ECLI:NL:RBAMS:2019:3752

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
24 mei 2019
Zaaknummer
13/654178-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne en heroïne

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de verlengde uitvoer van cocaïne en heroïne. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar internationale drugshandel door West-Afrikaanse criminele netwerken in Amsterdam. De verdachte werd op 8 november 2018 aangehouden tijdens een doorzoeking van een woning waar aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, heroïne en versnijdingsmiddelen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij het versnijden en verpakken van cocaïne, wat duidt op een actieve rol in de drugshandel. De rechtbank achtte de tenlastelegging van medeplegen bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de activiteiten in de woning. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de rol van de verdachte mee in de strafoplegging, waarbij een gevangenisstraf van 12 maanden werd opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank verklaarde ook dat de verdachte niet eerder in aanraking was gekomen met justitie, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654178-18 (Promis)
Datum uitspraak: 25 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1969,
wonende op het adres [adres 1] , gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2018 tot en met 8 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (ongeveer)
- 100 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde het tijdens de aanhouding onder medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen verdovende middel (p. H003) en/of
- 895 gram + 201 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde het middel dat tijdens de doorzoeking van pand [adres 3] is aangetroffen in de oranje Albert Heijn tas (p. H002) en/of
- 284 gram + 9,85 gram + 172 gram + 2,81 gram + 37,8 gram + 226 gram + 3,17 gram + 2,60 gram + 2,17 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of 5,29 gram + 2,48 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde de verdovende middelen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] en/of
- een of meerdere (grote) hoeveelheden van een of meerdere middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waaronder vermoedelijk een of meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zoals volgt uit de technische acties die zijn gehouden op het/de IMEI-nummer(s) en/of telefoonnummer(s) van hem, verdachte, en/of die van zijn medeverdachte(n), in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
EN/OF
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2018 tot en met 8 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt of verwerkt of verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer)
- 100 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde het tijdens de aanhouding onder medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen verdovende middel (p. H003) en/of
- 895 gram + 201 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde het middel dat tijdens de doorzoeking van pand [adres 3] is aangetroffen in de oranje Albert Heijn tas (p. H002) en/of
- 284 gram + 9,85 gram + 172 gram + 2,81 gram + 37,8 gram + 226 gram + 3,17 gram + 2,60 gram + 2,17 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of 5,29 gram + 2,48 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde de verdovende middelen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] en/of
- een of meerdere (grote) hoeveelheden van een of meerdere middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waaronder vermoedelijk een of meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zoals volgt uit de technische acties die zijn gehouden op het/de IMEI-nummer(s) en/of telefoonnummer(s) van hem, verdachte, en/of die van zijn medeverdachte(n), in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel als
bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- meerdere telefoons en/of
- 73,7 gram van een materiaal bevattende levamisol, zijnde het onder medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens zijn aanhouding aangetroffen (versnijdings)middel en/of
- 2,02 gram + 2,32 gram + 364 gram + 15,5 gram + 262 gram van een materiaal bevattende fenacetine en/of 2,53 gram + 50,7 gram van een materiaal bevattende coffeïne en paracetamol en/of 54,3 gram van een materiaal bevattende inositol
en/of 8,06 gram van een materiaal bevattende lactose, althans een of meerdere hoeveelheden van een of meerdere versnijdingsmiddelen van cocaïne, zijnde de tijdens de doorzoeking van het pand [adres 2] aangetroffen (versnijdings)middelen en/of
- 157 gram van een materiaal bevattende fenacetine, zijnde het onder medeverdachte [verdachte] tijdens zijn aanhouding aangetroffen (versnijdings)middel,
- vierkante papiertjes en/of een schaar en/of plakband en/of plastic folie en/of een plastic zak en/of gewikkelde foliestukjes en/of een aansteker en/of een waxinelicht en/of een pen en/of een weegschaal en/of een keukenmes en/of een tandenborstel en/of een 5 eurobiljet en/of een blender en/of plastic folie op een kartonnen rol en/of diepvries plastic zakjes, zijnde de goederen die zijn aangetroffen in het pand [adres 2] (p. H015-H021), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feiten.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In het kader van een onderzoek naar internationale handel in verdovende middelen door West-Afrikaanse criminele netwerken in Amsterdam Zuid-Oost, is op 8 november 2018 een doorzoeking gedaan in de woning waar één van de hoofdverdachten van het onderzoek 13FRAXINUS, te weten [medeverdachte 1] , stond ingeschreven.
