Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[verweerster sub 1]
[verweerster sub 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties gericht aan de rechtbank, ingekomen ter griffie op 14 november 2018,
- de brieven met producties van mr. Scholtens-Vogelaar van respectievelijk 6 en 11 december 2018,
- het faxbericht van mr. Scholtens-Vogelaar van 18 december 2018,
- de tussenbeschikking van 31 januari 2019 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de op 12 april 2019 gehouden mondelinge behandeling en het daarin vermelde stuk.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze kan besturen, is voldaan. [verzoeker] meent dat dit het geval is, waar de bewindvoerders dit betwisten.
dathet bewind testamentair is ingesteld; de erflater heeft de uitdrukkelijke keuze gemaakt om het bewind in te stellen in het belang van de rechthebbende (het betreft daarom een zogenaamd beschermingsbewind) en heeft daarbij tevens voorzien in de mogelijkheid om substantiële delen van de erfenis reeds voor het einde van het bewind aan de rechthebbende beschikbaar te stellen, naast de mogelijkheid - die onderwerp is van geschil - voor de rechthebbende om te verzoeken tot algehele opheffing van het bewind.
dusgeen goede zin meer heeft.