In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van medeplegen van opzetheling van een personenauto, specifiek een Range Rover Evoque. De zaak kwam voor de rechtbank op 29 mei 2019, na een onderzoek ter terechtzitting op 16 mei 2019. De officier van justitie, mr. K. Hara, heeft de vordering ingediend, en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. M.H. Aalmoes. De tenlastelegging betrof het wegnemen van de auto op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, waarbij verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de auto had gestolen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er wel voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde feit van opzetheling. De verdachte had de autosleutel van de gestolen auto bij zich en had samen met medeverdachten een rol gespeeld in de handelingen rondom de auto. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een gezamenlijke opzet en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met verzwarende omstandigheden, zoals de professionele wijze waarop de heling was gepleegd en de aanzienlijke waarde van de gestolen auto. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 22c, 22d, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.