4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst de beschuldiging van faillissementsfraude (feit 2), vervolgens de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie (feit 1) en tenslotte het Wwft feit (feit 3) bespreken.
Feit 2
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedrieglijke bankbreuk.
Om te beginnen overweegt de rechtbank dat verdachte wordt vrijgesproken van het in dit verband tenlastegelegde onderdeel ‘als bestuurder van een rechtspersoon, te weten commanditaire vennootschap Strike Line’, omdat Strike Line een commanditaire vennootschap en derhalve geen rechtspersoon is zoals bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 348a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht - dat bepaalt dat onder bestuurders van een rechtspersoon tevens worden begrepen de bestuurders van een commanditaire vennootschap - is pas in werking getreden op 1 juli 2016. Dit is een datum die na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten ligt. Nu dit artikel nog niet gold ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit en niet ziet op het onder 2 tenlastegelegde feit kan niet worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld als bestuurder van de
rechtspersoon,te weten ‘commanditaire vennootschap Strike Line’.
Daarnaast wordt verdachte vrijgesproken van de in dit verband tenlastegelegde onderneming Secuur omdat uit het dossier niet volgt dat verdachte hier enige betrokkenheid bij heeft gehad.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de resterende ondernemingen in de tenlastelegging, CIS en Toohoe, als volgt.
Verdachte adverteerde in de krant dat hij ondernemers kon helpen om van hun bedrijven met schulden af te komen. Ten behoeve hiervan bemiddelde hij bij aandelenoverdrachten waarbij hij gebruik maakte van de diensten van een drietal notarissen en ‘vaste kopers’, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , die tegen een vergoeding bereid waren de aandelen en het bestuurderschap van bedrijven met schulden op hun naam te laten zetten. Verdachte wilde die bedrijven niet op zijn naam hebben, omdat hij geen problemen wilde met schulden en ook niet wilde worden geassocieerd met faillissementen, aldus verdachte. Verdachte ontving voor zijn bemiddeling een vergoeding van de verkoper. Uit een tapgesprek blijkt dat verdachte heeft aangegeven dat er weinigen in Nederland zijn die zoveel aandelenoverdrachten op deze manier hebben verzorgd en dat dit er wel 850 à 900 zijn. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat het ging om noodlijdende ondernemingen met schulden die in het zicht van een faillissement van de hand werden gedaan met aanstelling van een nieuw bestuur, waaraan verdachte geld verdiende.
Op 4 februari 2010 heeft verdachte als tussenpersoon gefungeerd bij de aandelenoverdracht van CIS, welk bedrijf met een schuld van ruim € 21.000,- door medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) werd overgedragen voor 1 euro aan een vaste koper van verdachte, [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] werd per die datum aangesteld als bestuurder. Verdachte heeft voor zijn bemiddeling € 3.000,- betaald gekregen van [medeverdachte 5] . Omdat [medeverdachte 3] veel ellende had met deze B.V. heeft hij op zijn beurt de aandelen op 2 november 2010 voor 1 euro overgedragen aan [medeverdachte 2] , die al eerder, per 19 mei 2010, was aangesteld als bestuurder. Ook hier was verdachte als bemiddelaar bij betrokken. Kort daarna, op 18 januari 2011, is CIS in staat van faillissement verklaard.
Zowel [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] hebben aangegeven dat bij de overdracht van de aandelen in CIS geen administratie is overgedragen. Verdachte heeft aangegeven dat hij bij de overdracht heeft geadviseerd de administratie bij de oud-bestuurder te laten liggen. [medeverdachte 5] heeft uiteindelijk een sporttas met administratieve bescheiden op het kantoor van de curator afgegeven, zij het dat deze administratie - volgens de curator - onvolledig was.
