Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Beslissing
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 februari 2019 is overleden in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, die verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, gezien het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering vervalt bij het overlijden van de verdachte. Hierdoor is de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vervolging. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 5 december 2018, 19 februari 2019 en 16 mei 2019. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E.J.M. van der Hooft, en is op tegenspraak gewezen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte.