ECLI:NL:RBAMS:2019:3899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
13/654170-15, 23/001677-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornissen

Op 11 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in Tunesië in 1979, die momenteel verpleegd wordt in een kliniek in Utrecht. De officier van justitie had op 17 januari 2019 een vordering ingediend om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een advies van de kliniek dat op 31 december 2018 was uitgebracht. Dit advies concludeerde dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, alsook aan fors middelengebruik. Tijdens de zitting zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw en een deskundige gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde zich in de kliniek heeft ingezet voor zijn behandeling, maar dat er ook sprake was van terugval in middelengebruik. De deskundige heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/654170-15, 23/001677-16
Beslissing op de op 18 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 17 januari 2019 in de zaak tegen:

[naam terbeschikkinggestelde]

geboren te [geboorteplaats 1] (Tunesië) op [geboortedag] 1979,
thans verpleegd in de [naam kliniek 1] te Utrecht,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 21 september 2016 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaren.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 31 december 2018 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaren, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen.
De rechtbank heeft op 11 maart 2019 de officier van justitie mr. S. Sondermeijer, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, alsmede de deskundige M. van den Bremer (hoofd behandeling), verbonden aan de [naam kliniek 1] , ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd
advies van de [naam kliniek 1]wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Gedurende diverse behandelpogingen wordt vastgesteld dat sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en trekken van psychopathie. Tevens is sprake van fors middelengebruik (cocaïne, cannabis en alcohol). In aanloop naar de indexdelicten leidt de persoonlijkheidsstructuur met onderliggende gebrekkige copingvaardigheden bij toenemende spanningen, vooral in combinatie met genoemd middelengebruik, tot een verminderd empathisch vermogen en impulsief gedrag.
Behandelverloop en risicotaxatie
Op 14 juni 2017 wordt betrokkene opgenomen op een reguliere behandelafdeling in de [naam kliniek 2] . De eerste periode verloopt wisselend. Betrokkene geeft aan het moeilijk te hebben met zijn verblijf in de kliniek en last te hebben van depressieve gedachten. Hij denkt vaak aan wat er is misgegaan in zijn relatie in aanloop naar het delict. Daarnaast geeft hij aan last te hebben van trauma’s naar aanleiding van een periode van dakloosheid en ervaren eenzaamheid. Betrokkene leeft – ten tijde van dit gemoed – van dag tot dag en kan het niet altijd opbrengen deel te nemen aan de aangeboden behandeling. Na enkele weken herpakt betrokkene zich en volgt een flink aantal werkblokken gecombineerd met sportactiviteiten om zijn dagen goed door te komen. Ondanks de nodige reflectie inzake zijn terugval in delictgedrag onder invloed van middelen weerhoudt dit betrokkene niet van het gebruik van soft- en harddrugs gedurende zijn behandeling in de [naam kliniek 2] . Tussen 17 oktober 2017 tot 24 oktober 2017 krijgt betrokkene een begeleidingsplan in verband met positieve urinecontrole op cannabis. In de nacht van oud en nieuw 2017/2018 is bovendien sprake van cocaïnegebruik. Wanneer in de loop van zijn verblijf in de [naam kliniek 2] blijkt dat zijn ex-vriendin, tevens slachtoffer, inmiddels woonachtig en werkende is in [plaats] wordt zowel vanuit betrokkene als de [naam kliniek 2] een overplaatsing verzocht.
Op 2 augustus 2018 wordt betrokkene opgenomen in de [naam kliniek 1] . Hij verblijft hier in een reguliere leefgroep. Betrokkene toont zich in woord en thans in daad gemotiveerd deze behandeling met beide handen aan te pakken. Recent concludeert betrokkene dat de wittebroodsweken voorbij zijn. Hij voelt zijn ‘beginners’ enthousiasme en energie wat afnemen, ook wat betreft zijn deelname aan en leven in een leefgroep. In algemene zin valt op dat betrokkene – enkele uitzonderingen daargelaten – zich thans grotendeels behandeltrouw toont. Desalniettemin zal moeten blijken of, naast het feitelijk goed gebruik maken van het therapie-aanbod, betrokkene zich verder ontwikkelt op de gestelde behandeldoelen ten einde terugval in delictgedrag te voorkomen.
Bij intern verblijf in de kliniek en in de situatie van begeleid verlof wordt het risico dat betrokkene fysiek geweld gebruikt als laag tot matig ingeschat. Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico in zowel gewelddadig als in seksueel gewelddadig gedrag ingeschat als hoog.
Koers en advies
In de komende periode zal, naast behandeling van de dynamische risicofactoren, de nadruk liggen op de opbouw en het verstevigen van (externe) beschermende structuren. Concreet betekent dit dat betrokkene zijn huidige inzet bij de opbouw van een zinvolle dagbesteding – ook wanneer sprake is van verveling/sleur – dient te blijven verzilveren. Op termijn zal betrokkene zijn inspanningen moeten vertalen naar de opbouw van beschermende structuren – zoals opbouw van werk, vrijetijdsbesteding en netwerk – buiten de kliniek. Op basis van de eerdere (mislukte) resocialisatie van betrokkene zal het behandelingsteam hem onder andere hierin langdurig ondersteuning en toezicht bieden teneinde terugval in delictgedrag te voorkomen.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling met de termijn van twee jaar te verlengen.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De terbeschikkinggestelde zet zich in voor de behandeling en heeft aangegeven dat hij begrijpt dat het stap voor stap gaat. Hij wil er graag sterker uit komen dan de vorige keer en kan zich verenigen met een verlenging voor de duur van twee jaar.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [naam terbeschikkinggestelde] met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. M.E.A. Nijssen en J.I.M. Kuin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 11 maart 2019.
.