In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van opzetheling van een personenauto, een Range Rover Evoque. De zaak kwam voor de rechtbank op 16 mei 2019, waar de officier van justitie, mr. K. Hara, haar vordering indiende. De verdachte, geboren in 1996, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Stam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van de auto op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de auto hadden verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan de primair ten laste gelegde diefstal, omdat er te veel tijd was verstreken tussen het parkeren van de auto en het moment dat deze in de beschikkingsmacht van de medeverdachte kwam. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het voorhanden hebben van de auto, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. Dit werd onderbouwd door de omstandigheden waaronder de verdachte de auto had gekregen en zijn verklaring tijdens de zitting.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld in overweging genomen.