ECLI:NL:RBAMS:2019:3947

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
7666425 KK EXPL 19-375
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en niet-verlenging arbeidsovereenkomst van bestuurslid na strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter te Amsterdam op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]. De eiser, die werkzaam was als [functie 5] van het College van Bestuur van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie], vorderde onder andere dat zijn arbeidsovereenkomst niet zou eindigen en dat hij weer toegang zou krijgen tot zijn werkzaamheden. De gedaagde partij had de arbeidsovereenkomst niet verlengd en was voornemens om de eiser te ontslaan vanwege een vertrouwensbreuk, die voortvloeide uit een strafrechtelijke veroordeling van de eiser tot een taakstraf van 200 uur. De eiser betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en de niet-verlenging van de arbeidsovereenkomst, stellende dat de Raad van Toezicht (RvT) niet bevoegd was om hem te ontslaan omdat deze niet compleet was. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd en dat de RvT, ondanks de onvolledigheid, bevoegd was om het ontslag te besluiten. De rechter concludeerde dat de eiser zijn verplichtingen niet was nagekomen om de RvT tijdig te informeren over zijn strafrechtelijke veroordeling, wat leidde tot een vertrouwensbreuk. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, terwijl de vorderingen van de gedaagde in reconventie gedeeltelijk werden toegewezen, waaronder de verplichting voor de eiser om een managementverslag op te stellen en zich niet langer voor te doen als lid van het College van Bestuur.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7666425 KK EXPL 19-375
vonnis van: 16 mei 2019
func.: 869
vonnis van de kantonrechter kort geding
I n z a k e
[eiser in conventie, verweerder in reconventie]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
nader te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. M.F. Hilberdink,
t e g e n
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
gemachtigde: mr. P.F. Keuchenius.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 11 april 2019, met producties, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 9 mei 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn zoons [naam zoon 1] en [naam zoon 2] , [naam medewerker RvT] (oud-lid van de Raad van Toezicht), [naam medewerker SIOZ] ( [functie 1] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ), alsmede de gemachtigde. Voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] (leden Raad van Toezicht), [naam 4] ( [functie 2] en lid van het College van Bestuur), alsmede de gemachtigde. Partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft een eis in reconventie ingediend. Partijen hebben ter zitting aan de hand van pleitnota’s hun standpunten toegelicht. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Uitgangspunten

Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
De [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ( [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ) is op 5 januari 2000 opgericht. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] drijft de “Islamitische Basisschool [naam school 1] ”. Stichting en school hebben een confessionele grondslag, gebaseerd op de islam, zoals samengevat in de Koran en de Sunnah.
1.2
In de - op 29 juli 2011 gewijzigde - statuten van de [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] staat onder meer het volgende:
“(…)
COLLEGE VAN BESTUUR:SAMENSTELLING, BENOEMING, SCHORSING EN ONTSLAG
Artikel 5
(…)
6. Een besluit tot schorsing of ontslag van een lid van het College van Bestuur door de Raad van toezicht kan slechts worden genomen met een meerderheid van tweederde van de stemmen, uitgebracht in een onder meer daartoe door de [functie 5] van de Raad van Toezicht bijeengeroepen vergadering waarin alle leden van de Raad van Toezicht aanwezig zijn dan wel vertegenwoordigd zijn.
(…)
RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 8
(…)
6. De Raad van Toezicht stelt een rooster op. Aftredende leden kunnen terstond eenmaal herbenoemd worden voor een periode van drie (3) jaar.
7. Indien in de Raad van Toezicht, om welke reden dan ook, een of meer leden ontbreken, dan vormen de overblijvende leden niettemin een wettig samengestelde Raad van Toezicht en behoudt de Raad van Toezicht haar bevoegdheden. (…)
1.3
In het Handboek Raad van Toezicht van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] staat onder meer het volgende:
Hoofdstuk 3: Raad van Toezicht
(…)
Reglement Raad van Toezicht
Artikel 1 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden Raad van Toezicht
3. De Raad van Toezicht houdt toezicht op de bewaking van de grondslag en verwezenlijking van de doelstellingen van de stichting, alsmede het functioneren van het College van Bestuur.
(…)
Artikel 10 Informatievoorziening
1. Het College van Bestuur verschaft de Raad van Toezicht tijdig alle benodigde informatie die nodig is voor het adequaat uitoefenen van haar taken.
2. De Raad van Toezicht wordt in ieder geval op de hoogte gehouden omtrent:
(…)
f. gerechtelijke procedures.
Hoofdstuk 4: College van Bestuur
4.1
Reglement College van Bestuur
(…)
Artikel 1 Gedragsregels College van Bestuur
(…)
4. De leden van het college van bestuur zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid, maatschappelijke positie en voorbeeldfunctie en zullen uit dien hoofde geen handelingen verrichten of nalaten, die het belang of de reputatie van de stichting schaden. Het college van bestuur bevordert dat de medewerkers van de stichting zich ook volgende deze norm gedragen.
(…)”
1.4
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is mede-oprichter van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Hij is sinds 5 januari 2000 [functie 5] van het College van Bestuur (hierna: CvB) van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
1.5
In de notulen van de vergadering van de Raad van Toezicht (hierna: RvT) van 8 november 2017 staat onder meer het volgende:
“(…)
3- RvT en CvB
(…)
- [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft uitgebreid verteld welke uitdagingen voor de komende periode voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en haar scholen zou zijn. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt voor om de genoemde uitdagingen goed te kunnen besturen en daarnaast privézaken en werken bij het Ministerie een onmogelijke zaak zou zijn. Daarom wil hij het dienstverband bij Ministerie beëindigen en wil beter focussen voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] doelstellingen. (…)
1.6
In verband met het voornemen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een arbeidsovereenkomst aan te gaan, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) van 4 december 2017 overgelegd. Daarin staat vermeld dat een onderzoek naar het gedrag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is ingesteld op een aantal functieaspecten en dat uit dat onderzoek geen bezwaren zijn gebleken tegen betrokkene voor bovengenoemd specifieke doel.
1.7
Op 26 januari 2018 heeft een gesprek plaats gevonden op het kantoor van de strafrechtadvocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , mr. Stam, nadat [functie 3] [naam 4] er achter was gekomen dat er een onderzoek naar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gaande was. Bij dat gesprek waren [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , [naam 4] en [naam 2] aanwezig. Tijdens dat gesprek heeft mr. Stam verteld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werd verdacht van het “knoeien met bankafschriften”.
1.8
In de notulen van de vergadering van de RvT van 3 februari 2018 staat onder meer het volgende:
“(…) In het verlengde met eerdere overleg op 8 november 2017 legt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stand van zaken op tafel. Bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en haar scholen is er veel aandacht nodig voor onder meer zaken als (…) Er moet keuze gemaakt worden tussen kwaliteitszaken en kwantiteit. De scholen hebben een imagoprobleem. Organisatie breed kennis vergroten en systeem opzetten die door meerdere professionals ingevuld kan worden is een must. Voor beide scholen procedures en processen inrichten. Realiseren samenwerking met een groot schoolbestuur. En gebruik maken van de kennis, capaciteiten en ervaring van de samenwerkende organisatie kan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en haar scholen toekomstbestendig maken. Derhalve kan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met fulltime dienstverband als bezoldigd bestuur hierin de benodigde processen aansturen. (…) Namens de RvT legt [naam 1] uit, dat zij vanuit de RvT wel positief zijn voor het voorstel wat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gedaan. Echter RvT wil in het belang van de organisatie en haar doelstellingen een aantal zaken bij externe deskundigen (laten) checken. Zodat het benoemingsproces voor een positie als bezoldigd [functie 5] College van Bestuur zuiver kan zijn. (…)”
1.9
In een e-mail van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 22 maart 2018 aan de RvT staat onder meer vermeld:
“(…) Tijdens een tweede formele bijeenkomst op 2 februari jl. is eveneens door mij ingebracht dat het wenselijk/noodzakelijk is om de en de privé situatie en de activiteiten vanuit de stichting in balans te houden. (…)
Het is daarom essentieel dat er vanuit een bezoldigd functie gestuurd moet worden op het genoemde complicerende factoren.
Ter ondersteuning stuur ik jullie drietal stukken, te weten:
(…)
2. een VOG. Hierin in te zien dat het vanuit mijn privé situatie door Ministerie van Veiligheid en Justitie een onderzoek naar het gedrag van ondergetekende is ingesteld En uit het onderzoek geen bezwaren geleken om bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als [functie 5] College van Bestuur aangesteld te kunnen worden. (…)”
1.1
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben met ingang van 1 april 2018 een arbeidsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] per die datum in dienst van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is getreden in de functie van [functie 5] van het CvB. In de arbeidsovereenkomst staat onder meer het volgende:
“(…) 1.3 De Arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt in beginsel per 1 april 2019 met mogelijkheid tot verlenging.(…)”
Het salaris over periode 11 in 2018 bedroeg € 6.132,00 bruto.
1.11
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is bij vonnis van 7 september 2018 van de meervoudige kamer van rechtbank Amsterdam (hierna: het strafvonnis) veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. In het vonnis staat onder meer het volgende:
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op [pleegdatum 1] te [plaats] , opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2015 onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljet inkomstenbelasting over genoemd jaar een te hoog, althans gefingeerd, bedrag aan aftrekbare giften opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
ten aanzien van feit 2
op of omstreeks [pleegdatum 2] te [plaats] , als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in valse vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft verdachte acht afschriften van betaalrekening [rekeningnummer] beschikbaar gesteld aan de Belastingdienst, terwijl verdachte wist dat deze afschriften vals waren en dat de op deze afschriften vermelde transacties niet hadden plaatsgevonden;
ten aanzien van feit 3
in de periode van [pleegperiode] te [plaats] , een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 3] en een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 2] , elk zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij op deze verklaringen valselijk en in strijd met de waarheid heeft vermeld dat hij, verdachte, vrijwillige werkzaamheden voor de stichting heeft verricht en afziet van een vergoeding voor die werkzaamheden en die vergoeding schenkt aan de genoemde stichting;
en
in de periode van [pleegperiode] te [plaats] , opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften, als ware die geschriften echt en onvervalst, immers heeft verdachte een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 3] en een "Verklaring gift in de vorm van vrijwilligerswerk" van [naam stichting 2] , elk zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, laten opsturen naar de Belastingdienst, Centrum voor Infrastructuur en Exploitatie, te [plaats] en bestaande die valsheid telkens hierin dat hij op deze verklaring valselijk en in strijd met de waarheid heeft vermeld dat hij, verdachte, vrijwillige werkzaamheden voor de stichting heeft verricht en afziet van een vergoeding voor die werkzaamheden en die vergoeding schenkt aan de genoemde stichting.