In die woning zijn in de keuken en de twee slaapkamers verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Op en naast de salontafel in de woonkamer zijn verpakkingsmiddelen en -materialen en restanten aangetroffen. In de tuin is op drie plaatsen cocaïne aangetroffen. In de woning zijn zes verdachten aangehouden, waaronder verdachte en vier medeverdachten, te weten:
  • [medeverdachte 2] (parketnummer: 13/654176-18)
  • [medeverdachte 3] (parketnummer: 13/654177-18)
  • [medeverdachte 4] (parketnummer 13/654179-18)
  • [medeverdachte 5] (parketnummer 13/650439-18)
wiens zaken gelijktijdig door de rechtbank zijn behandeld.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde (verlengde) uitvoer van de verdovende middelen die zijn aangetroffen op de [adres 2] en de bij medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen hoeveelheid heroïne, alsook het onder 1, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde voorhanden hebben van deze hoeveelheden verdovende middelen. Daarnaast heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd van de onder 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen met betrekking tot het onder 1 bewezen geachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman kort gezegd aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte een materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd die was gericht op de ten laste gelegde feiten, zodat geen sprake is van medeplegen. Hij heeft daartoe gewezen op rechtspraak van de Hoge Raad, waaronder het overzichtsarrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474). De enkele aanwezigheid van verdachte in de woning is daartoe onvoldoende. Enige beschikkingsmacht over de verdovende middelen kan ook niet worden aangenomen omdat verdachte alleen maar op bezoek was in de woning. Verdachte ontkent dat hij wist dat er in de woning drugs en slikkersbollen werden geprepareerd. De in de woning en in de tuin aangetroffen verdovende middelen en versnijdingsmiddelen waren aan het zicht onttrokken, zodat niet kan worden gezegd dat verdachte deze moet hebben waargenomen. Verdachte heeft tijdens de inval van de politie alleen getracht zich te ontdoen van zijn Nigeriaanse rijbewijs om te verhullen dat hij onrechtmatig in Nederland verblijft. Ook was er geen aanleiding voor verdachte om te veronderstellen dat de schaar, plakband, papiertjes en plastic folie in de woonkamer zouden wijzen op de aanwezigheid van verdovende middelen, nu dergelijke goederen in vrijwel elk huishouden voorkomen. Dat geldt ook voor de digitale weegschaal, het keukenmes en de blender die in de keuken zijn aangetroffen. In de slaapkamer is verdachte niet geweest. Het was de eerste keer dat hij in de woning kwam. Verdachte heeft uitgelegd dat, toen de politie aanbelde, hij net in de woning was om een tas met babyspullen te brengen naar een kennis die naar [geboorteland] ging. Die kennisbleek echter al onderweg te zijn naar het vliegveld. Verdachte was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats, aldus de raadsman.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling van de feiten
Bij en voorafgaand aan de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] te Amsterdam hebben verbalisanten het volgende waargenomen.
Toen een verbalisant aan de voorzijde van de woning aanbelde, zag hij via de camera van zijn telefoon door het raampje boven de deur dat verschillende personen in de woonkamer gingen bewegen, dat zij verschillende dingen van een tafel pakten en naar de achterkant van de woning renden. Aan de achterzijde zag een verbalisant aanvankelijk twee personen in de tuin. Dat bleken verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn. De verbalisant zag dat verdachte een plastic zak onder een plantenbak neerlegde waarin zich later een hoeveelheid cocaïne in slikkersbollen bleek te bevinden. Vervolgens trof de verbalisant in dezelfde achtertuin bij een achterwiel van een Canta een plastic zak met wit poeder aan, en een slikkersbol die bij een fiets lag. Deze plastic zak en slikkersbol bleken later ook cocaïne te bevatten. Achter de Canta verschool medeverdachte [medeverdachte 4] zich. In de woning werden medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en nog een andere persoon aangetroffen.
