ECLI:NL:RBAMS:2019:398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
13/654141-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 473 kilogram cocaïne. De verdachte werd op 11 september 2018 staande gehouden op de Rijksweg A2, waar verbalisanten tijdens een transportcriminaliteitscontrole een verborgen ruimte in zijn voertuig ontdekten. In deze ruimte werden 473 pakketten aangetroffen, waarvan tien pakketten positief testten op cocaïne. De verdachte gaf wisselende verklaringen over zijn betrokkenheid en het doel van zijn reis naar Amsterdam. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van de drugs, maar sprak hem vrij van medeplegen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd vastgesteld dat het bewezen geachte feit strafbaar was op basis van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654141-18 (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
, gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam huis van bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G.N. Weski naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 11 september 2018 te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 473 kilogram cocaine, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat verdachte in een Mercedes Sprinter met (vol) opzet 473 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne vervoerde. Hij is namelijk van mening dat verdachte wisselende en leugenachtige verklaringen heeft afgelegd om te verhullen dat hij wist dat hij cocaïne vervoerde. Verder betrekt de officier van justitie bij zijn standpunt de volgende omstandigheden. In het busje waarin de drugs zijn aangetroffen zat een ruit in de wand tussen de bestuurdersstoel/bijrijdersstoel en de laadruimte waar je niet doorheen kunt kijken, terwijl er vanuit de laadruimte geen ruit zichtbaar was. Ook was de laadruimte van binnen aanzienlijk kleiner dan zich van buiten deed aanzien. Verder heeft verdachte de bus vervoerd voor een persoon die hij maar zes keer heeft ontmoet voor € 200,- en heeft hij daarover nauwelijks vragen gesteld. Daarbij komt nog de financiële situatie van verdachte, Er is veel contact geld bij hem thuis aangetroffen en bonnetje voor Gucci-producten en er is contant geld op zijn rekening gestort. Ook zijn er in het busje onder meer één nieuwe telefoon is aangetroffen, terwijl verdachte zegt dat hij zijn eigen telefoon heeft vergeten mee te nemen. Dat wijst er op dat verdachte zelf niet te traceren wilde te zijn, maar wel zijn aankomst door wilde kunnen geven. Tot slot kan verdachte worden gelinkt aan een Mercedes Citan waarin eveneens drugs, hasj, in een verborgen ruimte werden aangetroffen. Dat voertuig had ook een verborgen ruimte. In deze ruimte is onder andere 200 gram hasj in een plastic tas aangetroffen. Op deze plastic tas staat een afdruk van de rechter wijsvinger van verdachte. Volgens de officier van justitie is er gelet op de hoeveelheid aangetroffen cocaïne sprake van medeplegen, omdat er volgens hem geen andere mogelijkheid is dan dat een dergelijke hoeveelheid drugs in georganiseerd verband moet worden vervoerd.
Subsidiair stelt de officier van justitie dat verdachte opzet in voorwaardelijke vorm had op het vervoeren van de drugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is primair van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat verdachte geen wetenschap had van de in de Mercedes Sprinter verborgen cocaïne. Verdachte is een dag voor zijn staande houding benaderd door een persoon die hij kende uit de buurt en die hem vroeg een voertuig van Breda naar Amsterdam te rijden. In ruil hiervoor zou hij € 200,- krijgen. Het voertuig stond niet op naam van verdachte en hij ontkent van meet af aan zijn betrokkenheid. Verder heeft verdachte geen verstand van dit soort busjes en stonden er stellages in de laadruimte dus is het de vraag hoe verdachte had moeten zien dat er sprake was van een verborgen ruimte. Verdachte wist niet hoe de verborgen ruimte in het voertuig geopend kon worden en er is geen DNA van verdachte op één van de drugspakketten aangetroffen. De verklaring van verdachte bij zijn staande houding kan hem niet worden tegengeworpen. Het verhoor in het proces-verbaal van bevindingen is geen goede weergave van de werkelijkheid. Verdachte heeft niet gezegd dat [naam] een vriend van hem is en hij heeft niet gezegd dat hij zou hebben gekeken in de buurt voor een motortje voor zijn neef, maar dat hij wilde gaan kijken en dat uiteindelijk niet heeft gedaan. Er zijn geen enorme contante geldbedragen op de rekening van verdachte gestort.
De plastic tas die in de Mercedes Citan lag, waarop een dactyloscopisch spoor van verdachte is aangetroffen, heeft hij niet in dat voertuig achtergelaten. Bovendien impliceert enige betrokkenheid bij de Mercedes Citan geen wetenschap van de verborgen ruimte in de Mercedes Sprinter.
Volgens de raadsman heeft verdachte gehandeld zonder na te denken, wat volgens hem betekent dat er sprake is van culpa en niet van opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte reed op 11 september 2018 in een voertuig in de richting van Amsterdam. Op de Rijksweg A2 waren verbalisanten belast met een transportcriminaliteitscontrole en zodoende werd verdachte een stopteken gegeven en staande gehouden. Na een aantal vragen opende verdachte op verzoek van de verbalisant de laadruimte van het voertuig, waarna hierin een verborgen ruimte werd aangetroffen. In deze verborgen ruimte bleken 473 pakketten te liggen. Tien pakketten testten positief op cocaïne na een indicatieve test. Van zestien pakketten zijn monsters genomen die volgens een politierapport allen cocaïne bevatten. Geconcludeerd wordt dat er in het voertuig 473 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne werd aangetroffen.