(…)
6 Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verschillende omstandigheden meegewogen. In de zaak van verdachte is niet zozeer de hoogte van het nadeelbedrag, maar vooral de positie van verdachte in de maatschappij van belang. Verdachte had namelijk een voorbeeldfunctie, omdat hij voor de Belastingdienst werkte. De samenleving mag in een medewerker van de Belastingdienst het vertrouwen hebben dat juist hij zijn aangiften op een juiste manier indient. Daarnaast vindt de rechtbank het kwalijk dat verdachte, nadat hij is gecontroleerd door de Belastingdienst, zelf stukken heeft gefabriceerd ter onderbouwing van zijn onjuiste aangifte, om dit vervolgens nogmaals te doen in zijn arbeidsrechtelijke procedure. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat verdachte heeft gehandeld uit een zekere paniek, heeft hij een bewuste keuze gemaakt om valse stukken op te maken en in te dienen, en het is ook een bewuste keuze geweest om zijn netwerk daarvoor in te zetten. Ook is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat het strafontslag van verdachte niet tot strafvermindering moet leiden. Dit is immers een logisch en te voorzien gevolg van zijn handelen, en komt volledig voor rekening van verdachte.
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie niet onredelijk, maar gelet op de volgende omstandigheden zal zij toch geen gevangenisstraf opleggen. Het gaat om een relatief laag nadeelbedrag, de rechtbank gaat ervan uit dat dit de eerste keer was dat verdachte zoiets deed, verdachte speelt naar het zich laat aanzien een positieve rol in de maatschappij en zijn gemeenschap, en hij is kostwinnaar van zijn gezin. Een taakstraf van 200 uren waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren acht de rechtbank daarom passend en geboden. (…)”
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de werkstraf uitgevoerd.
1.12
In de brief van 28 februari 2019 heeft de RvT [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meegedeeld dat de arbeidsovereen-komst niet zal worden verlengd, alsmede dat de RvT van plan is om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ontslag te verlenen als [functie 4] van de stichting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
In de brief staat voorts onder meer:
“(…)
Arbeidsovereenkomst
Uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die loopt tot 1 april 2019 zal niet verlengd worden. De reden hiervoor is het niet nakomen van de afspraken die wij met u gemaakt hebben bij uw indiensttreding. (…)
Voornemen tot ontslag als [functie 4]
Daarnaast zijn wij voornemens om u ontslag te verlenen als [functie 4] van de stichting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De reden voor dit ontslag is het verlies aan vertrouwen in u als [functie 4] . Wat verband houdt met zeer onlangs verkregen informatie over uw functioneren en het niet nakomen van de met u gemaakte afspraken over het op de hoogte houden van het bestuur in zake het onderzoek naar uw persoon door uw vorige werkgever, zoals voorafgaand aan uw indiensttreding met u en uw advocaat is afgesproken.(…)”
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is uitgenodigd voor een gesprek op 5 maart 2019.
1.13
In het verslag van het gesprek op 5 maart 2019 waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en de leden van de RvT aanwezig waren, staat onder meer het volgende:
“(…) [functie 5] opent de vergadering.
Vertelt over de gang van zaken en de vertrouwensbreuk die er momenteel is en deelt mee dat er een intentie is om het contract niet te verlengen en hem te ontslaan als [functie 6] bij de stichting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vraagt aan de RvT leden wie er achter gekomen is dat hij veroordeeld is en waar de informatie is gevonden.
De heer [naam 2] legt uit dat informatie hem heeft bereikt. Hij licht nader toe dat het balletje is gaan rollen nadat hij een link heeft ontvangen met het nieuws dat de belastingdienst ambtenaren heeft ontslagen.
(…)
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gaat verder met dat de school na 15 juli (2016) zware tijden heeft gehad en hij hier veel energie in heeft gestoken. Tijdens indiensttreding heeft hij aangegeven 2 jaar nodig te hebben om zijn doelen te realiseren. De heer [naam 2] corrigeert dat het maximaal 2 jaar was en de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bevestigt dat. (…)
De heer [naam 2] vraagt of hij is veroordeeld.
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vertelt dat er sprake is van laster en dat de uitspraak van de rechter niet klopt. Hij geeft aan dat de uitspraak overigens geen belemmering is voor het uitoefenen van zijn functie.
Als de uitspraak zodanig zou zijn waardoor de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet kan functioneren dan was hij van plan om RVT op de hoogte te brengen.
(…)
De heer [naam 2] vraagt of hij de uitspraak voor ons heeft.
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] antwoord met “ja ik heb de uitspraak”. Mijn advocaat zegt dat ik onschuldig ben. (…) De uitspraak van de rechter ligt bij zijn advocaat.
(…)
De heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geeft aan dat het proces pas eindigt als de VOG binnen is. Deze is vier weken geleden aangevraagd.
(…)
Rvt overlegt onderling en resultaat is dat de RVT inhoudelijke documenten wil ontvangen zodat de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mogelijkheid krijgt om alles wat hij heeft verteld schriftelijk te onderbouwen.(…)”
1.14
Bij e-mail van 11 maart 2019 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangeven het niet eens te zijn met de notulen van het gesprek op 5 maart 2019:
“(…) Wat er vanuit mijn persoonlijke situatie als argument wordt gebruikt is onprofessioneel, onjuist en heeft een sterke mate karakter van een verraderlijk/stiekem proces inhoud. (…)”
Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in deze mail dat hij meer tijd nodig heeft om de vragen van de RvT te beantwoorden, omdat zijn advocaat in de strafzaak nog niet gereageerd heeft op vragen die hij hem gesteld heeft, omdat de aanvraag voor de nieuwe VOG nog niet is afgehandeld en omdat hij wacht op een door de rechtsbijstandverzekering aan te wijzen advocaat.
