ECLI:NL:RBAMS:2019:3988

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
13/018828-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van meerdere voertuigen door middel van braak en/of valse sleutel met gedeeltelijke vrijspraak voor wapenbezit

Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere autodiefstallen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft op 26 april 2019 het onderzoek ter terechtzitting gehouden, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. Z. Nahar. De officier van justitie, mr. A. Kristic, heeft de vordering ingediend. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen op 21 januari 2019 en het (mede)plegen van diefstal van vijf voertuigen door middel van braak en/of een valse sleutel. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor het wapenbezit, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken.

Wat betreft de autodiefstallen heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een Volkswagen Golf GTI en een Volkswagen Multivan, maar niet aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de modus operandi van de verdachte en zijn medeverdachte beoordeeld, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de autodiefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen behandeld en de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was dat de schade rechtstreeks verband hield met de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/018828-19
Datum uitspraak: 10 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentie adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Op 26 april 2019 heeft het onderzoek op de zitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsman van verdachte aanwezig, mr. Z. Nahar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kristic en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
ten aanzien van feit 1:
het voorhanden hebben van een vuurwapen op 21 januari 2019;
ten aanzien van feit 2:
(mede)plegen van diefstal van vijf voertuigen door middel van braak en/of een valse sleutel, namelijk
  • een Volkswagen Multivan toebehorende aan [naam 1] op 10 oktober 2018;
  • een Volkswagen Golf GTI toebehorende aan [naam 2] op 11 juli 2018;
  • een Volkswagen Multivan toebehorende aan [naam 3] 6 augustus 2018;
  • een Volkswagen Multivan toebehorende aan [naam 4] 5 oktober 2018;
- een Volkswagen Transporter toebehorende aan [naam 5] op 12 oktober 2018.
ten aanzien van feit 3:
(mede)plegen van diefstal door middel van braak en/of een valse sleutel van een Volkswagen Eos toebehorende aan [naam 6] op 21 mei 2018;
ten aanzien van feit 4:
primair (mede)plegen van diefstal door middel van braak en/of een valse sleutel dan wel subsidiair opzetheling van een Volkswagen Tiquan toebehorende aan [naam 7] op 20 mei 2018.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het onder 2, vijfde gedachtestreepje en het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar zijn schriftelijke pleitnotitie, kort gezegd, verzocht om verdachte integraal vrij te spreken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde:
Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij een wapen voorhanden heeft gehad. In het dossier bevindt zich echter geen nader geschrift waaruit blijkt dat het aangetroffen wapen een voorwerp is zoals bedoeld in categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er om die reden niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het voorhanden hebben van een wapen zoals is tenlastegelegd. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van wapenbezit.
3.3.2
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Schakelbewijs: de modus operandi
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het dossier volgt dat ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde autodiefstallen steeds sprake is van dezelfde modus operandi voor wat betreft het medeplegen. De handelswijze van verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] komt telkens op essentiële punten overeen nu verdachte en de medeverdachte iedere keer samen aanwezig zijn in de buurt van de gestolen voertuigen, daar ook handelingen verrichten en vervolgens steeds kort na elkaar wegrijden waarbij één van de twee in het gestolen voertuig rijdt en de ander in het voertuig waar zij mee zijn gekomen.
De rechtbank stelt voorop dat het gebruik van schakelbewijs niet ongeoorloofd is. Het gebruik van aan een ander bewezen verklaard, soortgelijk, feit ten grondslag liggende bewijsmiddelen is als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal (of bewezenverklaring) van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont (vertonen) met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de modus operandi in de ten laste gelegde feiten niet zodanig is dat dit duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte en de medeverdachte. Gelet hierop kan de modus operandi niet als schakelbewijs bijdragen aan het bewijs voor wat betreft het medeplegen. De rechtbank ziet zich daarom gesteld voor de vraag of het dossier voor iedere onder 2 tenlastegelegde autodiefstal individueel voldoende bewijs bevat voor het (mede)plegen hiervan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
ten aanzien van het eerste gedachtestreepje (diefstal van 10 oktober 2018):
Uit het proces-verbaal van de camerabeelden blijkt dat de gestolen Volkswagen Multivan om 15:03:09 uur van het parkeerterrein bij het Van der Valk Hotel is afgereden. [naam verbalisant 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft herkend op de camerabeelden als bestuurder van het gestolen voertuig.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met het gebruik van herkenningen voor het bewijs. Dit geldt te meer indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de tenlastegelegde feiten kunnen aantonen. Het komt bij de beoordeling van het bewijs erop aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van beelden gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier alleen foto’s bevinden en geen bewegende beelden. Op de foto van de bestuurder van de Volkswagen Multivan op p. 196 is door de schaduw een groot deel van het gezicht niet te zien. Gelet hierop en aangezien de verbalisant niet heeft beschreven op grond van welke specifieke uiterlijke kenmerken hij verdachte zou hebben herkend, acht de rechtbank deze herkenning onvoldoende overtuigend om een bewezenverklaring op te baseren. Nu overig bewijs ontbreekt, zal de verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
ten aanzien van het tweede gedachtestreepje (diefstal van 11 juli 2018):
De rechtbank acht op grond van de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de Volkswagen Golf GTI op 11 juli 2018 en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de aangifte blijkt dat de witte Volkswagen Golf op 11 juli 2018 tussen 11:28 uur en 12:33 uur is gestolen uit de [naam garage 1] . Bij het uitkijken van de camerabeelden van de [naam garage 1] heeft verbalisant een man in beeld gezien met een slank postuur, een zwarte pet op zijn hoofd, in een zwart joggingspak en met zwarte schoenen met een witte zool. Vlak daarna is op de beelden te zien dat een witte personenauto, zijnde de betreffende Volkswagen, onder de slagbomen doorrijdt en de parkeergarage verlaat.
Bij de politie is vervolgens een melding binnen gekomen dat de gestolen Volkswagen vanaf 11 juli 2018 om 13:30 uur in de [naam garage 2] zou staan. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden van de [naam garage 2] blijkt dat de verbalisant de persoon die volgens de melding omstreeks 13:30 uur het gestolen voertuig in de [naam garage 2] geparkeerd heeft één en dezelfde persoon is als degene die kort daarvoor in de [naam garage 1] op de beelden staat. De verbalisant herkent deze persoon aan zijn postuur, het zwartkleurige joggingpak, het geelkleurige T-shirt, de zwartkleurige schoenen met witkleurige zolen en de zwarte pet met opvallend logo op de voorzijde. Vervolgens is de persoon op de beelden door [naam verbalisant 2] op de still van de camerabeelden (p. 90) herkend als verdachte.
De rechtbank acht de herkenning door [naam verbalisant 2] betrouwbaar, gelet op de kwaliteit van de still, dat verdachte hierop volledig is te zien en dat hij zeer kenmerkende kleding droeg. Gelet op het korte tijdsverloop tussen het wegrijden van het gestolen voertuig uit de [naam garage 1] en het parkeren van datzelfde voertuig in de [naam garage 2] in combinatie met genoemde herkenning van verdachte, kan het niet anders dan dat het verdachte is geweest die het voertuig vanuit de [naam garage 1] heeft weggenomen en vervolgens in de [naam garage 2] heeft geparkeerd. De verklaring van verdachte dat hij vanuit de [naam garage 1] naar het terras van [naam restaurant] is gegaan, is onaannemelijk nu verdachte kort nadat hij in de [naam garage 1] was, op de camerabeelden van de [naam garage 2] is gezien.
De rechtbank concludeert dat nu verdachte niet beschikte over de sleutel van de Volkswagen Golf GTI, het niet anders kan zijn dan dat verdachte het voertuig onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of door gebruik te maken van een nagemaakte sleutel.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de stelling dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen bij het begaan van de autodiefstal. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
ten aanzien van het derde gedachtestreepje (diefstal van 6 augustus 2018):
Uit de camerabeelden blijkt dat er rond het tijdstip van de autodiefstal drie mannen op een picknickbankje zaten bij de in- en uitgang van het betreffende parkeerterrein. Vervolgens is één van de drie mannen door [naam verbalisant 3] herkend als verdachte. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het klopt dat hij die dag bij de picknicktafel op het parkeerterrein is geweest maar ontkent dat hij betrokken is geweest bij de diefstal. Op de camerabeelden is te zien dat de medeverdachte in een BMW cabriolet het parkeerterrein verlaat gevolgd door een man op een motorscooter. Enkele minuten later verlaat ook de gestolen Volkswagen Multivan het parkeerterrein. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden blijkt niet wie de bestuurder was van het gestolen voertuig.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder van het gestolen voertuig is geweest. Een eventuele rol van verdachte bij deze autodiefstal is onduidelijk gebleven. Verder is de rechtbank van oordeel dat het enkel aanwezig zijn in de buurt van de diefstal onvoldoende is om te kunnen spreken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
ten aanzien van het vierde gedachtestreepje (diefstal van 5 oktober 2018):
De rechtbank acht op grond van de aangifte, de beschrijving van de camerabeelden en de herkenning door de verbalisant van verdachte bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de Volkswagen Multivan op 5 oktober 2018. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte blijkt dat de Volkswagen Multivan op 5 oktober om 20:58 uur is weggenomen. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden (p. 182) blijkt vervolgens dat de dader om 20:49:31 uur aankomt bij de Volkswagen Multivan. Te zien is dat hij diverse handelingen verricht aan de achterzijde van het busje, waarna hij plaatsneemt op de bestuurdersstoel van Volkswagen Multivan en om 20:58:57 uur wegrijdt. [naam verbalisant 1] herkent de dader op de camerabeelden als verdachte. De still van de camerabeelden die zich op p. 184 van het dossier bevindt is weliswaar niet van goede kwaliteit, maar aangezien de dader hierop vrijwel volledig is te zien en in aanmerking genomen dat de verbalisant de herkenning heeft gebaseerd op bewegende beelden acht de rechtbank de herkenning voldoende betrouwbaar.
De rechtbank concludeert dat nu verdachte niet beschikte over de sleutel van de Volkswagen Multivan, het niet anders kan zijn dan dat verdachte het voertuig onder zijn bereik heeft gebracht doormiddel van braak of door gebruik te maken van een nagemaakte sleutel.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de stelling dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen bij het begaan van de autodiefstal. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
ten aanzien van het vijfde gedachtestreepje (diefstal van 12 oktober 2018):
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het plegen van de diefstal van de Volkswagen Transporter op 12 oktober 2018, zodat hij wegens gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde.
3.3.3
Vrijspraak van het onder 3 en 4 tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 en onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde diefstal blijkt uit het proces-verbaal van de camerabeelden alleen dat verdachte op 21 mei 2018 de betreffende parkeergarage in Leiden is binnengelopen. Dat is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte als pleger of medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van de Volkswagen Eos.
Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde diefstal bevat het dossier geen gegevens waaruit blijkt dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de diefstal of de opzetheling van de Volkswagen Tiquan op 20 mei 2018.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat hij:
op meerdere tijdstippen in de periode van 11 juli 2018 tot en met 12 oktober 2018 te Amsterdam en Hoorn meerdere voertuigen, te weten:
- een Volkswagen Golf GTI, gekentekend: [kentekennummer 1] toebehorende aan: [naam 2] en,
- een Volkswagen Multivan, gekentekend: [kentekennummer 2] toebehorende aan: [naam 4] en [naam 4]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen voertuigen onder zijn bereik heeft gebracht doormiddel van braak, of een valse sleutel, door gebruik te maken van een nagemaakte sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Motivering van de straf en maatregel

6.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf moeten worden verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsrapport van 8 april 2019.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht om een lagere straf op te leggen dan is geëist door de officier van justitie en om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van twee autodiefstallen. Dat zijn ernstige feiten die naast eventuele schade ook overlast voor de eigenaren daarvan kunnen veroorzaken.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 26 maart 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder de oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren (LOVS-oriëntatiepunten) tot uitgangspunt genomen. Voor twee autodiefstallen en in geval van recidive, geldt als oriëntatiepunt zes maanden gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van de reclassering van 8 april 2019 waarin de reclassering adviseert om aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie en het meewerken aan schuldhulpverlening en het verkrijgen van een (post)adres op te leggen. De delictgeschiedenis van verdachte is fors en er zijn zorgen over het ontbreken van een vast adres, schulden en het emotioneel welzijn van verdachte. Zo lijdt verdachte mogelijk aan PTSS. De kans op recidive is gemiddeld. Verdachte staat open voor hulp.
De op te leggen straf wijkt af van wat de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het eerder genoemde reclasseringsrapport om het gevaar voor herhaling terug te dringen.

7.Het beslag

In dit onderzoek zijn veel goederen in beslag genomen. Deze goederen hebben allemaal een itemnummer gekregen. Een kopie van de lijst met in beslag genomen goederen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
pistool (5696757), dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is bestemd tot het begaan van het onder 1 tenlastegelegde feit en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een slotentrekker (5696806), dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is bestemd tot het begaan van het onder 2 bewezen geachte en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het is immers goed denkbaar dat een dergelijk voorwerp, in het bezit van een ander dan een persoon die zich rechtmatig bezighoudt met het openen van sloten, wordt gebruikt bij het plegen van inbraken.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de voorwerpen 1 tot en met 6 en 8 tot en met 20 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De benadeelde partijen

Ten aanzien van [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert € 1.936,00 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bijlage bij de vordering weliswaar blijkt dat er een boeking was op de dag van de diefstal van de auto maar onvoldoende is onderbouwd waarom deze niet (met behulp van een ander vervoervoermiddel of op een ander tijdstip) door zou kunnen gaan.
Ten aanzien van [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 1.065,68 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de verdachte benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
70 dagen, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde moet zich melden binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres] . Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door i-Psy, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
4. veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen van een (post)adres.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- de voorwerpen 7 en 21 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- de voorwerpen 1 tot en met 6 en 8 tot en met 20 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Verklaart [naam 2]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaart [naam 1]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 mei 2019.
[...]
;