ECLI:NL:RBAMS:2019:3807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
13/751596-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van ongenoegzaamheid van het Europees aanhoudingsbevel

Op 23 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 mei 2016 door de Poolse autoriteiten was uitgevaardigd. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Tijdens de zittingen op 25 oktober 2016, 19 april 2018, 19 maart 2019 en 9 mei 2019 zijn verschillende aspecten van de zaak behandeld, waaronder de noodzaak voor nadere informatie van de Poolse justitiële autoriteit en de vertaling van een nieuw verzamelvonnis dat op 7 maart 2017 was gewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet voldeed aan de eisen van de Overleveringswet, omdat het verzamelvonnis van 7 maart 2017, dat na het EAB was gewezen, de eerder genoemde vonnissen ongeldig maakte voor tenuitvoerlegging. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering van de opgeëiste persoon moest worden geweigerd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de borgsom van € 40.000,- aan de opgeëiste persoon moest worden teruggegeven en dat de geschorste overleveringsdetentie moest worden opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751596-16 (EAB I)
RK nummer: 16/5773
Datum uitspraak: 23 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 augustus 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 mei 2016 door
the Regional Court in Gdańsk(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting van 25 oktober 2016
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn toenmalige raadsvrouw, mr. S. Splinter, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Zitting van 19 april 2018
De behandeling is voortgezet op de zitting van 19 april 2018. Op die zitting heeft de huidige raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R. Malewicz te Amsterdam, aangevoerd dat de rechtbank te Gdansk op 7 maart 2017 een nieuw verzamelvonnis heeft gewezen. De behandeling is aangehouden om de raadsman in de gelegenheid te stellen een vertaling van het nieuwe verzamelvonnis te verstrekken, en om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de Poolse justitiële autoriteit.
Zitting van 19 maart 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op de zitting van 19 maart 2019. Gelet op een op voorhand door de raadsman van de opgeëiste persoon ingediend aanhoudingsverzoek heeft de rechtbank toegestaan dat de opgeëiste persoon niet ter zitting aanwezig was. Zijn raadsman, mr. R. Malewicz, was wel aanwezig, evenals de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De behandeling van de zaak is aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van het verzamelvonnis van 7 maart 2017.
Zitting van 9 mei 2019
De vordering is vervolgens behandeld op de openbare zitting van 9 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door mr. R. Malewicz en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag, inhoud en genoegzaamheid van het EAB

Het EAB van 18 mei 2016
In het EAB wordt melding gemaakt van de volgende vonnissen:
een vonnis van het
District Court in Ostrołękavan 26 september 2006 (II K 332/04), waarin aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren en 10 maanden is opgelegd. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 8 maanden en 27 dagen;
een verzamelvonnis van het
District Court Gdańsk-Southin Gdańsk van 9 mei 2007
(II K 575/06), bestaande uit:
- een vonnis van het
District Court Gdańskvan 24 mei 2000 (III K 1592/99)
- een vonnis van het
District Court Gdańsk-Southvan 21 april 2006 (IV K 35/05).
In dit verzamelvonnis is aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren opgelegd. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar en 6 maanden;
een vonnis van het
District Court in Gdańskvan 10 december 2003 (IV K 206/03), waarin aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden is opgelegd;
een vonnis van het
District Court in Gdańskvan 10 februari 2005 (IV K 760/02), waarin aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren is opgelegd;
een vonnis van het
District Court Gdańsk-Southvan 29 september 2008 (II K 140/06), waarin aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden is opgelegd.
De opgeëiste persoon dient bovengenoemde vrijheidsstraffen te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Deze vonnissen betreffen de feiten die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Het verzamelvonnis van 7 maart 2017
Op 7 maart 2017 heeft het
District Court Gdansk-Southeen
combined judgementgewezen in de zaak II K 1092/16. Uit de vertaling van dit verzamelvonnis blijkt dat de in onderdeel b) van het EAB genoemde vonnissen deel uitmaken van dit verzamelvonnis, naast een aantal andere vonnissen die niet in het EAB vermeld waren. Verder blijkt uit de vertaling van het verzamelvonnis van een hogere gevangenisstraf dan de gevangenisstraf zoals vermeld in het EAB.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Artikel 2, tweede lid, onder c, OLW schrijft voor dat het EAB de vermelding moet bevatten dat een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing bestaat.
Nu in de onderhavige zaak op 7 maart 2017 een verzamelvonnis is gewezen, is dat het vonnis dat ten uitvoer gelegd zal worden. Het verzamelvonnis is gewezen nadat het EAB (op 18 mei 2016) is uitgevaardigd. Dit betekent dat de in het EAB genoemde vonnissen niet langer voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn, zodat de overlevering - wegens ongenoegzaamheid van het EAB - dient te worden geweigerd.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan alle eisen van artikel 2 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 49 en 50 OLW.

6.Beslissing

De rechtbank:
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Gdansk(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen die zijn opgelegd wegens de in onderdeel e) van het EAB genoemde feiten.
GELAST, voor zover op dit moment (nog) sprake is van beslag, de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de opgeëiste persoon.
BEVEELTdat de borgsom van € 40.000,- wordt teruggegeven aan de opgeëiste persoon, waarbij de rechtbank verstaat dat deze borgsom wordt geacht (ook) in de zaken met parketnummers 13/751595-16 (EAB II) en 13/751895-16 (EAB III) tot zekerheid van de naleving van de schorsingsvoorwaarden te strekken. De rechtbank merkt hierbij op dat in totaal sprake is van één borgsom van € 40.000,-.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp[naam griffier], griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.