1.15
Bij brief van 14 maart 2019 heeft de RvT nogmaals gevraagd om stukken die het verhaal van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onderbouwen. Specifiek wordt gevraagd om voor 19 maart 2019 de volgende informatie te verstrekken:
a. a) de uitspraak van de strafkamer
b) informatie omtrent de taakstraf
c) informatie omtrent de reden van ontslag door de vorige werkgever
d) bewijstukken dat hoger beroep is ingesteld
e) bewijs van de aanvraag van de VOG
f) verklaring van de strafadvocaat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ondanks veroordeling kan functioneren als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
g) informatie over de uitvoering van de opdracht in het dienstverband bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
h) een managementverslag over de werkzaamheden in het afgelopen jaar.
1.16
In de brief van 21 maart 2019 van de RvT aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt de RvT vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen enkel document of antwoord van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ontvangen.
Voorts deelt zij mee dat de RvT het vertrouwen in [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] opzegt en hem ontslag verleent in zijn functie als [functie 4] en deelt hem mede dat hij zijn werkzaamheden voor de Stichting per direct moet staken. Tevens wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzocht om per ommegaande, doch uiterlijk 31 maart 2019 te zorgen voor een juiste en zorgvuldige overdracht van de taken aan [naam 4] , om een managementverslag op te maken en om alle eigendommen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te overhandigen aan het bestuur.
1.17
Bij brief van 28 maart 2019 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - samengevat - gesteld het niet eens te zijn met het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst en het ontslag als [functie 4] van de [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesommeerd om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn werkzaamheden te laten hervatten.
1.18
Bij brief van 1 april 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesommeerd om de [functie 4] en RvT te informeren over de stand van zaken in diverse dossiers, waaronder de contacten met [naam school 2] , de gemeente Zaanstad en de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] .
Daarnaast wordt opnieuw verzocht om de stukken met betrekking tot de veroordeling toe te sturen, alsmede de stukken en zaken op de bij deze brief gevoegde lijst.
1.19
Bij brief van 3 april 2019 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder meer een overzicht van de lopende werkzaamheden overgelegd waarbij hij per onderwerp de stand van zaken heeft aangegeven. Voorts wordt in deze brief gesteld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor een deel van de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemde onderwerpen afhankelijk is van het aanbieden van een voorzet door de [functie 2] , welke voorzet op een aantal onderwerpen is uitgebleven. Bij deze brief is tevens het strafvonnis overgelegd, waarvan een deel onleesbaar is gemaakt.

2.De vorderingen en het verweer

In conventie
2.1
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal gelasten:
I. om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis toe te laten tot de gebruikelijke werkzaamheden aan het [kantoor] aan de [adres] , [postcode] te [plaats] , in de functie van [functie 5] van het CvB, op gebruikelijke werktijden op de gebruikelijke werkplek zonder enige belemmering en derhalve onder meer voorzien van werkende gebruikelijke telefoon, e-mail en internetaansluiting(en) alsmede toegang tot de voor de functie noodzakelijke systemen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en
II. aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het overeengekomen loon door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn en
III. binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis binnen de school kenbaar te maken dat de arbeidsovereenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in opdracht van de voorzieningenrechter verlengd is geworden en iedere uiting van het tegendeel na te laten,
IV de vorderingen sub I t/m III ieder op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nalaat geheel of gedeeltelijk aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
V. met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de kosten van de procedure.
2.2
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Hij stelt in de eerste plaats dat de RvT niet bevoegd is om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te ontslaan als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , omdat de RvT niet compleet is. [naam 2] is immers reeds lid van de RvT sinds 29 juli 2011 en is op grond van art. 8 lid 11a van de statuten afgetreden, omdat hij niet langer dan 6 jaar in functie kan zijn. Dit volgt uit art. 8 lid 6 van de statuten. Niettegenstaande art. 8 lid 7 kan een lid van het CvB slechts ontslagen worden met twee derde meerderheid van de stemmen (art. 5 lid 6 statuten). Omdat de RvT niet meer over drie leden beschikt is de RvT derhalve niet bevoegd en is het ontslagbesluit nietig op grond van art. 2:14 BW.
Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in strijd met goed werkgeverschap (art 7:611 BW) is, omdat het project waarvoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is aangesteld nog niet is afgerond en er geen klachten zijn over zijn functioneren. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist afspraken over het verstrekken van informatie te hebben geschonden, omdat uit het strafvonnis blijkt dat zijn werkzaamheden worden gewaardeerd en het vonnis dus geen aanleiding is om die te moeten staken. Daarom zag [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen aanleiding om de RvT te informeren. Er is ook geen navraag naar gedaan en de feiten waren [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] al voor de aanvang van de arbeidsovereenkomst bekend.