Uit de stukken blijkt voorts dat [medeverdachte 2] via verdachte op 10 augustus 2012 gevolmachtigde werd van de onderneming Strike Line, waarvan Toohoe de beherend vennoot was. Niet lang daarna, op 5 februari 2013, werden deze ondernemingen in staat van faillissement verklaard. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat in die ondernemingen alleen maar problemen zaten. Wederom was de administratie niet overgedragen aan [medeverdachte 2] en ook verdachte was niet in het bezit van administratieve bescheiden. Deze lagen, aldus verdachte, bij de oud-bestuurder.
Elke ondernemer heeft de verplichting om administratie te voeren, te bewaren en tevoorschijn te brengen. Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als de curator in het faillissement niet kan beschikken over een deugdelijke administratie dit kan strekken tot benadeling van de faillissementsschuldeisers. Immers, zonder deugdelijke administratie kan de curator zich geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement. De rechtbank stelt vast dat de curator in zijn aangiftes heeft vermeld niet over de volledige administratie te beschikken.
De rechtbank overweegt voorts dat onder handelen ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ als bedoeld in artikel 341 en 343 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan handelen met het opzet de rechten van de schuldeisers te verkorten.
Verdachte heeft bewerkstelligd dat vennootschappen in het zicht van een faillissement werden overgedragen aan zijn vaste kopers, waarbij die kopers werden aangesteld als bestuurder. Verdachte was ervan op de hoogte dat de kans dat de vennootschappen failliet zouden gaan, groot was. Verdachte was er ook van op de hoogte dat zijn vaste kopers niets met de vennootschappen zouden gaan doen. De vaste kopers waren bereid om tegen een vergoeding de B.V.’s met schulden op hun naam te zetten (iets waar hij zelf niet toe bereid was). Verdachte adviseerde de verkoper om de administratie niet over te dragen. Hij bekommerde zich dus moedwillig in het geheel niet om het voeren en bewaren van de administratie. Verdachte heeft op deze wijze nauw en bewust samengewerkt met de als bestuurders aangestelde kopers die nalieten te voldoen aan hun administratieve verplichtingen en daarmee heeft hij willens en wetens met hen de rechten van de schuldeisers van de B.V.’s verkort en ervoor gezorgd dat het voor de curatoren onmogelijk werd om de faillissementen op een juiste wijze af te wikkelen.
Feit 1
De rechtbank is ook van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, kan worden bewezen dat verdachte met anderen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling ter zake deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Zoals hierna wordt toegelicht is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan twee samenwerkingsverbanden. Een samenwerkingsverband met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , gericht op het plegen van faillissementsfraude en een ander samenwerkingsverband met [naam 1] en [medeverdachte 1] , gericht op het plegen van (gewoonte)witwassen. Beide organisaties hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd waarbij ieder een eigen aandeel heeft gehad, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht, die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Deelname
Verdacht hield zich beroepsmatig bezig met het bemiddelen bij aankopen en verkopen van rechtspersonen. Er was sprake van noodlijdende bedrijven met daarin veel schulden, waarbij een faillissement onafwendbaar was. De bestuurders/eigenaars die een faillissement in beeld zagen komen, wilden daarom van hun B.V.’s af. Verdachte bood ze die mogelijkheid zoals hierboven reeds onder feit 2 besproken. De rechtbank verwijst naar deze overweging. Naast het samenbrengen van de koper en verkoper, was verdachte meestal ook aanwezig als door de koper en verkoper een volmacht werd afgegeven aan de notaris tot het namens hen passeren van de akte. Dat was het moment dat verdachte zijn vergoeding ontving. Deze ontving hij meestal op het notariskantoor of in de buurt daarvan. Verder heeft verdachte ook wel namens de katvanger contact met de curator onderhouden, zoals bij het faillissement inzake Strike Line/Toohoe.
Duurzame samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Nadat verdachte door een verkoper was benaderd ging hij op zoek naar een koper; een katvanger die bereid was de aandelen van de vennootschap over te nemen en te worden aangesteld als bestuurder. Dat waren bijna altijd dezelfde mensen, meestal [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] . Om die reden was sprake van een duurzame samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Verdachte noemde deze constructie ook wel de ‘ [medeverdachte 1] -constructie’.
