevert in de zin van de artikelen 5:37 en 6:162 Burgerlijk Wetboek.
3.3.
Spijkerpand voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet iedere hinder is onrechtmatig. De hinder zal zo ernstig moeten zijn dat deze als maatschappelijk onbetamelijk moet worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dit afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade, in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen, mede gelet op de daaraan verbonden kosten.
4.2.
De woningen van [eisers] liggen op en aan de rand van het [bedrijventerrein] . De kavel achter hun op het zuiden gelegen tuinen werd jarenlang gebruikt als parkeerterrein of lag braak, zodat zij aan die kant volop zon hadden. Dat was al die tijd een meevaller. Zij moesten er echter al bij de koop van hun woningen rekening mee houden dat aan dit beperkte gebruik van het als bedrijventerrein aangewezen perceel, bij herontwikkeling van het [bedrijventerrein] , vroeg of laat een einde zou komen, met de gevolgen van dien voor de bezonning van hun achtergevels. De mate van hinder die aan Spijkerpand kan worden toegerekend kan dan ook niet zonder meer worden bepaald door de lichtinval in de oude situatie te vergelijken met die in de nieuwe.
4.3.
In het door Spijkerpand overgelegde [investeringsbesluit] is op pagina 16 te zien dat op twee plaatsen in het gebied achtertuinen van woningen zijn aangegeven, waaronder die van [eisers] Op de volgende bladzijde is als richtlijn achtertuin woning geformuleerd: ‘Kleinschalige kwetsbare kwaliteit met limiet aan hoogte aanliggende bebouwing (gerelateerd aan diepte tuin) en terugliggende tweede linie.’ Uit de toelichting bij het geldende [bestemmingsplan] uit 2013 blijkt dat voor bebouwing grenzend aan kwetsbare achtertuinen geldt dat om tot een zo optimaal mogelijke bezonning te komen de hoogten van de straatwanden zich moeten verhouden tot de breedte van de straat.
Dit uitgangspunt is uitgewerkt door voor de eerste 6 meter achter de tuinen van [eisers] een maximale goothoogte toe te staan van 10 meter in plaats van de gebruikelijke goothoogte van 20 meter of zelfs 30 meter. Met het belang van eigenaars/bewoners als [eisers] is dus in het bestemmingsplan specifiek rekening gehouden, wat een aanwijzing vormt dat gebruikmaken van de daarin toegestane bouwhoogten niet als maatschappelijk onbetamelijk is aan te merken.
4.4.
In de plannen van Spijkerpand wordt een afstand van 8.5 meter aangehouden tussen de erfgrens met [eisers] en de balkons. De bouwhoogte wordt 19.17 meter, waarbij de bovenste bouwlaag echter een eind terug ligt ten opzichte van de gevels en ongeveer 25% van de oppervlakte van het gebouw op de begane grond uitmaakt. Daarmee blijft Spijkerpand ruim binnen de maximale planologische mogelijkheden. De gevels bestaan bovendien vrijwel geheel uit glas. Alleen de onderzijden en de borstweringen van een aantal balkons zijn voorzien van metselwerk. De balkons aan de kant van [eisers] zijn 1.25 m diep en alleen bedoeld als vluchtweg. Ook in dit opzicht is rekening gehouden met de ‘kleinschalige kwetsbare kwaliteit’ van de aangrenzende woningen.
4.5.
De overgelegde bezonningsstudies spreken elkaar op het kritieke punt tegen. Dat vergt nader onderzoek, waarvoor dit kort geding zich niet leent. De rapportage van Kraak & Tack kan alleen al daarom niet de doorslag geven. Daar komt bij dat de ‘lichte TNO-norm’ geen wet van Meden en Perzen is. Bij deze stand van zaken, en omdat er eens een einde aan de discussie moest komen, is aan mr. Markerink geen gelegenheid meer geboden nog op de e-mail van 24 mei 2019 van mr. Van Vliet te reageren.
4.6.
Ter zitting heeft Spijkerpand nog verklaard bereid te zijn geweest om het gehele pand een paar meter op te schuiven. De Gemeente wilde daar echter niet aan meewerken.
4.7.
Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, is het niet zodanig aannemelijk dat de bodemrechter tot onrechtmatige hinder zal concluderen, dat daarop vooruit kan worden gelopen met een verstrekkende maatregel als een bouwstop. De gevraagde voorziening zal dan ook worden geweigerd.
4.8.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Spijkerpand worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Spijkerpand tot op heden begroot op € 1.619,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MA