Verder vonden verbalisanten tussen de bestuurders- en de bijrijdersstoel van het voertuig een plastic tas met daarin een Mercedes-Benz sleutel. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat deze plastic tas van hem was, en dat hij de sleutel, die al in het voertuig lag en die niet van hem was, in zijn tas heeft gedaan. De sleutel bleek te horen bij een Mercedes Citan, die stond geparkeerd in de straat waar verdachte woonachtig is. Ook in dit voertuig bevond zich een verborgen ruimte. Hierin werd een witte plastic tas aangetroffen met daarin twee pakketten die na onderzoek in totaal 200 gram hasj bleken te bevatten. Op de witte plastic tas is een spoor aangetroffen dat in zeer grote mate overeenkomt met de afbeelding van de rechter wijsvinger van verdachte.
De rechtbank constateert dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd bij zijn staandehouding, bij de politie op 11 september 2018 en 12 september 2018 en ter zitting. Bij zijn staandehouding verklaarde hij dat hij het voertuig van een vriend had geleend, ene [naam] , en dat hij in de buurt had gekeken voor een klein motortje voor zijn neefje. Na doorvragen van de verbalisant gaf verdachte aan dat dat niet was gelukt, dat hij niet meer precies wist waar hij was geweest en dat hij daarvan ook geen adres had. Bij zijn verhoren bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het voertuig slechts van A naar B zou brengen, dat hij hiervoor
€ 200,- zou ontvangen en dat hij niet ervan op de hoogte was dat er harddrugs in het voertuig lagen. Geconfronteerd bij de politie met de verklaring die verdachte aflegde bij zijn staandehouding, antwoordde hij dat hij zich niets meer kon herinneren van een verhaal over een motor voor zijn neefje en dat hij geen [naam] kent. Deze naam zag hij op het kentekenbewijs van het voertuig staan. Ter zitting gaf verdachte opnieuw een andere verklaring en bracht hij naar voren dat hij het voertuig voor iemand anders naar Amsterdam moest brengen én dat hij van de gelegenheid gebruikt wilde maken om ergens voor een motortje kijken. Dit was echter niet gelukt omdat hij het adres was vergeten. Bij zijn staandehouding heeft verdachte echter niets gezegd over het afzetten van het voertuig in Amsterdam. De rechtbank vindt het gelet daarop aannemelijk dat verdachte met de verklaring bij zijn staandehouding het eigenlijke doel van zijn reis heeft verzwegen, omdat hij zich ervan bewust was dat hij zich bezighield met een illegale handeling.
Uit het procesdossier volgt verder dat verdachte niet voor de eerste keer in aanraking komt met drugs. Zijn vingerafdruk is gevonden op een plastic tas gevuld met 200 gram hasj, die lag opgeborgen in (wederom) een verborgen ruimte in een Mercedes Citan. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de autosleutel niet van hem was maar dat hij deze in de tas die hij bij zich had heeft gedaan en dat hij niet weet hoe zijn vingerafdruk op de plastic tas in die verborgen ruimte is terechtgekomen. Gelet echter op het feit dat de autosleutel van de Mercedes Citan in de tas van verdachte is gevonden, dit voertuig in de straat van verdachte stond geparkeerd en hierin de vingerafdruk van verdachte is aangetroffen, schuift de rechtbank deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
Gelet op al het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs, zoals ten laste gelegd.
Uit het procesdossier volgt niet dat een andere persoon een significante bijdrage heeft geleverd aan het vervoeren van de harddrugs. De rechtbank oordeelt dat er aldus geen sprake is van medeplegen, zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 11 september 2018 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 473 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank, indien zij tot een strafoplegging komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is
first offender, zorgt voor zijn zieke moeder, heeft een stabiele woonomgeving en heeft een baan aangeboden gekregen. Verder stelt de raadsman dat rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte als koerier duidelijk de laagste rang in de keten van drugshandel heeft. De raadsman stelt dat indien de rechtbank opzet aanneemt, een gevangenisstraf van achttien maanden gepast is. Wanneer de rechtbank vaststelt dat er sprake is van schuld zou een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend zijn.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en vervoeren van een zeer forse hoeveelheid van ongeveer 473 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. De handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met zware criminaliteit zoals vuurwapenbezit en liquidaties en de aanwezigheid daarvan brengt ook bij degenen die hier niets mee te maken hebben gevoelens van onveiligheid met zich mee. Cocaïne is schadelijk voor de gezondheid en vormt als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van verdovende middelen leidt ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen. Verdachte heeft met zijn handelen hier aan bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte (Justitiële Documentatie van 15 november 2018), waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het vervoeren van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht van meer dan twintig kilogram, tenminste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden.
De rechtbank houdt in haar strafmaat enerzijds rekening met de enorme hoeveelheid aangetroffen harddrugs. Hoe groter de hoeveelheid drugs, des te meer criminaliteit hiermee gemoeid is en des te meer schade aan de volksgezondheid wordt aangericht. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat verdachte als bestuurder van het slechts een ondergeschikte rol bekleedde.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en aansluiting te zoeken bij de LOVS. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftig maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
50 (vijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en J.H. Broek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.