Verspreid door de woning zijn aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en versnijdingsmiddelen en een kleinere hoeveelheid heroïne aangetroffen, te weten in de keuken en in beide slaapkamers. In de keuken is namelijk een plastic VOMAR-tas met daarin plastic zakjes met cocaïne en versnijdingsmiddelen aangetroffen en op de koelkast lag een plastic zak met daarin cocaïne en fenacetine. Bij de plastic zak op de koelkast lagen ook een kleine digitale weegschaal, een keukenmes, een blender en diverse gewikkelde foliestukjes, goederen waarvan bekend is dat deze worden gebruikt bij het versnijden en verpakken van cocaïne. Op de salontafel in de woonkamer lagen kleine vierkante papiertjes, een schaar, plakband, plastic folie/zak, gewikkelde foliestukjes, een aansteker, een waxinelicht, een pen en diverse gewikkelde foliestukjes. Dit zijn goederen die worden gebruikt voor het prepareren van slikkersbollen. Op de vloer bij de salontafel lagen ook foliestukjes. Van sommige van de in de tuin aangetroffen slikkersbollen waren de uiteinden nog niet verwijderd, wat een indicatie is dat de preparatie daarvan nog niet voltooid was. In de hiervoor genoemde slikkersbollen zijn vierkantje papiertjes aangetroffen die vergelijkbaar waren met de papiertjes die in de woonkamer zijn gevonden.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de woning op de dag en het moment van de doorzoeking werd gebruikt als locatie om cocaïne te mengen met versnijdingsmiddelen en om slikkersbollen te prepareren. Op deze manier werd de cocaïne gereed gemaakt voor handel en/of vervoer. De woning fungeerde aldus als versnijdings- en verpakkingscentrale voor cocaïne. Het versnijden vond plaats in de keuken, waar het versnijdingsmiddel fenacetine en mengapparatuur aanwezig waren. Het verpakken zelf vond plaats op een centrale plek, de salontafel in de woonkamer. De benodigde materialen voor het versnijden en verpakken bevonden zich niet alleen in de keuken en op de salontafel in de woonkamer, maar ook in de andere verblijfruimtes, te weten de beide slaapkamers. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat alle personen die in deze woning verbleven daarbij betrokken waren en dit op enigerlei wijze faciliteerden.
Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slikkersbollen, gelet op de potentiële gevaren bij het innemen ervan, worden gebruikt voor het vervoer van verdovende middelen over landsgrenzen. Het risico op controles is dan immers groter dan bij vervoer binnen landsgrenzen. De slikkersbollen die werden geprepareerd worden daarom geacht te zijn bestemd voor de uitvoer buiten Nederland.
In artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet is, voor zover hier van belang, bepaald dat onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in artikel 2, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven. Uit vaste rechtspraak, onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 1990 (NJ 1991, 156), volgt dat deze begripsomschrijving ruimer is dan hetgeen in het spraakgebruik onder binnen of buiten het grondgebied brengen wordt verstaan. Handelingen die - wanneer deze verruiming van het begrip niet bestond - onder voorbereidingshandelingen zouden vallen, zijn onder binnen en buiten het grondgebied brengen te rubriceren.
Gelet op deze rechtspraak acht de rechtbank bewezen dat de daarbij betrokkenen, waaronder verdachte, zich door het verrichten van de hiervoor beschreven voorbereidingshandelingen tezamen schuldig hebben gemaakt aan de verlengde uitvoer van de in en bij de woning aangetroffen cocaïne.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde het volgende af.
Zoals hiervoor is vastgesteld fungeerde de woning op 8 november 2018 als versnijdings- en verpakkingscentrale voor cocaïne. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat op het moment dat de politie aanbelde niet direct werd opengedaan, maar dat verschillende van in de woning aanwezige personen druk gingen bewegen, dat er voorwerpen van de tafel werden gepakt, dat een aantal personen - waaronder verdachte - naar buiten rende en dat is waargenomen dat verdachte zelf een plastic zak met slikkersbollen cocaïne onder een plantenbak neerlegde. Bij de Canta, waarachter medeverdachte [medeverdachte 4] zich verschool is ook een zak met cocaïne en een slikkersbol met cocaïne aangetroffen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat op het moment dat de politie aanbelde slikkersbollen werden geprepareerd en dat de verdachten deze spullen aan het zicht van de politie wilden onttrekken. Enkele van de slikkersbollen waren immers nog niet ‘af’ en verpakkingsmaterialen en restanten bevonden zich nog op en onder de salontafel. Daarnaast is vastgesteld dat verdachte bij zijn aanhouding een plastic zak in zijn jaszak had met daarin een hoeveelheid versnijdingsmiddel.
