ECLI:NL:RBAMS:2019:3931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
13/674015-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling met auto

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van opzetheling van een personenauto, een Range Rover Evoque. De zaak kwam voor de rechtbank op 16 mei 2019, waar de officier van justitie, mr. K. Hara, haar vordering indiende. De verdachte, geboren in 1996, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Stam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van de auto op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de auto hadden verschaft door middel van braak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan de primair ten laste gelegde diefstal, omdat er te veel tijd was verstreken tussen het parkeren van de auto en het moment dat deze in de beschikkingsmacht van de medeverdachte kwam. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het voorhanden hebben van de auto, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. Dit werd onderbouwd door de omstandigheden waaronder de verdachte de auto had gekregen en zijn verklaring tijdens de zitting.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld in overweging genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/674015-17
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. Hara, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Stam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (personen)auto (merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf BV] ., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde (personen)auto onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is samen met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal van de personen auto, merk Range Rover (hierna Range Rover).
De rechtbank overweegt hiertoe dat aangever [persoon] op 9 november 2016 om 20:30 uur de Range Rover heeft geparkeerd te Loenen aan de Vecht en pas de volgende ochtend er achter kwam dat de auto was gestolen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 10 november 2016 rond 03:30 uur in de nacht de Range Rover in de parkeergarage aan het Delftlandplein te Amsterdam geparkeerd maar niet duidelijk is wanneer de auto is gestolen.
Tussen het tijdstip van parkeren van de Range Rover en het moment dat de Range Rover in de beschikkingsmacht van medeverdachte [medeverdachte] is gekomen is te veel tijd verstreken om diefstal bewezen te kunnen verklaren.
4.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hem werd gevraagd een ‘mooie auto’ te parkeren op een parkeerplaats van een hotel in Amsterdam Zuid-Oost. Hij had gezien dat een ruit van de auto, een Range Rover Evoque, was voorzien van een plastic noodraam. Gelet hierop en op de omstandigheden waaronder verdachte deze dure auto mocht rijden, namelijk slechts een relatief klein stuk, in gezelschap van twee andere voertuigen, vanuit een parkeergarage, en hij geen vragen heeft gesteld, volgt afdoende dat verdachte wist dat de auto van diefstal afkomstig was alsook dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 10 november 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een personenauto, merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling. Door opzetheling wordt het plegen van andere vermogensdelicten zoals diefstal bevorderd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met de volgende verzwarende omstandigheden: de heling is in vereniging gepleegd; de professionele wijze waarop het feit is gepleegd waaronder de wisseling van chauffeurs en kentekenplaten van de Range Rover; de gestolen Range Rover is aan het zicht onttrokken door deze in een parkeergarage te parkeren en ten slotte de aanzienlijke waarde die een dergelijke auto vertegenwoordigt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met ruim een half jaar en het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 april 2019 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, zal de rechtbank evenwel een taakstraf opleggen en wel voor de duur van 60 uren.
De rechtbank ziet, gelet op voornoemde verzwarende omstandigheden, aanleiding bij het bepalen van het aantal uren taakstraf af te wijken van de eis van de officier van justitie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) urenper dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.