2.3
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft het volgende verweer gevoerd. Zij betwist dat de RvT niet bevoegd zou zijn om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] te ontslaan. Met betrekking tot de arbeidsovereenkomst stelt zij dat de arbeidsovereenkomst op grond van de wet van rechtswege is geëindigd. Een verplichting voor de werkgever om de werknemer na een beëindiging van rechtswege op grond van goed werkgeverschap een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden is alleen in een zeer bijzondere gevallen aan te nemen, waarvan in dit geval geen sprake is. Het bestaan van de mogelijkheid tot verlenging dwingt niet daartoe, daarvoor is een wilsbesluit nodig van de werkgever en dat is er niet geweest. Ook dwingt het gegeven dat er sprake was van werkzaamheden van maximaal twee jaar niet tot die uitleg: dit betekent dat het ook korter dan twee jaar kan zijn. Daarbij is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf verantwoordelijk voor het verwijtbaar handelen en het daarop gevolgd verlies van vertrouwen in hem. Dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een arbeidsovereenkomst is aangegaan terwijl zij wist dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verdacht werd van het knoeien met bankafschriften kan haar niet verweten worden: de strafrechtadvocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had verzekerd dat een sepot zou volgen en er was een VOG afgegeven. Pas eind 2018 is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op de hoogte geraakt van het strafontslag en de strafrechtelijke veroordeling, nadat [naam 4] , die in de media had vernomen dat een aantal medewerkers van de belastingdienst was ontslagen, vragen is gaan stellen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Door deze handelswijze van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft hij het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het in hem gestelde vertrouwen geschonden.
In reconventie
2.4
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt:
a. tot afgifte aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van de roerende zaken en informatie als vermeld op de lijst van productie 5, zijnde de bijlage bij de brief van 1 april 2019;
b. tot afgifte van alle overige eigendommen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ;
c. tot het opstellen en afgeven aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van een managementverslag met daarin een zakelijke opgave van zijn activiteiten voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 1 april 2018 tot en met 1 april 2019, minimaal bevattende verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in dit kader heeft beziggehouden, zoals de nieuwbouw, de samenwerking met andere organisaties zoals [naam scholengemeenschap] , samenwerking met gemeenten, inclusief overhandiging van de correspondentie met deze relaties, gespreksverslagen, notulen en andere met deze organisaties verwisselde documentatie, zodanig dat daaruit de actuele situatie en historie sinds 1 april 2018 kan worden gekend en een vervolg kan worden gegeven aan lopende zaken;
alles binnen een week na betekening van dit vonnis en op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- te vermeerderen met € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aan al het gevorderde voldoet;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verbiedt zich nog langer voor te doen als lid van het CvB van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en/of als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding vermeerderd met € 500,00 per dag dat die overtreding voortduurt;
met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
2.5
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Zij stelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot nu toe heeft nagelaten zijn werk ordelijk over te dragen en zijn medebestuurslid en de RvT behoorlijk te informeren over zijn werkzaamheden tot nu toe. Hij beantwoordt geen vragen, overhandigt geen dossiers, verstrekt geen verslagen. Verder blijft hij zich ook na zijn ontslag als [functie 4] (21 maart 2019), respectievelijk einde dienstbetrekking (1 april 2019) voordoen als werkzaam voor en [functie 6] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , ook naar externe partijen. Dit is een blamage en beschadigt de reputatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] : het moet stoppen.
2.6
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft het volgende verweer gevoerd. Voor zover de reconventionele vordering gebaseerd is op zijn arbeidsrechtelijke positie dient deze afgewezen worden, met verwijzing naar zijn standpunt daaromtrent in conventie. Voor zover de reconventie gebaseerd is op zijn functie als [functie 6] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient de kantonrechter zich niet bevoegd te verklaren, omdat de rechtbank, team handelszaken, bevoegd is daarover de oordelen. Voorts herhaalt hij zijn standpunt dat hij nog steeds [functie 6] is, omdat de incomplete RvT niet bevoegd is om hem te ontslaan.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dit niet betwist, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering in conventie.
3.2
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in conventie en in reconventie in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende.
De vordering in conventie
3.3
De vordering in conventie betreft de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gehouden is om na ommekomst van de bepaalde tijd waarvoor partijen de arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, de arbeidsovereenkomst te verlengen, dan wel een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een jaar aan te bieden, althans of waarschijnlijk is dat de bodemrechter daartoe zal besluiten.
Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende. Als uitgangspunt geldt dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt. Dat in de overeenkomst staat dat er een mogelijkheid tot verlenging bestaat, betekent niet dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] recht op verlenging had. Het is een mogelijkheid, waarvan echter geen gebruik is gemaakt. Daarnaast biedt het beginsel van goed werkgeverschap als bedoeld in art. 7:611 BW geen zelfstandige grond om een recht op voortzetting van de van rechtswege geëindigde arbeidsovereenkomst aan te nemen, behoudens in zeer bijzondere omstandigheden, indien aangenomen kan worden dat, conform het in art. 6:248 BW gestelde, het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Daarvan is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen sprake, op grond van het volgende. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de arbeidsovereenkomst na 1 april 2019 voor een jaar moet verlengen, omdat deze gesloten is ten behoeve van een project met een duur van twee jaar, zodat de RvT hem in de gelegenheid moet stellen om het project af te maken. Echter, uit hetgeen hij naar voren heeft gebracht valt in de eerste plaats niet vast te stellen wat het project precies inhield: uit de notulen valt niet meer af te leiden dan vrij vaag omschreven werkzaamheden, terwijl in de arbeidsovereenkomst niets vermeld staat over een project. Voorts is er geen stuk voorhanden waaruit blijkt dat de werkzaamheden waarvoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dienst werd genomen een vast omlijnde duur van twee jaar hadden en wat, op het moment dat de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst eindigde, de stand van zaken was van het project. Van de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is niet meer vast komen te staan op dit punt dan dat [naam 2] tijdens het gesprek op 5 maart 2019 (rov. 1.14) heeft gezegd dat het project “maximaal twee jaar” zou duren. Dat kan dus ook korter zijn. Reeds daarom kan het naar het oordeel van de kantonrechter niet waarschijnlijk geacht worden dat de bodemrechter zal besluiten dat niet de verlenging van de arbeidsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.4
Daarvoor is nog minder aanleiding nu voorafgaand aan het aflopen van de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst is vast komen te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] informatie over het strafontslag bij de belastingdienst en de daarop gevolgde strafrechtelijke veroordeling niet met de RvT heeft gedeeld.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft betwist dat hij afspraken over het verstrekken van informatie heeft geschonden, omdat uit het strafvonnis blijkt dat zijn werkzaamheden worden gewaardeerd en het strafvonnis dus geen aanleiding is om die te moeten staken en dat hij daarom geen aanleiding zag om de RvT te informeren. Dit standpunt is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet houdbaar. Op grond van art. 1 van de Gedragsregels College van Bestuur (rov. 1.3) dienen de leden van het CvB zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid, maatschappelijke positie en voorbeeldfunctie en is hen opgedragen om uit dien hoofde geen handelingen verrichten of nalaten, die het belang of de reputatie van de stichting schaden. Daarnaast bepaalt art. 1 van het Reglement Raad van Toezicht (rov. 1.3) dat de RvT toezicht houdt op het functioneren van het CvB, terwijl art 10 van voornoemd Reglement bepaalt dat het CvB de RvT tijdig alle informatie dient te verschaffen die nodig is voor het adequaat uitoefenen van haar taken. Dit betekent dat, ook zonder dat blijkt van een uitdrukkelijke afspraak daarover tussen partijen, op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] , maar ook als werknemer in de functie van [functie 5] van het CvB, de verplichting rustte om de RvT volledig te informeren over zaken die rechtstreeks raken aan de voorbeeldfunctie van leden van het CvB en daarmee de reputatie van stichting en school. De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan deze verplichting niet heeft voldaan. Zo heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter zitting erkend dat zijn voormalige werkgever, de belastingdienst, al in september 2017 had besloten tot strafontslag, terwijl uit de overgelegde notulen niet blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de RvT daarvan op de hoogte heeft gebracht. Niet blijkt dat dit de RvT eerder ter ore is gekomen dan rond 5 maart 2019 en dan nog via een andere bron dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf. Uit het verslag van het gesprek op die datum (rov 1.14) staat immers vermeld dat [naam 2] via een link naar een website heeft vernomen dat ambtenaren van de belastingdienst zijn ontslagen, waaronder [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] strafontslag boven het hoofd hing is ook niet aan de orde gekomen in het gesprek met de strafrechtadvocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat op 26 januari 2018 heeft plaatsgevonden. Uit hetgeen daarover is overgelegd blijkt niet méér dan dat meegedeeld is dat er onderzoek werd gedaan naar mogelijk geknoei met bankafschriften, maar niet dat de belastingdienst al had besloten om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond daarvan te ontslaan.
Evenmin heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de RvT behoorlijk geïnformeerd over de strafrechtelijke veroordeling. Ten tijde van het gesprek met de strafrechtadvocaat op 26 januari 2018 is slechts aan de orde geweest dat er een strafrechtelijk onderzoek gaande was. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daarna verzuimd de RvT op de hoogte te stellen dat het Openbaar Ministerie daadwerkelijk tot vervolging is overgegaan, dat hij vervolgens is veroordeeld tot het uitvoeren van een taakstraf en op grond van welke feiten. Bovendien is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , nadat de RvT er op andere wijze dan door mededelingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf achter was gekomen dat hij strafrechtelijk was veroordeeld, blijven volharden in het niet behoorlijk informeren van de RvT. Zo heeft hij slechts een beperkt deel van het strafvonnis verstrekt waarin hij bovendien de waarheid heeft verdraaid. Wie het volledige vonnis leest ziet immers dat de strafrechter in het strafvonnis “de positie van de verdachte in de maatschappij” niet als strafverlichtende omstandigheid noemt, maar meer als een strafverzwarende, stellende dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als medewerker van de belastingdienst - net als overigens als [functie 5] van het CvB - een voorbeeldfunctie had.
Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , door te stellen dat hijzelf zou bepalen of het strafvonnis hem belemmerde in het uitoefenen van zijn functie, miskend dat het niet aan hem, maar aan de RvT is om te beoordelen of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met deze strafrechtelijke veroordeling nog de vereiste voorbeeldfunctie in zijn functie als [functie 5] van het CvB zou kunnen vervullen. Dat dat de vraag is blijkt ook het feit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - pas - ter zitting heeft erkend dat zijn aanvraag voor een nieuwe VOG nádat hij strafrechtelijk veroordeeld was, is afgewezen.
3.5
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft nog ten verwere aangevoerd dat er door de RvT geen navraag naar is gedaan en dat de feiten [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] al voor de aanvang van de arbeidsovereenkomst bekend waren. Daarin heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een punt, omdat er in het geheel van de gebeurtenissen ook vragen gesteld kunnen worden bij de waakzaamheid van de RvT. Vast staat immers dat de RvT in januari 2018 wel op de hoogte was van het feit dat er onderzoeken (door de toenmalige werkgever en de officier van justitie) gaande waren naar het vervalsen van bankafschriften door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Niet blijkt dat de RvT na het gesprek met de strafrechtadvocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] expliciete afspraken heeft gemaakt en die schriftelijk heeft vastgelegd. Ook staat in de notulen van 3 februari 2018 (rov 1.18) vermeld dat de RvT “in het belang van de organisatie en haar doelstellingen” een aantal zaken bij externe deskundigen wilde laten checken, zodat het benoemingsproces voor een positie als bezoldigd [functie 5] van het CvB zuiver kon zijn. Niet duidelijk is wat er gecheckt zou worden en gesteld noch gebleken is dat dit gebeurd is. Desalniettemin heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiser in conventie, verweerder in reconventie] per 1 april 2018 in dienst genomen en zij heeft ook ter gelegenheid van die indiensttreding en daarna niet doorgevraagd, totdat er signalen van buiten kwamen. Ook de RvT heeft aldus niet voldoende de vinger aan de pols gehouden.
Dit doet echter niet af aan het feit dat het in de eerste plaats op de weg van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] lag om alle ontwikkelingen en informatie voornoemd met de RvT te delen. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aldus niet uit zichzelf openheid van zaken heeft gegeven en daarmee de RvT niet in staat heeft gesteld zich er zelfstandig een oordeel over te kunnen vormen, heeft hij het vertrouwen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in hem stelde geschonden. Ook op grond daarvan acht de kantonrechter het - naast hetgeen hierboven in rov. 3.3 reeds is overwogen - niet waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat het niet verlengen van de van rechtswege beëindigde arbeidsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zal is.
3.6
Nu uit het voorgaande volgt dat vooralsnog wordt aangenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, is ten aanzien van het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet relevant of de RvT wel of niet bevoegd was om besluiten te nemen.
De vordering in reconventie
De reconventionele vorderingen onder I (rov. 2.4)
3.7
De kantonrechter begrijpt uit hetgeen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gesteld op pagina 4 van haar akte van 7 mei 2019 dat de reconventionele vorderingen die hierboven in rov. 2.4 onder I zijn vermeld zijn hun grondslag vinden de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de op grond daarvan benodigde afwikkeling en overdracht van de werkzaamheden.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert in de eerste plaats afgifte van de roerende zaken en informatie die vermeld staat op de lijst die bijgevoegd is bij de brief van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 1 april 2019 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (rov. 1.17). In reactie op deze brief heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij brief van 3 april 2019 een overzicht van de lopende werkzaamheden bijgesloten en is namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesteld dat hij over diverse onderwerpen niet kan rapporteren omdat grond van art. 4 lid 2 van het managementstatuut de [functie 2] belast is met het voorbereiden daarvan en dat die voorzet op een aantal onderwerpen is uitgebleven. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt niet dat en op welke wijze [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op deze brief en dit standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gereageerd, behalve dat thans deze eis in reconventie voorligt.
De kantonrechter benadrukt dat van een gewezen werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst kan worden verwacht dat hij op behoorlijke wijze meewerkt aan een overdracht van de werkzaamheden en de aanwezige stukken en eigendommen, doch dat neemt niet weg dat in deze kort gedingprocedure niet op eenvoudige wijze is vast te stellen welke eigendommen en informatie [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn bezit heeft en dat daarvoor nader onderzoek nodig is waarvoor een kort geding zich niet leent. De vordering zal op dit punt dan ook worden afgewezen.
De vordering tot afgifte van alle overige eigendommen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is eveneens niet toewijsbaar, omdat niet duidelijk is waar deze vordering op ziet.
3.8
Voorts vordert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld tot het opstellen en afgeven aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van een managementverslag met daarin een zakelijke opgave van zijn activiteiten voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 1 april 2018 tot en met 1 april 2019, minimaal bevattende verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in dit kader heeft beziggehouden, zoals de nieuwbouw, de samenwerking met andere organisaties zoals [naam scholengemeenschap] , samenwerking met gemeenten,
inclusiefoverhandiging van de correspondentie met deze relaties, gespreksverslagen, notulen en andere met deze organisaties verwisselde documentatie, zodanig dat daaruit de actuele situatie en historie sinds 1 april 2018 kan worden gekend en een vervolg kan worden gegeven aan lopende zaken.
Voor zover de vordering ziet op het overhandigen van correspondentie, gespreksverslagen, notulen en andere documentatie wordt de vordering afgewezen, omdat, zoals hierboven reeds werd overwogen, onvoldoende vaststaat welke stukken [eiser in conventie, verweerder in reconventie] al dan niet in zijn bezit heeft. Wel toewijsbaar is de vordering dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een managementverslag maakt, zoals gevorderd, met daarin verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich heeft beziggehouden, zoals de contacten met [naam school 2] , de gemeente Zaanstad en de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] . De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat daaraan een maximum van in totaal € 20.000,00 wordt verbonden.
De reconventionele vordering onder II (rov. 2.4)
3.9
Met betrekking tot het onder II (hierboven weergegeven in rov. 2.4) gevorderde wordt als volgt overwogen. Deze vordering vindt zijn grondslag in zowel het einde van de arbeidsovereenkomst als in het ontslag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft allereerst betwist dat de kantonrechter bevoegd is een vordering te beoordelen die te maken heeft met zijn functie als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , omdat dit aan de rechtbank, team handelszaken, is voorbehouden.
Op zichzelf beschouwd is juist dat geschillen die betrekking hebben op [functie 4] van een rechtspersoon in beginsel door de rechtbank, team handelszaken, dienen te worden beoordeeld. Dat is echter anders indien er tussen deze vordering en de vordering die tot de competentie van de kantonrechter behoort een zodanige samenhang is dat deze zich tegen afzonderlijke behandeling verzet (art 94 lid 2 Rv). De kantonrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is, omdat er een zodanige verwevenheid bestaat tussen de functie van [functie 5] van het CvB in rechtspersoonlijke en arbeidsrechtelijke zin dat gezamenlijke behandeling van de vorderingen door één rechter uit proceseconomisch oogpunt gewenst is.
