ECLI:NL:RBAMS:2019:3735
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van nalaten hulpverlening en wederspannigheid
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 12 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het nalaten van hulpverlening aan zijn moeder, die in een hulpeloze toestand verkeerde, en van wederspannigheid tegen de politie. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 29 maart 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. E. Broekhof, en de raadsman van de verdachte, mr. M.A.C. de Bruijn, aanwezig waren.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk nalaten om hulp te verlenen aan de moeder van de verdachte, die op 14 juni 2017 in een hulpeloze toestand werd aangetroffen. De verdachte heeft op die dag geprobeerd om hulp in te schakelen, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij opzettelijk zijn moeder in die toestand had gelaten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in paniek was en niet de intentie had om zijn moeder te verwaarlozen.
Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat hij zich zou hebben verzet tegen de politie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dit verzet, aangezien de verdachte overmand was door emoties en niet bewust was van de gevolgen van zijn handelingen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen.