In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten met betrekking tot de handel in en het voorhanden hebben van verdovende middelen, waaronder cocaïne, MDMA en amfetamine. De rechtbank heeft op 12 april 2019 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 3 januari en 29 maart 2019. De officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezen geachte feiten een gevangenisstraf van 9 maanden zou krijgen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een mildere straf, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het feit dat hij niet op grote schaal handelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 juli 2018 meermalen opzettelijk cocaïne heeft verkocht en op 2 oktober 2018 in totaal 6,07 gram cocaïne, 5,24 gram MDMA, 33 tabletten MDMA en 23,2 gram amfetamine voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar was, ondanks de vastgestelde psychische problemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast zijn er voorwaarden gesteld aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik.
De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen goederen, waaronder een horloge en een pistool, die onttrokken zijn aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. K.A. Brunner als voorzitter.