3.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen van oordeel
dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk (feit 1, primair) en schending van de inlichtingenplicht (feit 2). De rechtbank overweegt als volgt.
Vrijspraak ten aanzien van Strike Line
Om te beginnen overweegt de rechtbank dat verdachte wordt vrijgesproken van het in dit verband tenlastegelegde onderdeel ‘als bestuurder van een rechtspersoon, te weten commanditaire vennootschap Strike Line’, omdat Strike Line een commanditaire vennootschap en derhalve geen rechtspersoon is zoals bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 348a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht - dat bepaalt dat onder bestuurders van een rechtspersoon tevens worden begrepen de bestuurders van een commanditaire vennootschap - is pas in werking getreden op 1 juli 2016. Dit is een datum die na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten ligt. Nu dit artikel nog niet gold ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit en niet ziet op het onder 2 tenlastegelegde feit kan niet worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld als bestuurder van de
rechtspersoon,te weten ‘commanditaire vennootschap Strike Line’.
Bewezenverklaring ten aanzien van Toohoe
In het dossier zit een koopovereenkomst, gedateerd op 3 augustus 2012 en ondertekend door verdachte, waarbij [naam 1] de onderneming Strike Line voor € 15.000,- verkoopt aan verdachte. Verdachte verklaart daarin de koop te hebben aangenomen: “50% aandelen van de onderneming Strike Line C.V.” en bedrijfsmiddelen als goodwill, handelsnaam en bedrijfsinventaris. Uit de stukken blijkt ook dat [medeverdachte 1] vervolgens op 10 augustus 2012 gevolmachtigde werd van Strike Line. Op zitting heeft verdachte echter verklaard dat hij dacht dat hij zijn deel van de aandelen in de onderneming op 3 augustus 2012 voor een paar honderd euro had verkocht en dat een D66-politicus, [naam 2] , alles zou regelen en dat hij er vanaf dat moment van uit ging dat hij geen bestuurder meer was en helemaal geen verantwoordelijkheden meer had. De rechtbank begrijpt deze verklaring zo dat verdachte hiermee zowel Strike Line als Toohoe bedoelt. Wat er ook zij van deze verklaring, ook als verdachte Strike Line en Toohoe heeft verkocht ontslaat hem dat als voormalig bestuurder niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de administratie en ook niet van zijn plicht om inlichtingen te verschaffen aan de curator.
Zowel [naam 1] als [medeverdachte 1] verklaren geen administratie te hebben. Ook de curator heeft aangegeven geen administratie te hebben ontvangen. Ter zitting heeft verdachte voor het eerst verklaard dat de administratie bij de boekhouder lag en dat de boekhouder deze niet heeft willen verstrekken. Omdat verdachte dit niet eerder heeft verklaard - ook niet bij de curator - acht de rechtbank dit niet aannemelijk, maar ook als wel van de juistheid van deze verklaring zou worden uitgegaan, is dat naar het oordeel van de rechtbank niet relevant in ontlastende zin, nu verdachte dus wist waar de administratie zich bevond en dit niet kenbaar heeft gemaakt aan de curator.
Elke ondernemer heeft een verplichting om administratie te voeren, te bewaren en tevoorschijn te brengen. Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als de curator in het faillissement niet kan beschikken over een deugdelijke administratie, dit kan strekken tot benadeling van de faillissementsschuldeisers. Immers, zonder deugdelijke administratie kan de curator zich geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement. De curator vermeldt in de aangifte dat aan verdachte, [medeverdachte 1] en [naam 1] diverse keren is verzocht om de administratie van Strike Line dan wel van Toohoe aan de curator over te leggen, dan wel aan te geven waar de administratie is gebleven. Hier is niet aan voldaan. De curator vermeldt in de aangifte dat hij hierdoor geen beeld heeft kunnen vormen van de rechten en verplichtingen van Strike Line en Toohoe. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet aan zijn verplichting om als (voormalig) bestuurder van Toohoe de vereiste inlichtingen en administratie te geven, heeft voldaan.
Ter bedrieglijke verkorting
Verdachte verklaart dat hij de onderneming voor een paar honderd euro heeft verkocht en dat [naam 2] alles zou regelen. Uitgaande van deze verklaring heeft verdachte de aandelen in de vennootschap kort voor het faillissement overgedragen waarbij hij er kennelijk van uit ging ook geen bestuurder meer te zijn, terwijl van te voren bekend was dat de kans groot was dat dat faillissement zou intreden en verdachte van die kans op de hoogte was. Dit blijkt uit zijn eigen verklaringen. Verdachte heeft - uitgaande van zijn verklaring - de rechtspersoon verkocht aan een voor hem onbekend persoon naar wie hij verder geen enkel onderzoek heeft verricht, waarvoor hij een paar honderd euro bemiddelingskosten betaalde, terwijl een faillissement in zicht was. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat het niet anders kan zijn, dan dat een katvanger is ingeschakeld.
De rechtbank overweegt voorts dat voorop staat dat onder handelen ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ als bedoeld in artikel 341 en 343 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan handelen met het opzet de rechten van de schuldeisers te verkorten. Onder dit opzet is ook het voorwaardelijk opzet begrepen. Hiervoor moet worden vastgesteld of er een aanmerkelijke kans was dat de schuldeisers van de rechtspersoon zouden worden benadeeld en dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. Het onvoldoende voeren van een administratie levert niet zonder meer de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers op. Anders ligt het zodra de voormalig bestuurder voorafgaand aan het faillissement een katvanger aanstelt, enkel om zijn aansprakelijkheid te ontlopen (Hof Arnhem-Leeuwarden 26 augustus 2015,
NJFS2015/204).
Verdachte heeft Toohoe overgedragen aan een katvanger en over het voeren en bewaren van de administratie ten tijde van de aandelenoverdracht geen afspraken gemaakt. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers van Toohoe doen ontstaan en aanvaard.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met andere(n). Hij wordt dan ook vrijgesproken van het medeplegen.