Duurzame samenwerking met [naam 1]
Verdachte regelde ook de aankoop van de bedrijven voor [naam 1] . In het geval verdachte een onderneming trof waarvan hij dacht dat er geen of weinig schulden in zaten kwam [naam 1] in beeld. [naam 1] was namelijk op zoek naar ‘schone bedrijven’ en informeerde daarnaar bij verdachte. De bedrijven werden op naam gezet van een katvanger, terwijl [naam 1] feitelijk de leiding kreeg over de B.V. Verdachte heeft verklaard dat hij dit de ‘ [naam 1] -constructie’ noemde. Verdachte heeft verklaard dat hij al twintig jaar zaken deed met [naam 1] , zodat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband.
Oogmerk
Verdachte wist dat de bedrijven in het geval van de ‘ [medeverdachte 1] constructie’ vol zaten met schulden. Verdachte zette de bedrijven bewust niet op zijn eigen naam, zoals hierboven reeds is overwogen. Hieruit volgt het oogmerk op faillissementsfraude.
Ten aanzien van de door verdachte genoemde ‘ [naam 1] -constructie’ overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij vaker dergelijke constructies heeft uitgevoerd. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het in handen geven van een rechtspersoon aan [naam 1] , terwijl die door zijn bemiddeling op naam van een katvanger werd gezet, kan leiden tot strafbare feiten met die rechtspersoon, waaronder witwassen.
Dat die organisatie ook het oogmerk had op overtreding van Wwft bepalingen acht de rechtbank niet bewezen.
Feit 3
De vraag die voorligt, is of de ondernemingen van verdachte bij de werkzaamheden die zij in de uitoefening van een juridisch beroep bij de aandelenoverdrachten verrichtten, kunnen worden aangemerkt als een ‘instelling’ in de zin van de Wwft, gezien de aard en toestand van de vennootschappen waarvan de aandelen werden overgedragen.
Uit artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 12, onder d van de Wwft zoals deze luidde tot 1 april 2016 volgt dat een natuurlijk persoon of rechtspersoon bij de uitoefening van een juridisch beroep een ‘instelling’ is, als deze advies geeft of bijstand verleent bij het aan- of verkopen van een onderneming of het overnemen van een onderneming. Op 1 april 2016 is dit artikel in die zin gewijzigd dat aan dit artikel is toegevoegd dat die persoon een instelling is als deze advies geeft of bijstand verleent bij het aan- of verkopen van
aandelenin een onderneming. In de Memorie van Toelichting is over deze toevoeging het volgende opgenomen:
“Ook wordt voorgesteld om naast aan- of verkopen ook de aandelenoverdracht expliciet te benoemen en om niet meer alleen te verwijzen naar een onderneming, maar om een uitgebreidere beschrijving te gebruiken, geënt op de beschrijving die ook in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 12, onder c wordt gebruikt: ondernemingen, vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het al dan niet drijven van een onderneming is daardoor niet meer in alle gevallen een bepalend element. Dat is bijvoorbeeld relevant bij vastgoedvennootschappen, die vaak als belegging worden gehouden en die niet altijd zelfstandig een onderneming drijven.”
