Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op [pleegdatum 1] te [plaats] , opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2015 onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljet inkomstenbelasting over genoemd jaar een te hoog, althans gefingeerd, bedrag aan aftrekbare giften opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
ten aanzien van feit 2
op of omstreeks [pleegdatum 2] te [plaats] , als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in valse vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft verdachte acht afschriften van betaalrekening [rekeningnummer] beschikbaar gesteld aan de Belastingdienst, terwijl verdachte wist dat deze afschriften vals waren en dat de op deze afschriften vermelde transacties niet hadden plaatsgevonden;
ten aanzien van feit 3
in de periode van [pleegperiode] te [plaats] , een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 3] en een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 2] , elk zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij op deze verklaringen valselijk en in strijd met de waarheid heeft vermeld dat hij, verdachte, vrijwillige werkzaamheden voor de stichting heeft verricht en afziet van een vergoeding voor die werkzaamheden en die vergoeding schenkt aan de genoemde stichting;
en
in de periode van [pleegperiode] te [plaats] , opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften, als ware die geschriften echt en onvervalst, immers heeft verdachte een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 3] en een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 2] , elk zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, laten opsturen naar de Belastingdienst, Centrum voor Infrastructuur en Exploitatie, te [plaats] en bestaande die valsheid telkens hierin dat hij op deze verklaring valselijk en in strijd met de waarheid heeft vermeld dat hij, verdachte, vrijwillige werkzaamheden voor de stichting heeft verricht en afziet van een vergoeding voor die werkzaamheden en die vergoeding schenkt aan de genoemde stichting.
(…)
6 Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verschillende omstandigheden meegewogen. In de zaak van verdachte is niet zozeer de hoogte van het nadeelbedrag, maar vooral de positie van verdachte in de maatschappij van belang. Verdachte had namelijk een voorbeeldfunctie, omdat hij voor de Belastingdienst werkte. De samenleving mag in een medewerker van de Belastingdienst het vertrouwen hebben dat juist hij zijn aangiften op een juiste manier indient. Daarnaast vindt de rechtbank het kwalijk dat verdachte, nadat hij is gecontroleerd door de Belastingdienst, zelf stukken heeft gefabriceerd ter onderbouwing van zijn onjuiste aangifte, om dit vervolgens nogmaals te doen in zijn arbeidsrechtelijke procedure. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat verdachte heeft gehandeld uit een zekere paniek, heeft hij een bewuste keuze gemaakt om valse stukken op te maken en in te dienen, en het is ook een bewuste keuze geweest om zijn netwerk daarvoor in te zetten. Ook is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat het strafontslag van verdachte niet tot strafvermindering moet leiden. Dit is immers een logisch en te voorzien gevolg van zijn handelen, en komt volledig voor rekening van verdachte.
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie niet onredelijk, maar gelet op de volgende omstandigheden zal zij toch geen gevangenisstraf opleggen. Het gaat om een relatief laag nadeelbedrag, de rechtbank gaat ervan uit dat dit de eerste keer was dat verdachte zoiets deed, verdachte speelt naar het zich laat aanzien een positieve rol in de maatschappij en zijn gemeenschap, en hij is kostwinnaar van zijn gezin. Een taakstraf van 200 uren waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren acht de rechtbank daarom passend en geboden. (…)”
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de werkstraf uitgevoerd.
1.12
In de brief van 28 februari 2019 heeft de RvT [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meegedeeld dat de arbeidsovereen-komst niet zal worden verlengd, alsmede dat de RvT van plan is om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ontslag te verlenen als [functie 4] van de stichting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
In de brief staat voorts onder meer:
“(…)
Arbeidsovereenkomst
Uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die loopt tot 1 april 2019 zal niet verlengd worden. De reden hiervoor is het niet nakomen van de afspraken die wij met u gemaakt hebben bij uw indiensttreding. (…)
Voornemen tot ontslag als [functie 4]
Daarnaast zijn wij voornemens om u ontslag te verlenen als [functie 4] van de stichting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De reden voor dit ontslag is het verlies aan vertrouwen in u als [functie 4] . Wat verband houdt met zeer onlangs verkregen informatie over uw functioneren en het niet nakomen van de met u gemaakte afspraken over het op de hoogte houden van het bestuur in zake het onderzoek naar uw persoon door uw vorige werkgever, zoals voorafgaand aan uw indiensttreding met u en uw advocaat is afgesproken.(…)”
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is uitgenodigd voor een gesprek op 5 maart 2019.
1.13
In het verslag van het gesprek op 5 maart 2019 waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en de leden van de RvT aanwezig waren, staat onder meer het volgende:
“(…) [functie 5] opent de vergadering.
Vertelt over de gang van zaken en de vertrouwensbreuk die er momenteel is en deelt mee dat er een intentie is om het contract niet te verlengen en hem te ontslaan als [functie 6] bij de stichting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vraagt aan de RvT leden wie er achter gekomen is dat hij veroordeeld is en waar de informatie is gevonden.
De heer [naam 2] legt uit dat informatie hem heeft bereikt. Hij licht nader toe dat het balletje is gaan rollen nadat hij een link heeft ontvangen met het nieuws dat de belastingdienst ambtenaren heeft ontslagen.
(…)
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gaat verder met dat de school na 15 juli (2016) zware tijden heeft gehad en hij hier veel energie in heeft gestoken. Tijdens indiensttreding heeft hij aangegeven 2 jaar nodig te hebben om zijn doelen te realiseren. De heer [naam 2] corrigeert dat het maximaal 2 jaar was en de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bevestigt dat. (…)
De heer [naam 2] vraagt of hij is veroordeeld.
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vertelt dat er sprake is van laster en dat de uitspraak van de rechter niet klopt. Hij geeft aan dat de uitspraak overigens geen belemmering is voor het uitoefenen van zijn functie.
Als de uitspraak zodanig zou zijn waardoor de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet kan functioneren dan was hij van plan om RVT op de hoogte te brengen.
(…)
De heer [naam 2] vraagt of hij de uitspraak voor ons heeft.
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] antwoord met “ja ik heb de uitspraak”. Mijn advocaat zegt dat ik onschuldig ben. (…) De uitspraak van de rechter ligt bij zijn advocaat.
(…)
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geeft aan dat het proces pas eindigt als de VOG binnen is. Deze is vier weken geleden aangevraagd.
(…)
Rvt overlegt onderling en resultaat is dat de RVT inhoudelijke documenten wil ontvangen zodat de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mogelijkheid krijgt om alles wat hij heeft verteld schriftelijk te onderbouwen.(…)”
1.14
Bij e-mail van 11 maart 2019 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangeven het niet eens te zijn met de notulen van het gesprek op 5 maart 2019:
“(…) Wat er vanuit mijn persoonlijke situatie als argument wordt gebruikt is onprofessioneel, onjuist en heeft een sterke mate karakter van een verraderlijk/stiekem proces inhoud. (…)”
Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in deze mail dat hij meer tijd nodig heeft om de vragen van de RvT te beantwoorden, omdat zijn advocaat in de strafzaak nog niet gereageerd heeft op vragen die hij hem gesteld heeft, omdat de aanvraag voor de nieuwe VOG nog niet is afgehandeld en omdat hij wacht op een door de rechtsbijstandverzekering aan te wijzen advocaat.
1.15
Bij brief van 14 maart 2019 heeft de RvT nogmaals gevraagd om stukken die het verhaal van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onderbouwen. Specifiek wordt gevraagd om voor 19 maart 2019 de volgende informatie te verstrekken:
a. a) de uitspraak van de strafkamer
b) informatie omtrent de taakstraf
c) informatie omtrent de reden van ontslag door de vorige werkgever
d) bewijstukken dat hoger beroep is ingesteld
e) bewijs van de aanvraag van de VOG
f) verklaring van de strafadvocaat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ondanks veroordeling kan functioneren als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
g) informatie over de uitvoering van de opdracht in het dienstverband bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
h) een managementverslag over de werkzaamheden in het afgelopen jaar.
1.16
In de brief van 21 maart 2019 van de RvT aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt de RvT vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen enkel document of antwoord van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ontvangen.
Voorts deelt zij mee dat de RvT het vertrouwen in [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] opzegt en hem ontslag verleent in zijn functie als [functie 4] en deelt hem mede dat hij zijn werkzaamheden voor de Stichting per direct moet staken. Tevens wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzocht om per ommegaande, doch uiterlijk 31 maart 2019 te zorgen voor een juiste en zorgvuldige overdracht van de taken aan [naam 4] , om een managementverslag op te maken en om alle eigendommen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te overhandigen aan het bestuur.
1.17
Bij brief van 28 maart 2019 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - samengevat - gesteld het niet eens te zijn met het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst en het ontslag als [functie 4] van de [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesommeerd om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn werkzaamheden te laten hervatten.
1.18
Bij brief van 1 april 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesommeerd om de [functie 4] en RvT te informeren over de stand van zaken in diverse dossiers, waaronder de contacten met [naam school 2] , de gemeente Zaanstad en de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] .
Daarnaast wordt opnieuw verzocht om de stukken met betrekking tot de veroordeling toe te sturen, alsmede de stukken en zaken op de bij deze brief gevoegde lijst.
1.19
Bij brief van 3 april 2019 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder meer een overzicht van de lopende werkzaamheden overgelegd waarbij hij per onderwerp de stand van zaken heeft aangegeven. Voorts wordt in deze brief gesteld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor een deel van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemde onderwerpen afhankelijk is van het aanbieden van een voorzet door de [functie 2] , welke voorzet op een aantal onderwerpen is uitgebleven. Bij deze brief is tevens het strafvonnis overgelegd, waarvan een deel onleesbaar is gemaakt.