ECLI:NL:RBAMS:2019:3845

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
13/730013-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van huurcontracten en oplichting door woningbemiddelaar

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan tegen een woningbemiddelaar die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen van huurcontracten en sleutelverklaringen, met als doel verhuurders op te lichten. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder valsheid in geschrifte en oplichting. Tijdens de zitting op 16 mei 2019 heeft de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, gepleit voor bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn rol als bemiddelaar persoonsgegevens van potentiële huurders heeft vervalst en deze gegevens heeft gebruikt om huurovereenkomsten te sluiten met verhuurders, terwijl de aangedragen huurders nooit de intentie hadden om de woningen te huren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich gedurende de proeftijd niet bezig te houden met de bemiddeling van onroerend goed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730013-17
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] , thans uit andere hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.F. Ronday, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van valsheid in geschrifte en/of medeplegen van oplichting;
2. medeplegen van valsheid in geschrifte;
3. medeplegen van valsheid in geschrifte;
4. valsheid in geschrifte;
5. wederrechtelijk gebruik maken van identificerende persoonsgegevens.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten en daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
4.1.1.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde
Uit het dossier volgt dat verdachte, in zijn rol van bemiddelaar voor de verhuurmakelaar [naam verhuurmakelaar] , meermalen persoonsgegevens van potentiële huurders heeft aangedragen. Deze persoonsgegevens werden vervolgens aan verhuurders verstrekt die zich bij [naam verhuurmakelaar] hadden aangemeld. Op basis van die gegevens werden huurovereenkomsten met de door verdachte aangedragen huurders gesloten.
Na enige tijd wordt door de verhuurders ontdekt dat er andere personen dan de aangedragen huurders in de woningen verblijven. Uit onderzoek naar de aangedragen huurders volgt dat zij nooit de intentie hebben gehad om de in de tenlastelegging genoemde woningen te huren en geen toestemming hebben gegeven voor het gebruik van hun gegevens. Enkele van de door verdachte overgelegde gegevens blijken te zijn vervalst. Bewezen kan worden dat verdachte voor deze vervalsingen verantwoordelijk is. De huurovereenkomsten zijn eveneens door verdachte vervalst. Hij is doelbewust te werk gegaan om het voor derden mogelijk te maken zich onopgemerkt in Amsterdam te kunnen vestigen.
4.1.2.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Bewezen kan worden dat verdachte een valse brief heeft opgesteld en daarvan gebruik heeft gemaakt om Univé te bewegen aan hem een geldbedrag over te maken voor een weggenomen stereo-installatie. Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd. De raadsman heeft – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht.
4.2.1.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Niet kan worden bewezen dat verdachte de huurovereenkomst en de sleutelverklaring heeft vervalst. Hij heeft ze niet opgemaakt en niet ondertekend. De door verdachte aangeleverde gegevens zijn niet door hem opgemaakt of vervalst. Hij heeft ze van de huurders ontvangen en doorgestuurd naar [naam verhuurmakelaar] . Het was vervolgens de verantwoordelijkheid van [naam verhuurmakelaar] om de gegevens te controleren. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte de verhuurders heeft opgelicht.
4.2.2.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Niet kan worden bewezen dat verdachte de door hem overgelegde salarisspecificatie heeft vervalst. De stukken die hij aangeleverd heeft gekregen zijn doorgestuurd naar [naam verhuurmakelaar] , waarna verdachte geen bemoeienis meer met de verhuur heeft gehad.
4.2.3.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Niet kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde huurovereenkomst en kamerhuurcontracten bedoeld waren om als echt en onvervalst te gebruiken. De documenten zijn door verdachte opgemaakt om te dienen als voorbeeld.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Niet kan worden bewezen dat verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld bij het overleggen van de persoonsgegevens van de in de tenlastelegging genoemde personen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat de woning aan de [adres 1] door [naam 1] ter verhuur bij [naam verhuurmakelaar] is aangeboden. Verdachte heeft hierop de huurder [naam huurder 1] aangedragen. Daarbij heeft hij gegevens van [naam huurder 1] overgelegd, te weten een kopie van zijn legitimatiebewijs en een salarisspecificatie van het bedrijf [naam bedrijf 1] . Uit het bewijs volgt dat [naam huurder 1] nooit bij [naam bedrijf 1] werkzaam is geweest en dat de overgelegde salarisspecificatie valselijk is opgemaakt.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij, ter verkrijging van de huurovereenkomst op naam van [naam huurder 1] , opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, in dit geval de overgelegde salarisspecificatie. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. Weliswaar is gebleken dat verdachte ten tijde van het aandragen van [naam huurder 1] wist dat hij niet de feitelijke huurder van het appartement op de [adres 1] zou worden, maar onduidelijk is gebleven wie de salarisspecificatie valselijk heeft opgemaakt. Niet is komen vast te staan dat verdachte wetenschap had van de valsheid van het stuk. Verdachte zal daarom van het onder 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.3.2.