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de tenlastegelegde transacties vallen onder de omschrijving zoals deze luidde tot 1 april 2016, nu de tenlastegelegde transacties allemaal voor die datum hebben plaatsgevonden. Bij de tenlastegelegde transacties ging het telkens om aandelenoverdrachten waarbij honderd procent van de aandelen in de onderneming werden overgedragen aan een ander en waarbij telkens sprake was van een bestuurderswissel. De vennootschappen waren bovendien actieve ondernemingen geweest en er konden opnieuw activiteiten in plaatsvinden: de vennootschappen moesten in ieder geval nog worden afgewikkeld. Gebleken is dat dit enige tijd na de aandelenoverdrachten ook plaatsvond door een faillissement of een ontbinding. Ten tijde van de aandelenoverdrachten waren het dus nog steeds ‘ondernemingen’. Naar het oordeel van de rechtbank werden bij bovengenoemde transacties met het overdragen van alle aandelen dus ondernemingen overgedragen. Mede gelet op de toelichting van de wetgever vallen bovengenoemde aandelenoverdrachten daarom ook onder de omschrijving onder d vóór 1 april 2016. Dat een ‘aandelenoverdracht’ nog niet expliciet was opgenomen, doet daar niet aan af. Bij deze werkzaamheden waren de ondernemingen van verdachte zodoende aan te merken als een instelling in de zin van de Wwft.
Op grond van artikel 16 van de Wwft (oud), is een beroepsbeoefenaar verplicht om een transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, aan het Meldpunt ongebruikelijke transacties te melden. Onverwijld houdt in dat zo snel als mogelijk moet worden gemeld nadat een voldoende zorgvuldige afweging is gemaakt of een transactie als ongebruikelijk moet worden beschouwd. In de formulering van deze verplichting wordt rekening gehouden met de situatie dat de instelling eerst na langere tijd het ongebruikelijke karakter van een transactie ontdekt. Het is immers voorstelbaar, dat naar aanleiding van een reeks aan transacties van een bepaalde cliënt de instelling tot het vermoeden komt dat de handelswijze van de cliënt mogelijk samenhangt met witwassen of het financieren van terrorisme. Pas dan zal de eerder verrichte transactie ook in een ander daglicht komen te staan, en moet vervolgens alsnog onverwijld worden gemeld.
In artikel 15, eerste lid, van de Wwft (oud) is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur indicatoren worden vastgesteld aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een ongebruikelijke transactie. De verplichting tot het doen van een melding als bedoeld in artikel 16 van de Wwft (oud) bestaat niet alleen wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat sprake is van witwassen of het financieren van terrorisme. Artikel 16 van de Wwft (oud) heeft een (veel) ruimere strekking: iedere ongebruikelijke transactie moet worden gemeld. Zoals blijkt uit de Indicatorenlijst is daarvan reeds sprake als er aanleiding is te veronderstellen dat de transactie verband kan houden met witwassen of financiering van terrorisme. Daarvoor is een vermoeden reeds voldoende.
In de bijlage behorende bij voornoemd uitvoeringsbesluit bij de Wwft staat aangegeven dat vermoedelijke witwastransacties transacties zijn waarbij de meldingsplichtige aanleiding heeft om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen. Hierbij gaat het om gevallen waarin de beroepsbeoefenaar vermoedt dat er iets niet in orde is met betrekking tot de transactie. Als hulpmiddel bij deze subjectieve indicator is een aantal richtlijnen opgesteld waarin situaties worden beschreven waarin de beroepsbeoefenaar alert dient te zijn op witwassen. Aan de hand van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden dient de beroepsbeoefenaar te beoordelen, of er aanleiding is om de veronderstellen dat de transactie verband kan houden met witwassen en melding gedaan dient te worden bij het meldpunt. Indien één van deze situaties zich voordoet, leidt dat niet automatisch tot de verplichting om te melden: het betreft aandachtspunten ter bewustwording van de mogelijkheid dat er wordt witgewassen. Als meerdere van de genoemde voorbeelden van toepassing zijn, kan dat wel een belangrijke aanwijzing zijn dat er sprake is van een ongebruikelijke transactie.
Het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) heeft in deze zaak ten aanzien van drie van de tenlastegelegde aandelenoverdrachten een analyse gemaakt en heeft de volgende subjectieve indicatoren genoemd.
Aandelen CH Daksystemen B.V. overgedragen op 5 februari 2016 voor 1 euro via [verdachte] aan [medeverdachte 1] bij notaris [medeverdachte 6] .
- D2: Transacties die door hun omvang, aard, frequentie of uitvoering ongebruikelijk zijn;
- D10: Client verzoekt instelling mee te werken aan vermoedelijk paulianeuze transactie;
- D12: Transactie sluit niet aan bij het sociaal economisch profiel of leeftijd van de natuurlijke persoon of economisch profiel van de onderneming;
- D13: Dezelfde partijen verschijnen meerdere malen in verschillende transacties in een korte periode;
- E2: Aan- of verkopen tegen prijzen die beduidend afwijken van de marktprijzen;
- F3: De cliënt wenst een rechtspersoon of vennootschap op te richten of over te nemen met een twijfelachtige doelomschrijving of een doelomschrijving die geen relatie met diens normale beroep of bedrijfsuitoefening of diens overige activiteiten lijkt te hebben, dan wel met een doelomschrijving ter uitvoering waarvan een vergunning noodzakelijk is, terwijl daarvoor geen voor de instelling acceptabele verklaring gegeven kan worden;
- I1: De cliënt is niet woonachtig of werkzaam in het werkgebied van de betreffende notaris en behoort niet tot de cliëntenkring van de betreffende notaris, maakt gebruik van een de betreffende notaris onbekende tussenpersoon of schakelt de betreffende notaris in voor een dienst waarvoor een notaris uit de regio van een cliënt ingeschakeld had kunnen worden, een en ander terwijl daarvoor geen door de notaris acceptabele verklaring kan worden gegeven, bijvoorbeeld een specifieke expertise of deskundigheid;
- I2: cliënt is mogelijk een katvanger (een katvanger is een persoon die in de akte net als een stroman optreedt onder eigen naam).
Aandelen Centira B.V. overgedragen op 22 januari 2016 voor 1 euro via [verdachte] aan [naam 2] bij notaris [medeverdachte 7] .
- D2: Transacties die door hun omvang, aard, frequentie of uitvoering ongebruikelijk zijn;
- D10: Client verzoekt instelling mee te werken aan vermoedelijk paulianeuze transactie;
- D12: Transactie sluit niet aan bij het sociaal economisch profiel of leeftijd van de natuurlijke persoon of economisch profiel van de onderneming;
- E2: Aan- of verkopen tegen prijzen die beduidend afwijken van de marktprijzen;
- F3: De cliënt wenst een rechtspersoon of vennootschap op te richten of over te nemen met een twijfelachtige doelomschrijving of een doelomschrijving die geen relatie met diens normale beroep of bedrijfsuitoefening of diens overige activiteiten lijkt te hebben, dan wel met een doelomschrijving ter uitvoering waarvan een vergunning noodzakelijk is, terwijl daarvoor geen voor de instelling acceptabele verklaring gegeven kan worden;
- I1: De cliënt is niet woonachtig of werkzaam in het werkgebied van de betreffende notaris en behoort niet tot de cliëntenkring van de betreffende notaris, maakt gebruik van een de betreffende notaris onbekende tussenpersoon of schakelt de betreffende notaris in voor een dienst waarvoor een notaris uit de regio van een cliënt ingeschakeld had kunnen worden, een en ander terwijl daarvoor geen door de notaris acceptabele verklaring kan worden gegeven, bijvoorbeeld een specifieke expertise of deskundigheid;
- I2: cliënt is mogelijk een katvanger (een katvanger is een persoon die in de akte net als een stroman optreedt onder eigen naam).
Aandelen Woon Outlet Lelystad B.V. overgedragen op 20 januari 2015 voor 1 euro via [verdachte] aan [medeverdachte 1] bij notaris [medeverdachte 7] .
- D2: Transacties die door hun omvang, aard, frequentie of uitvoering ongebruikelijk zijn;
- D6: Transacties met van te voren kenbaar verlies;
- D10: Client verzoekt instelling mee te werken aan vermoedelijk paulianeuze transactie;
- D12: Transactie sluit niet aan bij het sociaal economisch profiel of leeftijd van de natuurlijke persoon of economisch profiel van de onderneming;
- D13: Dezelfde partijen verschijnen meerdere malen in verschillende transacties in een korte periode;
- E2: Aan- of verkopen tegen prijzen die beduidend afwijken van de marktprijzen;
- F3: De cliënt wenst een rechtspersoon of vennootschap op te richten of over te nemen met een twijfelachtige doelomschrijving of een doelomschrijving die geen relatie met diens normale beroep of bedrijfsuitoefening of diens overige activiteiten lijkt te hebben, dan wel met een doelomschrijving ter uitvoering waarvan een vergunning noodzakelijk is, terwijl daarvoor geen voor de instelling acceptabele verklaring gegeven kan worden;
- I1: De cliënt is niet woonachtig of werkzaam in het werkgebied van de betreffende notaris en behoort niet tot de cliëntenkring van de betreffende notaris, maakt gebruik van een de betreffende notaris onbekende tussenpersoon of schakelt de betreffende notaris in voor een dienst waarvoor een notaris uit de regio van een cliënt ingeschakeld had kunnen worden, een en ander terwijl daarvoor geen door de notaris acceptabele verklaring kan worden gegeven, bijvoorbeeld een specifieke expertise of deskundigheid;
- I2: cliënt is mogelijk een katvanger (een katvanger is een persoon die in de akte net als een stroman optreedt onder eigen naam).
Het dossier bevat voor de tenlastegelegde aandelenoverdracht van de rechtspersoon [naam B.V. 3] . geen analyse die is opgemaakt door het BFT. De rechtbank ziet tussen deze aandelenoverdracht en die van Woon Outlet Lelystad B.V. echter zodanige parallellen, dat dezelfde subjectieve indicatoren van toepassing zijn. De aandelen van [naam B.V. 3] . zijn immers, net als bij Woon Outlet Lelystad B.V., op 20 januari 2015 voor 1 euro via [verdachte] overgedragen aan [medeverdachte 1] bij notaris [medeverdachte 7] .
Uit het dossier en de analyse van bovengenoemde transacties volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een patroon. Een patroon omdat steeds dezelfde koper/katvanger/stroman via dezelfde tussenpersoon, soms in een korte periode, aandelen van noodlijdende vennootschappen overneemt, waarbij steeds sprake is van verschillende branches, tegen een bedrag van 1 euro en veelal met overname van schulden.
Voornoemde combinatie van subjectieve indicatoren en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, vormen naar het oordeel van de rechtbank grond om te veronderstellen dat de transacties verband kunnen houden met witwassen. Ondanks deze indicatoren heeft verdachte geen aanleiding gezien melding te maken van de ongebruikelijke transacties, ook niet met terugwerkende kracht. Op grond van de Wwft bestond echter wel de plicht om van deze transacties melding te maken bij de Financiële inlichtingen eenheid. De ondernemingen van verdachte hebben dit nagelaten. Zij hadden niet alleen de transacties op zichzelf als ongebruikelijk moeten aanmerken op het moment dat de transacties werden verricht. Ook achteraf had hen het patroon moeten opvallen en hadden zij alsnog melding moeten doen van de voorgaande transacties. Dit heeft de ondernemingen van verdachte nagelaten, terwijl zij daartoe wel gehouden waren op grond van artikel 16 van de Wwft (oud).
Verdachte zal worden veroordeeld voor het onder feit 3 tenlastegelegde en wel voor het feitelijk leiding geven aan de verboden gedragingen nu de ondernemingen van verdachte, te weten Auspex B.V. en Perform Interim Management en Consultancy B.V., uitdrukkelijk staan genoemd in de aktes van de aandelenoverdrachten en deze ondernemingen in het kader van de Wwft instellingen zijn die de ongebruikelijke transacties hadden moeten melden.