Met betrekking tot het tenlastegelegde kan op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat het door "verenigde personen" is begaan, maar niet direct door wie precies. Gelet op de hiervoor gedane vaststellingen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de overige personen in de woning niet kende en geen wetenschap had en kon hebben van de aanwezigheid van de verdovende middelen, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen en -activiteiten in de woning, volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte is immers aangetroffen in de woning waarin cocaïne werd versneden en slikkersbollen werden geprepareerd. Dit in combinatie met het feit dat in zijn jaszak een versnijdingsmiddel is aangetroffen en het feit dat verdachte slikkersbollen in de achtertuin heeft verstopt, duidt op betrokkenheid bij die activiteiten. Verdachte heeft voor zijn aanwezigheid in de woning geen aannemelijke verklaring gegeven. De verklaring dat verdachte afscheid wilde nemen van een vriend die al zou zijn vertrokken toen hij in de woning kwam is niet verifieerbaar en ongeloofwaardig. De verklaring dat de jas waarin de versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen niet van hem was acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt namelijk dat verdachte deze jas aan had op het moment van aanhouding en dat hij ook een op zijn naam gestelde ov-chipkaart uit de borstzak van die jas haalde. De verklaring van verdachte ter zitting dat de ov-chipkaart uit zijn broekzak kwam, geeft de rechtbank geen aanleiding om aan de bevindingen van de verbalisant te twijfelen. In de verklaring van verdachte dat hij niet in de achtertuin is geweest, maar alleen in de deuropening heeft gestaan, ziet de rechtbank evenmin aanleiding om te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisant. Deze heeft immers gezien dat verdachte een plastic tas verborg onder een plantenbak waarna onder diezelfde plantenbak een plastic tas met slikkersbollen aangetroffen. Het lijdt geen enkele twijfel dat verdachte die plastic tas daar heeft neergelegd.
Nu verdachte degene was die de slikkersbollen in de achtertuin verborg, verwerpt de rechtbank zijn verweer dat hij geen weet kan hebben gehad van de aanwezigheid van verdovende middelen en andere hulpmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte, tezamen met zijn medeverdachten, zowel wetenschap van als beschikkingsmacht over alle in en bij de woning aangetroffen verdovende middelen, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen en overige hulpmiddelen. De rechtbank verwerpt de verweren en weegt ook deze omstandigheid mee bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, in het bijzonder het feit dat verdachte zelf een tas met slikkersbollen heeft verstopt, komt de rechtbank tot het oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het bewezenverklaarde van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht de rechtbank het onder 1, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen en de (verlengde) uitvoer van cocaïne bewezen.
Uit het hiervoor bewezen geachte volgt verder dat verdachte op 8 november 2018 tezamen met zijn medeverdachten de in en bij de woning aangetroffen verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en overige hulpmiddelen voor het versnijden en verpakken van cocaïne alsook het bij verdachte in zijn jaszak aangetroffen versnijdingsmiddel voorhanden heeft gehad. Daarmee acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte het onder 1, tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij komt dat ook een relatief kleine hoeveelheid heroïne is aangetroffen in een plastic tas in de keuken van de woning. Nu de rechtbank medeplegen bewezen acht, acht zij ook bewezen dat verdachte deze hoeveelheid heroïne tezamen met zijn medeverdachten voorhanden heeft gehad.
