ECLI:NL:RBAMS:2019:3859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
13/751207-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Letse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de waarborgen van de rechtsorde in Letland

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Letse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 28 maart 2019 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Letland wordt verdacht van strafbare feiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure voortgezet op een openbare zitting op 14 mei 2019, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte aanwezig waren.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. In het EAB zijn twee arrestatiebevelen genoemd, die verband houden met strafrechtelijke onderzoeken in Letland. De rechtbank heeft ook vragen gesteld aan de uitvaardigende autoriteit, het Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia, over de waarborgen die in Letland bestaan met betrekking tot de onafhankelijkheid van de autoriteit die het EAB heeft uitgevaardigd.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over recente arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die relevant zijn voor de beoordeling van de bevoegdheid en onafhankelijkheid van de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Russische taal bevolen voor een nader te bepalen datum. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751207-19
RK nummer: 19/2010
Datum uitspraak: 28 mei 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 maart 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juli 2018 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van twee arrestatiebevelen, te weten:
Beslissing van 20 december 2017 van de rechtbank Daugavpils in de strafzaak met nummer 11181164716
Beslissing van 6 april 2018 van de rechtbank Daugavpils in de strafzaak met nummer 11181130916
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingestelde strafrechtelijk onderzoeken ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Letland strafbare feiten.

4.Bevoegdheid tot uitvaardiging van het EAB

Het EAB is uitgevaardigd door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (
hierna: HvJ) heeft bij arresten van 27 mei 2019 in de zaken C-508/18 (OG) en C-509/18 (PF) de vragen van Ierse rechters of de officier van justitie in Lübeck, Duitsland en de officier van justitie van de Republiek Litouwen rechterlijke autoriteiten zijn als bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten beantwoord.
In (de voorlopige editie van) het arrest in de zaak OG is in punt 60 en 73 tot en met 75 het volgende door het HvJ overwogen:

60 Uit de overwegingen in de punten 50 tot en met 59 van dit arrest volgt dat een autoriteit, zoals een openbaar ministerie, dat beschikt over de bevoegdheid om in het kader van de strafprocedure strafvervolging in te stellen tegen een persoon die ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, teneinde hem voor de rechter te brengen, moet worden geacht deel te nemen aan de rechtsbedeling in de betrokken lidstaat.
73 De „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584 moet bijgevolg in staat zijn die taak objectief uit te oefenen door rekening te houden met alle belastende en ontlastende elementen, zonder daarbij het risico te lopen dat derden, met name de uitvoerende macht, haar beslissingsbevoegdheid aansturen of met betrekking tot die bevoegdheid instructies geven, zodat het geen enkele twijfel lijdt dat het besluit tot uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel uitgaat van die autoriteit en in fine niet van de uitvoerende macht (zie in die zin arrest van 10 november 2016, Kovalkovas, C‑477/16 PPU, EU:C:2016:861, punt 42).
74 Bijgevolg moet de uitvaardigende rechterlijke autoriteit de uitvoerende rechterlijke autoriteit de zekerheid kunnen bieden dat, gelet op de waarborgen geboden door de rechtsorde van de uitvaardigende lidstaat, zij in de uitoefening van haar met de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel inherent verbonden taken, op onafhankelijke wijze optreedt. Deze onafhankelijkheid vereist dat er statutaire en organisatorische voorschriften bestaan die waarborgen dat de uitvaardigende rechterlijke autoriteit bij de vaststelling van een beslissing tot uitvaardiging van een dergelijk aanhoudingsbevel geen enkel risico loopt om te worden onderworpen aan met name een individuele instructie vanwege de uitvoerende macht.
75 Wanneer het recht van een uitvaardigende lidstaat de bevoegdheid om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen toekent aan een autoriteit die weliswaar aan de rechtsbedeling in die lidstaat deelneemt maar zelf geen rechter of rechterlijke instantie is, moet bovendien de beslissing om een dergelijk aanhoudingsbevel uit te vaardigen en met name de evenredigheid van een dergelijke beslissing in de betreffende lidstaat het voorwerp kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om het onderzoek ter zitting te heropenen om partijen in de gelegenheid te stellen om zich over voornoemde arresten uit te laten, alsmede om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de navolgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen:
Is in Letland gewaarborgd dat
the Prosecutor General’s Officebij de vaststelling van en beslissing tot uitvaardiging van een EAB geen enkel risico loopt om te worden onderworpen aan met name een individuele instructie vanwege de uitvoerende macht?
Zo ja, bestaat in Letland de mogelijkheid om in rechte tegen de uitvaardiging door the
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latviavan een EAB ter fine van vervolging op te komen, in het bijzonder met betrekking tot de evenredigheid van een dergelijke beslissing, in een procedure die volledig voldoet aan de eisen die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming?

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Russische taal tegen een nader te bepalen dag en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.