ECLI:NL:RBAMS:2019:3929

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
13/674013-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van een personenauto

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van medeplegen van opzetheling van een personenauto, specifiek een Range Rover Evoque. De zaak kwam voor de rechtbank op 29 mei 2019, na een onderzoek ter terechtzitting op 16 mei 2019. De officier van justitie, mr. K. Hara, heeft de vordering ingediend, en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. M.H. Aalmoes. De tenlastelegging betrof het wegnemen van de auto op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, waarbij verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de auto had gestolen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er wel voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde feit van opzetheling. De verdachte had de autosleutel van de gestolen auto bij zich en had samen met medeverdachten een rol gespeeld in de handelingen rondom de auto. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een gezamenlijke opzet en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met verzwarende omstandigheden, zoals de professionele wijze waarop de heling was gepleegd en de aanzienlijke waarde van de gestolen auto. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 22c, 22d, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/674013-17
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. Hara, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (personen)auto (merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde (personen)auto onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ) en/of een autosleutel (behorende bij de Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is samen met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal van de personen auto, merk Range Rover (hierna Range Rover).
De rechtbank overweegt hiertoe dat aangever [naam aangever] op 9 november 2016 om 20:30 uur de Range Rover heeft geparkeerd te Loenen aan de Vecht en pas de volgende ochtend er achter kwam dat de auto was gestolen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 10 november 2016 rond 03:30 uur in de nacht de Range Rover in de parkeergarage aan het Delftlandplein te Amsterdam geparkeerd maar niet duidelijk is wanneer de auto is gestolen.
Tussen het tijdstip van parkeren van de Range Rover en het moment dat de Range Rover in de beschikkingsmacht van medeverdachte [medeverdachte 1] is gekomen is te veel tijd verstreken om diefstal bewezen te kunnen verklaren.
4.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte op grond van het navolgende dient te worden vrijgesproken van het aan hem subsidiair ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft afgesproken met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en wist niet wat zij van plan waren met de Range Rover. [medeverdachte 3] stapte uit de Range Rover en stapte bij verdachte in de Volkswagen Polo (hierna Polo) om te gaan chillen. [medeverdachte 3] heeft alleen tegen verdachte gezegd dat hij ‘iets leuks ging rijden’.
Verdachte had weliswaar bij zijn aanhouding de sleutel van de gestolen auto op zak maar dat komt omdat [medeverdachte 3] in de Polo naast hem zat en de sleutel van de Range Rover in de middenconsole heeft gelegd waar verdachte hem uit heeft gepakt toen hij ging tanken.
Verdachte heeft geen beschikkingsmacht over de Range Rover gehad en uit niets blijkt dat verdachte ervan op de hoogte was dat de Range Rover was gestolen. Het halen en brengen van personen die wel beschikkingsmacht over de Range Rover hebben gehad, zou hooguit het klassieke voorbeeld van medeplichtigheid opleveren maar dat is niet ten laste gelegd. Bij gebreke aan een bewuste en nauwe samenwerking levert het handelen van verdachte geen medeplegen van (opzet)heling op.
De rechtbank leidt het volgende uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af.
Verdachte heeft op 10 november 2016 eenmaal 's-ochtends en eenmaal 's-middags personen naar de parkeergarage gebracht waar de Range Rover stond geparkeerd, welke personen die de garage konden openen, naar binnen zijn gegaan en zich hebben opgehouden bij de Range Rover. In de middag rijdt hij met zijn Polo de Range Rover achterna waarin [medeverdachte 3] als bestuurder zit. Hij volgt de Range Rover en na achterlating van die auto op een parkeerplaats neemt verdachte [medeverdachte 3] mee in zijn Polo.
Bij de politie heeft verdachte een ongeloofwaardige verklaring afgelegd. De ter zitting afgelegde verklaring wijkt daar ernstig vanaf en de rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de verklaring van verdachte tot stand is gekomen na kennisneming van het dossier. Pas na confrontatie door de voorzitter van de rechtbank met de bevindingen van [naam persoon] en verbalisanten verklaart verdachte dat hij ook 's-ochtends met zijn Polo bij de parkeergarage is geweest met [medeverdachte 2] als passagier.
Verdachte verklaart ter zitting dat hij wist dat [medeverdachte 3] iets leuks ging rijden en bij verdachte is de autosleutel van de Range Rover aangetroffen met hierop duidelijk zichtbaar het Range Rover merkteken.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwd moet verdachte hebben geweten dat het om een dure auto ging en dat deze was gestolen.
Uit het handelen van verdachte en zijn medeverdachte blijkt van een gezamenlijk plan en de onderlinge taakverdeling en verdachtes aandeel in de uitvoering moeten worden aangemerkt als een nauwe en bewuste samenwerking. Voor medeplegen is niet vereist dat verdachte de Range Rover voorhanden heeft gehad. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht het medeplegen van opzetheling bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 10 november 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen een personenauto, merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] , en een autosleutel, behorende bij de Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling. Door opzetheling wordt het plegen van andere vermogensdelicten zoals diefstal bevorderd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met de volgende verzwarende omstandigheden: de heling is in vereniging gepleegd; de professionele wijze waarop het feit is gepleegd waaronder de wisseling van chauffeurs en kentekenplaten van de Range Rover; de gestolen Range Rover is aan het zicht onttrokken door deze in een parkeergarage te parkeren en ten slotte de aanzienlijke waarde die een dergelijke auto vertegenwoordigt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met ruim een half jaar en het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 april 2019 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, zal de rechtbank evenwel een taakstraf opleggen en wel voor de duur van 60 uren.
De rechtbank ziet, gelet op voornoemde verzwarende omstandigheden, aanleiding bij het bepalen van het aantal uren taakstraf af te wijken van de eis van de officier van justitie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzetheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) urenper dag.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 1 stuk uitrijkaart (528555)
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.