Oordeel over het onder 1 tenlastegelegde ( [adres 2] )
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen de huurovereenkomst en de sleutelverklaring voor de huur van een woning aan de [adres 2] heeft vervalst. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte door zijn handelwijze de verhuurder van het appartement heeft opgelicht. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Verdachte heeft twee personen ( [naam 2] en [naam 3] ) bij [naam verhuurmakelaar] als huurders aangedragen voor het appartement op het adres [adres 2] . Daarbij heeft verdachte meerdere gegevens van [naam 2] en [naam 3] verstrekt, waaronder kopieën van hun identiteitsbewijs. Uit het bewijs volgt dat deze personen nooit de intentie hebben gehad een huurovereenkomst voor dit appartement aan te gaan. Verder is gebleken dat anderen dan de door verdachte aangedragen huurders het appartement hebben bewoond en dat de huurpenningen door verdachte aan de verhuurder werden betaald. Verdachte heeft derhalve valselijk doen vermelden dat [naam 2] en [naam 3] de huurders van het appartement zouden worden. Daarmee werden de verhuurders bewogen tot de afgifte van een huurovereenkomst op naam van [naam 2] en [naam 3] .
De huurovereenkomst en de sleutelverklaring op naam van [naam 2] en [naam 3] hebben mede door de ondertekening een vals karakter gekregen. De vraag die beantwoord moet worden is of verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, daarvoor verantwoordelijk is. In dat kader stelt de rechtbank vast dat de huurovereenkomst door de verhuurder is opgemaakt aan de hand van de door verdachte verstrekte gegevens. De huurovereenkomst is vervolgens via e-mail naar [naam verhuurmakelaar] verstuurd en kort daarna ondertekend via e-mail teruggestuurd. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij betrokken is geweest bij de ondertekening van de huurovereenkomst. Hij heeft immers verklaard dat hij de naam ‘ [naam 2] ’ op het document heeft geschreven. Onduidelijk is gebleven wie de handtekening op de huurovereenkomst en de sleutelverklaring heeft gezet. De rechtbank is echter op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte of (zijn medepleger:) de feitelijke huurder de handtekening heeft gezet.
4.3.3.
Oordeel over het onder 3 tenlastegelegde ( [adres 3] )
De rechtbank acht bewezen dat verdachte kamerhuurcontracten op naam van [naam 4] en [naam 5] en een huurovereenkomst op naam van [naam 6] valselijk heeft opgemaakt. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Verdachte heeft verklaard voornoemde contracten te hebben opgemaakt, maar niet de intentie te hebben gehad om ze te (laten) gebruiken als ware zij echt en onvervalst. De rechtbank stelt vast dat de verhuurder en de verhuurmakelaar ( [naam verhuurmakelaar] ) geen toestemming hebben gegeven voor het opmaken van deze contracten. Uit het bewijs volgt verder dat de contracten wel degelijk door [naam 4] , [naam 5] en (een persoon die zich voordeed als) [naam 6] zijn gebruikt. [naam 4] en [naam 5] hebben zich na het opmaken van de kamerhuurcontracten ingeschreven op de [adres 3] . [naam 4] heeft verklaard dat hij verdachte daarvoor € 300 heeft betaald en verdachte bij de inschrijving aanwezig is geweest. Verder heeft een persoon die zich voordeed als [naam 6] zich bij de [adres 3] gemeld en de sleutel van het appartement gevraagd en daarbij het huurcontract getoond. Hij verklaarde de overeenkomst met verdachte te hebben gesloten en hem daar bijna € 4.000 voor te hebben betaald. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van verdachte – voor zover deze betrekking heeft op het gebruik van de geschriften als een voorbeeld voor een eventueel af te sluiten contract – ongeloofwaardig en zal zij deze terzijde schuiven.
4.3.4.
Oordeel over het onder 4 tenlastegelegde (Univé)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte valselijk een brief op naam van [naam 7] heeft opgemaakt en die brief als echt en onvervalst heeft gebruikt. Verdachte heeft het tenlastegelegde bekend.
4.3.5.
Oordeel over het onder 5 tenlastegelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte wederrechtelijk de identificerende persoonsgegevens van [naam 2] , [naam 3] , [naam huurder 1] en [naam 7] heeft gebruikt. Uit het bewijs volgt dat verdachte de gegevens van [naam 2] , [naam 3] en [naam huurder 1] naar [naam verhuurmakelaar] heeft verstuurd, teneinde huurovereenkomsten op hun namen te verkrijgen. In alle gevallen zijn er andere personen dan de door verdachte aangedragen huurders in de woningen aangetroffen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte de persoonsgegevens van voornoemde personen wederrechtelijk heeft verstrekt om het onbekende derden mogelijk te maken zich ongemerkt in Amsterdam te vestigen. Verdachte heeft bekend de gegevens van [naam 7] wederrechtelijk te hebben gebruikt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2015 tot en met 30 november 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, geschriften, te weten
een huurovereenkomst en een sleutelverklaring d.d. 12 november 2015 op naam van [naam 2] ten behoeve van de woning aan de [adres 2] te [plaats] , zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op die huurovereenkomst doen vermelden dat de woning aan de [adres 2] te [plaats] verhuurd zou worden aan [naam 2] en [naam 3] en (vervolgens), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, die huurovereenkomst en die sleutelverklaring voorzien van een handtekening die moest doorgaan voor die van [naam 2] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
en
in de periode van 1 november 2015 tot en met 30 november 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 1] en/of [naam 8] heeft bewogen tot de afgifte van een huurovereenkomst ten behoeve van de woning aan de [adres 2] te [plaats] ,
hebbende verdachte en zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en in strijd met de waarheid, (onder meer)
- die [naam 1] voorgewend dat [naam 2] en [naam 3] de woning aan de [adres 2] wilden huren; en
- die [naam 1] een kopie legitimatiebewijs van [naam 2] en [naam 3] en identiteitsgegevens van [naam 2] en [naam 3] doen toekomen; en
- die [naam 1] een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam 3] en een salarisspecificatie van [naam bedrijf 2] ten name van [naam 3] betreffende de periode april 2015 doen toekomen; en
- de huuroverkomst en sleutelovereenkomst voorzien van een valse handtekening van [naam 2] ,
waardoor die [naam 1] en [naam 8] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 april 2016 in Nederland
A een kamerhuurcontract d.d. 1 september 2015 op naam van [naam 4] ten behoeve van de woning aan de [adres 3] te [plaats] en
B een kamerhuurcontract d.d. 1 september 2015 op naam van [naam 5] ten behoeve van de woning aan de [adres 3] te [plaats] en
C een huurovereenkomst d.d. 1 april 2016 op naam van [naam 6] ten behoeve van de woning aan de [adres 3] te [plaats] ,
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid
ad A op dat kamerhuurcontract vermeld dat de kamer op de tweede verdieping van de [adres 3] met ingang van 1 september 2015 verhuurd werd aan [naam 4] , terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was; en
ad B op dat kamerhuurcontract vermeld dat de kamer op de tweede verdieping van de [adres 3] met ingang van 1 september 2015 verhuurd werd aan [naam 5] , terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was; en
ad C op die huurovereenkomst vermeld dat de woning aan de [adres 3] door [naam verhuurmakelaar] werd verhuurd aan [naam 6] , terwijl in werkelijkheid [naam verhuurmakelaar] deze woning niet verhuurd heeft aan [naam 6] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
op 24 maart 2014 in Nederland een brief, d.d. 24 maart 2014, gericht aan de schadeafdeling van verzekeraar Univé, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij valselijk en in strijd met de waarheid
- in die brief vermeld dat de schadevergoeding voor de gestolen muziekinstallatie van 1.675 euro in opdracht van [naam 7] uitgekeerd dient te worden aan hem, verdachte, en
- die brief voorzien van de naam van een ander, te weten [naam 7] , en van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 7] ,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 maart 2014 en 1 november 2015 tot en met 29 februari 2016 te Amsterdam en/of Oosterhout, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van anderen, te weten
(zaaksdossier 1 ' [adres 2] ')
- de naam en de geboortedatum en het identiteitsbewijsnummer van [naam 2] en [naam 3] , heeft gebruikt door ter verkrijging van een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres 2] te [plaats] die identificerende gegevens en een kopie van de identiteitsbewijzen van [naam 2] en die [naam 3] en een salarisstrook en een arbeidsovereenkomst van [naam 3] aan de verhuurder van de woning aan de [adres 2] te doen toekomen, en
(zaaksdossier 2 ' [adres 1] ')
- de naam en de geboortedatum en het identiteitsbewijsnummer van [naam huurder 1] , heeft gebruikt door ter verkrijging van een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres 1] te [plaats] die identificerende gegevens en een kopie van het identiteitsbewijs en een salarisstrook van [naam huurder 1] aan de verhuurder van de woning aan de [adres 1] te doen toekomen, en
(zaaksdossier 3 ' [adres 4] ')
- de naam en de geboortedatum en het identiteitsbewijsnummer van [naam huurder 1] , heeft gebruikt door ter verkrijging van huurovereenkomst voor de woning aan de [adres 4] te [plaats] die identificerende gegevens en een kopie van het identiteitsbewijs en een salarisstrook van [naam huurder 1] aan de verhuurder van de woning aan de [adres 4] te doen toekomen, en
(zaaksdossier 5 'Univé')
- de naam en het adres van [naam 7] , heeft gebruikt door een emailadres op naam van die [naam 7] (te weten [e-mailadres] ) aan te maken en onder naam van die [naam 7] een e-mailbericht en een brief aan verzekeraar Univé te versturen met daarin het verzoek het schadebedrag ad 1.675 euro uit te keren aan hem, verdachte,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij dient als bijzondere voorwaarde te worden opgelegd dat verdachte zich niet meer bezig zal houden met de bemiddeling van transacties aangaande onroerend goed.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op haar standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat de eis dient te worden gematigd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in het kader van zijn baan als woningbemiddelaar meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door onder andere huurcontracten en sleutelverklaringen te vervalsen. Door zijn handelwijze heeft hij het voor derden mogelijk gemaakt om zich ongemerkt in Amsterdam te vestigen. Uit het dossier volgen aanwijzingen dat verdachte daarmee de georganiseerde criminaliteit heeft gefaciliteerd. Daarnaast werden de verhuurders van de woningen het slachtoffer van het handelen van verdachte. Zij werden allen geconfronteerd met onbekende personen die hun woning of appartement hadden betrokken. Wanneer ze daarover contact opnamen met verdachte, werden zij door hem aan het lijntje gehouden. Ter zitting heeft verdachte laten blijken dat hij zich niet verantwoordelijk voelt voor het nadeel dat hij de verhuurders heeft toegebracht.
Bij het vervalsen van de huurcontracten heeft verdachte de persoonsgegevens van meerdere personen misbruikt. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op hun recht op privacy.
Ten slotte heeft verdachte valsheid in geschrifte gepleegd door zich jegens een verzekeringsmaatschappij uit te geven voor een ander.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in aanmerking een uittreksel van het strafblad van verdachte van 23 april 2019. Hieruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op al het voorgaande – in onderling verband en in samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden moet worden opgelegd. Zij zal hem daartoe veroordelen. Een gedeelte van 6 maanden zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. De rechtbank hoopt verdachte hiermee te weerhouden zich in de toekomst wederom aan dergelijke feiten schuldig te maken. Daarbij zal een proeftijd van 3 jaren worden vastgesteld. Als bijzondere voorwaarde heeft te gelden dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet bezig zal houden met de bemiddeling van transacties aangaande onroerend goed.

9.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 20.744,40 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De schade bestaat uit misgelopen huurpenningen ter hoogte van € 17.550 en kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 3.194,40.
De vordering is door de verdediging betwist. Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat niet verdachte, maar de directeur van [naam verhuurmakelaar] aansprakelijk is voor de schade van [benadeelde partij] . Het is niet aan hem te wijten dat de huurovereenkomst niet is nagekomen. De vordering moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd. [benadeelde partij] heeft kort na het niet-nakomen van de huurovereenkomst zijn woning verkocht. Het is niet redelijk dat de huurpenningen voor een periode nadien worden gevorderd. Verder is de factuur van de rechtsbijstand niet gespecificeerd. Dit gedeelte dient daarom te worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het is aan verdachte te wijten dat er huurders in het appartement van [benadeelde partij] zijn getrokken, waarmee deze geen overeenkomst had gesloten. Ter zitting heeft [benadeelde partij] verklaard dat hij na het ingaan van de huurovereenkomst drie maanden huur heeft ontvangen en de betaalde borg heeft gehouden. Na het vertrek van de van de ongewenste bewoners heeft de woning leeggestaan, daarna heeft [benadeelde partij] de woning verkocht. De rechtbank zal de vordering derhalve voor een gedeelte van vier maandtermijnen ad € 1950,00 toewijzen. De kosten voor rechtsbijstand zullen eveneens worden toegewezen. Dit betreft kosten die [benadeelde partij] heeft moeten maken om de gegevens van de vermeende huurder te achterhalen, tevergeefs die vermeende huurder tot betaling te bewegen en vervolgens om zijn woning leeg opgeleverd te krijgen. Het schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 10.994,40 (zegge: tienduizend negenhonderdvierennegentig euro en veertig cent; 4 maal € 1950,00 plus € 3.194,40).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen
- 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 225, 231b en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
medeplegen van valsheid in geschriften
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van ander gebruiken om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Bepaalt als bijzondere voorwaarde dat:
- de tenuitvoerlegging tevens kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd bezig houdt met de bemiddeling van transacties aangaande onroerend goed.
Geeft aan het Openbaar Ministerie de opdracht toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde.
Wijst de vordering van [benadeelde partij] , wonende te [woonplaats] , toe tot € 10.994,40 (zegge: tienduizend negenhonderdvierennegentig euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 april 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] , € 10.994,40 (zegge: tienduizend negenhonderdvierennegentig euro en veertig cent) aan de Staat te betalen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 april 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 89 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,
mrs. A.F. van Hoorn en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.