ECLI:NL:RBAMS:2019:3943
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over de opheffing van de overleveringsdetentie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel
Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de internationale rechtshulpkamer, een beslissing genomen over de opheffing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Egypte in 1984, was gedetineerd zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank had eerder de raadsman, mr. M. Mesoudi, en de officier van justitie geïnformeerd over haar voornemen om een beslissing te nemen over het voortduren van de overleveringsdetentie. De officier van justitie had aangegeven dat de Duitse autoriteiten bezig waren met het vervangen van het EAB door een door een rechter ondertekend exemplaar.
De rechtbank overwoog dat het EAB was uitgevaardigd door een Duits Openbaar Ministerie en dat, volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, het EAB niet was uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit. Dit betekende dat het EAB niet kon worden beschouwd als een 'rechterlijke beslissing' in de zin van het Kaderbesluit 2002/584/JHA, en dus geen grondslag bood voor vrijheidsbeneming. Gezien deze overwegingen zag de rechtbank geen aanleiding om de beslissing over het voortduren van de overleveringsdetentie aan te houden voor een zitting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overleveringsdetentie op te heffen, wat op 29 mei 2019 is vastgelegd door rechter mr. C. Klomp in tegenwoordigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster.