ECLI:NL:RBAMS:2019:3833

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
13/751206-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende genoegzaam Europees aanhoudingsbevel

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering die op 21 maart 2019 door de officier van justitie is ingediend, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1969 in Roemenië, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 2 mei 2019 en 23 mei 2019 voortgezet, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en de officier van justitie vragen heeft gesteld aan de Roemeense autoriteiten over de details van de zaak.

Tijdens de zittingen is gebleken dat er discrepanties waren in de informatie die in het EAB was opgenomen, met name over de opgelegde straf en de maximumstraf voor de betrokken feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet voldeed aan de eisen van de Overleveringswet, omdat het onvoldoende informatie bevatte over de omstandigheden van de strafbare feiten en de identiteit van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Roemeense autoriteiten niet tijdig op de gestelde vragen hebben gereageerd, wat heeft geleid tot de conclusie dat de overlevering moest worden geweigerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en de overleveringsdetentie op te heffen, met de overweging dat het EAB niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751206-19
RK nummer: 19/1840
Datum uitspraak: 28 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 maart 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 januari 2018 door de
Local Court of Cluj-Napoca (Judecătoria Cluj-Napoca)(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 2 mei 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. van der Himst, advocaat te Den Helder en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting geschorst tot de zitting van 23 mei 2019 in afwachting van – kort gezegd – antwoorden op verscheidene vragen die de officier van justitie al aan de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft gesteld.
Zitting 23 mei 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 23 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is opnieuw bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Roemeense taal.
2.
Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon opnieuw onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
  • een
  • een
Dit arrestatiebevel heeft betrekking op een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest, te weten de bovengenoemde
Criminal Sentence no. 2834.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bij het hiervoor vermelde arrest aan de opgeëiste persoon opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Genoegzaamheid
3.1.1.
Inleiding
Onderdeel c) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
1.
Maximum length of the custodial sentence or the deprivation of liberty safeguards which may be imposed for the offence(s): 3 years and 6 months.
2.
Length of the custodial sentence or the deprivation of liberty safeguards imposed: 4 (four) years 8 (eight) months of imprisonment.
3.
Remaining sentence to be served: 4 (four) years 8 (eight) months of imprisonment, and the period already served by the culprit is deducted in accordance with the Criminal Sentence No. 124/2018, of the Local Court of Bistriţa, as the culprit already served in prison a number of 961 days, 187 days of preventive detention, 186 days considered as served on the grounds of Law No. 169/2017, and 23 days deducted by work, that is 1055 days of prison, being arrested at the date of 10.06.2015, and released on probation on 06.02.2018.
Het Openbaar Ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van 16 april 2019 onder andere om de volgende aanvullende informatie verzocht:
With regard to section C:
In the EAW is mentioned that the length of the custodial order imposed is 4 years and 8 months. Furthermore is mentioned that mr. [opgeëiste persoon] already served 961 days + 187 days + 186 days (considered served based on Law No. 169/2017) + 23 days (for work). This means he already served 1357 days (so not 1055 days) of the total sentence of 4 years and 8 months imprisonment. Am I correct that mr. [opgeëiste persoon] has 343 days to serve (1700 days – 1357 days) in Romania?
Furthermore, the maximum punishment which can be imposed for the offence against patrimony is 3 years and 6 months, but mr. [opgeëiste persoon] has been served with a higher sentence of 4 years and 6 months imprisonment. This needs further explanation.
With regard to section E:
Could you please inform us in which city in Romania the offence took place?
Zowel op de zitting van 2 mei 2019 als op de zitting van 23 mei 2019 is gebleken dat de antwoorden op deze vragen – ondanks dat het Openbaar Ministerie meermalen heeft gerappelleerd – niet zijn verstrekt.
Daarnaast heeft de officier van justitie informatie opgevraagd over de detentie-omstandigheden in Roemenië. De Roemeense autoriteiten hebben op 6 mei 2019 een reactie opgesteld, die drie pagina’s beslaat. De officier van justitie heeft alleen de laatste alinea van de brief laten vertalen, gelet op tijdsgebrek bij de beschikbare tolk.
3.1.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de antwoorden op voornoemde vragen niet zijn verstrekt en naar zijn mening niet de verwachting bestaat dat deze antwoorden op een later moment wel zullen worden verzonden.
3.1.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.1.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen. Ook dient het EAB – in geval van een onherroepelijk vonnis – de opgelegde straf of maatregel te vermelden.
De rechtbank is van oordeel dat het EAB onvoldoende genoegzaam is. Hiertoe overweegt zij als volgt. Gelet op de in onderdeel c) van het EAB opgenomen informatie bestaat een discrepantie tussen de opgegeven maximumstraf van 3 jaar en 6 maanden en de opgelegde straf van 4 jaar en 8 maanden. Mogelijk is de maximumstraf niet correct vermeld of is sprake van meerdere vonnissen of feiten waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld. Bovendien klopt de berekening van het strafrestant in het EAB niet. De optelsom van de genoemde dagen leidt namelijk niet tot een aantal van 1055, zoals genoemd in het EAB, maar tot een totaal van 1357 dagen die de opgeëiste persoon reeds zou hebben uitgezeten. Daar komt bij dat noch onderdeel e) van het EAB, noch het A-formulier een vermelding bevat van de plaats waar het strafbare feit zou zijn gepleegd. Deze factoren, in onderlinge samenhang bezien, maken dat het EAB zoals het er op dit moment ligt, onvoldoende genoegzaam is.
Het Openbaar Ministerie heeft – zoals vermeld – bij e-mail van 16 april 2019 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen voorgelegd over de pleegplaats, de restantstraf en de maximumstraf. Tot op heden is geen antwoord op gekomen. De officier van justitie heeft niet kunnen aangeven binnen welke termijn een reactie kan worden verwacht. Gelet op deze omstandigheden, het gegeven dat de behandeling al eerder op 2 mei 2019 is aangehouden in afwachting van een reactie van de Roemeense autoriteiten en het feit dat de zitting van 23 mei 2019 inmiddels de 73e dag van de overleveringsprocedure betreft, ziet de rechtbank nu geen reden meer om de behandeling aan te houden in afwachting van een reactie.
Op basis van de informatie die op dit moment voorhanden is, moet dan ook worden geconstateerd dat het EAB ongenoegzaam is.
3.2.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Zoals vermeld wordt de overlevering gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een arrest van
the Court of Appeal of Cluj. Blijkens het EAB is de opgeëiste persoon verschenen bij de terechtzitting. Echter, nu uit het EAB blijkt dat er zowel een procedure in eerste aanleg als een procedure in hoger beroep heeft plaatsgevonden, is niet duidelijk om welke terechtzitting dit gaat en of dit de terechtzitting is waarop in laatste instantie over de schuld en straf van de opgeëiste persoon is geoordeeld.
Het Openbaar Ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van 16 april 2019 onder andere om de volgende aanvullende informatie verzocht:
With regard to section D:
Section D indicates that mr. [opgeëiste persoon] appeared in person at the trial resulting in the decision? Could you please inform us to which trial this form refers?
Following the Tupikas judgment of the European Court of Justice, we need to establish the presence of the wanted person regarding the last instance in which the guilt/liability of the wanted person was discussed, hence the judgment of 12.12.2018 issued by the Court of Appeal of Cluj (no. 1492).
Ook op deze vraag is tot op heden geen antwoord gekomen. De officier van justitie heeft niet kunnen aangeven binnen welke termijn een antwoord kan worden verwacht. Gelet op deze omstandigheden, waarbij opnieuw meespeelt dat de behandeling al eerder op 2 mei 2019 is aangehouden in afwachting van een reactie van de Roemeense autoriteiten en het feit dat de zitting van 23 mei 2019 inmiddels de 73e dag van de overleveringsprocedure betreft, dient de overlevering te worden geweigerd.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en artikel 12 OLW dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Local Court of Cluj-Napoca (Judecătoria Cluj-Napoca)ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat;
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.