Partiële vrijspraak
Verdachte had tezamen met zijn medeverdachten beschikkingsmacht over de inhoud van de plastic tas die is aangetroffen in de keuken. Nu bij de doorzoeking evenwel geen heroïne is aangetroffen in slikkersbollen en er ook geen andere bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat de woning ook werd gebruikt om heroïne te prepareren voor uitvoer, zal verdachte in zoverre van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor de (verlengde) invoer van verdovende middelen ook onvoldoende bewijs voorhanden is, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Daarnaast is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de hoeveelheid heroïne die hoofdverdachte [medeverdachte 1] voorhanden had ook bestemd was voor het pand [adres 2] . Het dossier biedt daarvoor geen concrete aanknopingspunten. [medeverdachte 1] stond weliswaar ingeschreven op dit adres, maar de organisatie waarvan hij deel uitmaakte maakte ook gebruik van andere adressen voor de opslag en/of het verpakken van verdovende middelen. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 8 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (ongeveer) 284 gram + 9,85 gram + 172 gram + 2,81 gram + 37,8 gram + 226 gram + 3,17 gram + 2,60 gram + 2,17 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde de verdovende middelen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] ,
en
op 8 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 284 gram + 9,85 gram + 172 gram + 2,81 gram + 37,8 gram + 226 gram + 3,17 gram + 2,60 gram + 2,17 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 5,29 gram + 2,48 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde de verdovende middelen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] .
2.
op 8 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- 2,02 gram + 2,32 gram + 364 gram + 15,5 gram + 262 gram van een materiaal bevattende fenacetine en 2,53 gram + 50,7 gram van een materiaal bevattende coffeïne en paracetamol en 54,3 gram van een materiaal bevattende inositol en 8,06 gram van een materiaal bevattende lactose, zijnde de tijdens de doorzoeking van het pand [adres 2] aangetroffen
(versnijdings)middelen en
- 157 gram van een materiaal bevattende fenacetine, zijnde het tijdens verdachte’s aanhouding aangetroffen (versnijdings)middel,
- vierkante papiertjes en een schaar en plakband en plastic folie en een plastic zak en gewikkelde foliestukjes en een aansteker en een waxinelicht en een pen en een weegschaal en een keukenmes en een blender en plastic folie op een kartonnen rol en diepvries plastic zakjes,
zijnde de goederen die zijn aangetroffen in het pand [adres 2] , voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van het aangetroffen geld en de telefoons van verdachte.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in geval van bewezenverklaring van een of meerdere feiten een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie, gelet op het feit dat verdachte in 15 jaar tijd in Nederland niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie, en om zijn kans op het verkrijgen van een verblijfsvergunning op medische gronden niet te verlagen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het productieproces van slikkersbollen met daarin cocaïne en zodoende ook aan de internationale smokkel van cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Gelet op de hoeveelheid cocaïne en de slikkersbollen die en om de woning zijn aangetroffen, moet deze bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel in het buitenland. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Daarnaast heeft verdachte tezamen met zijn mededaders cocaïne, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen en – hulpmiddelen voor cocaïne en een kleine hoeveelheid heroïne voorhanden gehad. Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zou bij deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de acht en twaalf maanden daarbij passend zijn.
Ten gunste van verdachte overweegt de rechtbank evenwel dat zijn rol in de internationale smokkelorganisatie beperkt lijkt te zijn tot het versnijden van drugs en het prepareren van slikkersbollen en dat er geen bewijs is dat hij zich voor langere tijd aan deze feiten schuldig heeft gemaakt. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het op naam van verdachte staande Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 maart 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank zal daarom een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, ook om verdachte ervan te weerhouden dergelijke feiten nogmaals te plegen.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
5659127 Geld € 165,- (kas Eenhoorn)
5659105 Telefoon, Nokia – blauw
5659109 Telefoon, Samsung – zwart
Verbeurdverklaring
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Hij kan deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. De rechtbank acht aannemelijk dat het voorwerp met goednummer 5659127 geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezen geachte is verkregen. Daarom wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave
Ten aanzien van de telefoons is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet is gebleken dat het bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan. De rechtbank zal daarom gelasten dat deze voorwerpen aan verdachte zullen worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van

1

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod

en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en van
2
een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 voorbereiden, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Verklaart verbeurd:
5659127 Geld € 165,- (kas Eenhoorn)
Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende goederen:
5659105 Telefoon, Nokia – blauw
5659109 Telefoon, Samsung – zwart
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]