3.1
De vordering om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verbieden zich nog langer voor te doen als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vindt zijn grondslag in het einde van de arbeidsovereenkomst en is toewijsbaar op grond van het feit dat, zoals hierboven is geoordeeld, er vooralsnog vanuit wordt gegaan dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2019 is geëindigd en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft betwist dat hij zich desondanks ook na die datum nog steeds voordoet als werkzaam bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
3.11
De vordering om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verbieden zich nog langer voor te doen als lid van het CvB van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vindt zijn grondslag in het ontslag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daar in de eerste plaats tegen ingebracht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verantwoording dient af te leggen aan de RvT, niet aan zijn collega in het CvB. In dit verweer kan de kantonrechter [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet volgen. Eiseres in reconventie in dit kort geding is niet de collega- [functie 4] van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , maar [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , waarvan de RvT het toezichthoudend orgaan is. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft derhalve recht en belang bij de thans aan de orde zijnde vordering.
3.12
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt voorts dat zijn ontslag als [functie 4] nietig is, omdat de RvT niet compleet is en op grond daarvan niet met twee derde meerderheid kan besluiten tot zijn ontslag. Dit verweer verwerpt de kantonrechter. In de eerste plaats geldt als uitgangspunt dat de in de Kamer van Koophandel ingeschreven leden van de RvT geacht mogen worden rechtsgeldig in functie te zijn, tenzij deugdelijk wordt onderbouwd dat dat niet het geval is. Daarvan is geen sprake, nu in art. 8 lid 6 van de statuten (rov 1.2) wel vermeld staat dat de herbenoemingsperiode drie jaar bedraagt, maar niet hoe lang de duur van de initiële benoemingsperiode is. Er staat in dat artikellid dat de RvT daartoe een rooster opstelt. Gesteld noch gebleken is dat er een dergelijk rooster is, laat staan een rooster waarin als initiële benoemingstermijn een termijn van drie jaar wordt genoemd, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt. Echter, zelfs indien aangenomen zou moeten worden dat het lid van de RvT [naam 2] op grond van art. 8 lid 11 onder a van de statuten is afgetreden, dan geldt art. 8 lid 7 van de statuten, dat bepaalt dat indien in de RvT, om welke reden dan ook, een of meer leden ontbreken, de overblijvende leden niettemin een wettig samengestelde RvT vormen en dat de RvT haar bevoegdheden behoudt. Dit artikellid bevat geen beperking van het soort besluiten dat RvT in die situatie mag nemen. Reeds op grond daarvan kan in het kader van dit kort geding niet worden aangenomen dat het feit dat voor het ontslag van een [functie 6] op grond van art 5 lid 6 een twee derde meerderheid vereist is, meebrengt dat een incomplete RvT niet zou mogen beslissen over het ontslag van een lid van het CvB.
Voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voorts bedoelt te stellen dat er geen redelijke grond was om hem als [functie 4] te ontslaan, gaat dat verweer evenmin op, ondanks de niet ter discussie staande grote verdiensten die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gehad. Daartoe verwijst de kantonrechter naar hetgeen hierboven in rov. 3.4 en 3.5 is overwogen.
3.13
Nu er vooralsnog niet wordt aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat het besluit tot ontslag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 5] van de CvB niet rechtsgeldig genomen is, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] er belang bij dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich niet langer voordoet als lid van het CvB. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ter zitting genoemde voorbeelden dat hij zich ook na het ontslag als [functie 4] op 21 maart 2019 en de einddatum van de arbeidsovereenkomst op 1 april 2019 naar externe partijen voordoet als werkzaam voor en [functie 6] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en in die hoedanigheid vergaderingen bezoekt, niet betwist. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft derhalve belang bij het gevraagde verbod, omdat zij terecht stelt dat dit de reputatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en de school beschadigt. De vordering wordt op dit punt derhalve toegewezen, alsmede de gevorderde dwangsom, zij het dat de dwangsom in totaal zal worden beperkt tot € 20.000,00.
De conclusie in conventie en in reconventie
3.14
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vordering in conventie zal worden afgewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt in de kosten van de procedure in conventie veroordeeld.
3.15
De vordering in reconventie wordt gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld enerzijds om een managementverslag te maken, met daarin verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich heeft beziggehouden, waaronder de contacten met [naam school 2] , de gemeente Zaanstad en de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] anderzijds wordt verboden zich nog langer voor te doen als lid van het CvB van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en/of als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Nu slechts een gedeelte van de vorderingen in reconventie wordt toegewezen, worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] begroot op € 480,00 salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
In reconventie:
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot het binnen een week na betekening van dit vonnis opstellen en afgeven aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van een managementverslag met daarin een zakelijke opgave van zijn activiteiten voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 1 april 2018 tot en met 1 april 2019, minimaal bevattende verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in dit kader heeft beziggehouden, zoals de nieuwbouw, de samenwerking met andere organisaties zoals [naam scholengemeenschap] , samenwerking met gemeenten en de contacten met [naam school 2] , zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, vermeerderd met € 500,00 per dag dat die overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 20.000,00;
verbiedt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich nog langer voor te doen als lid van het college van bestuur van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en/of als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , zulks op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,-- per overtreding, vermeerderd met € 500,00 per dag dat die overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 20.000,00;
compenseert de proceskosten
wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.