ECLI:NL:RBAMS:2019:3721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
13/728008-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een fiets en vrijspraak voor het voorhanden hebben van harddrugs en witwassen

Op 15 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering van een fiets, het voorhanden hebben van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 1 maart 2019, waar de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en de raadsman, mr. T. den Haan, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het verduisteren van een fiets, het voorhanden hebben van 581 gram cocaïne, 32,6 gram cocaïne en 8 MDMA-pillen, en het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van het voorhanden hebben van de grote hoeveelheden drugs en het witwassen van de grotere bedragen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, maar achtte wel bewezen dat hij de fiets had verduisterd. De rechtbank legde een geldboete op van € 200,- voor de verduistering van de fiets, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar dat de opgelegde straf in verhouding stond tot de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was L. Jaakke-van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/728008-16
Datum uitspraak: 15 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. den Haan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.
  • Het samen met een ander of anderen aanwezig hebben van 581 gram cocaïne in de periode van 18 november 2015 tot en met 19 januari 2016 aangetroffen in een tas in een personenauto (Citroën C3, kenteken [nummer] ) in Amsterdam.
  • Het aanwezig hebben van 32,6 gram cocaïne en 8 MDMA pillen, aangetroffen in de woning aan het [BRP-adres verdachte] te Amsterdam.
2.
  • Het witwassen van € 295.000,- in de periode 18 november 2015 tot en met 19 januari 2016, aangetroffen in een personenauto (Citroen C3, kenteken [nummer] ) in Amsterdam.
  • Het witwassen van € 19.565,-, aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam.
  • Het witwassen van € 13.900,-, aangetroffen in de woning aan het [BRP-adres verdachte] .
3.
De diefstal dan wel heling dan wel verduistering van een fiets in de periode van 25 december 2015 tot en met 19 januari 2016 in Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 32,6 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne en 8 MDMA pillen. De officier van justitie acht tevens bewezen dat verdachte € 2.700,- heeft witgewassen van het in totaal in zijn woning in beslag genomen bedrag van € 13.900,- en dat hij een fiets heeft verduisterd.
Wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor het voorhanden hebben van 581 gram cocaïne en het witwassen van € 295.000,- en € 19.565,- en van het geld dat in zijn woning in beslag is genomen, voor zover dat het bedrag van € 2.700,- te boven gaat.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft ten aanzien van de aangetroffen cocaïne en MDMA-pillen in de box aan het [BRP-adres verdachte] te Amsterdam aangevoerd dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die harddrugs. Niet duidelijk is waar in de box de sporttas - waarin de harddrugs zaten - is aangetroffen. Bovendien was de sleutel die toegang geeft tot de box voor iedereen die in de woning kwam beschikbaar, nu deze achter de centrale toegangsdeur van de woning hing.
De betrokkenheid van verdachte bij de 581 gram cocaïne en het geldbedrag van € 295.000,- die zijn aangetroffen in de Citroen C3 is gebaseerd op aannames die niet ondersteund worden door de bewijsmiddelen in het dossier. Op geen enkele wijze kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van wat zich in de tas bevond of dat hij gelinkt kan worden aan de tas waarin de cocaïne en het geld zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het witwassen van € 19.565,- heeft de raadsman gesteld dat op basis van de verklaring van de broer van verdachte, [naam broer verdachte] , slechts een bedrag van € 535,- van verdachte is. Dit bedrag is dermate laag dat niet kan worden ingezien dat het niet anders kan dan dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is. Verdachte had al enkele jaren een baantje en kan dit geld gespaard hebben. De zussen van verdachte hebben een verklaring afgelegd waarin zij verantwoording afleggen voor het aangetroffen geld in de woning aan het [BRP-adres verdachte] . Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte wetenschap had van dit geld dan wel dat dit geld een criminele herkomst heeft.
Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die de verklaring van verdachte over de aangetroffen fiets in de box van het [BRP-adres verdachte] weerspreken. Verdachte had de fiets gevonden en even in de box gezet met de bedoeling de buren te vragen of de fiets van hen was. Verdachte had daarmee niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de fiets zodat hij ook voor dit feit moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 581 gram cocaïne en het witwassen van 295.000,- euro. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten die maken dat de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten bewezen kan worden. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht tevens niet bewezen dat verdachte 32,6 gram cocaïne en 8 MDMA pillen voorhanden heeft gehad in de box aan het [BRP-adres verdachte] te Amsterdam. De rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet vaststellen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en de MDMA pillen. Niet bekend is hoe lang de tas met de drugs al in de box lag, wie hem daarin heeft gelegd en wie er allemaal toegang tot de box hebben gehad. Over de sleutel die toegang geeft tot de box is wisselend verklaard door de zussen van verdachte. In die verklaringen wordt enerzijds gezegd dat alleen verdachte de beschikking over de boxsleutel had, maar anderzijds dat deze sleutel aan een haakje achter de voordeur van de woning hing waardoor ieder familielid de sleutel had kunnen gebruiken. Nu echter uit het dossier naar voren komt dat de broer van verdachte zich kennelijk bezig houdt met verdovende middelen, kan niet met zekerheid worden gezegd dat de in de box aangetroffen verdovende middelen van verdachte waren.
De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte het geld dat in verschillende kamers in de woning aan het [BRP-adres verdachte] te Amsterdam is aangetroffen heeft witgewassen. De aangetroffen geldbedragen zaten in enveloppen. Op een aantal enveloppen stond een naam van één van de zussen van verdachte geschreven. Bij één envelop zat een kaart met gelukwensen voor ‘haar’ en ‘ [naam] ’. Bovendien hebben [naam zus 1] en [naam zus 2] , zussen van verdachte, een verklaring over een deel van de geldbedragen afgelegd. In de kamer waar verdachte sliep is geen geld aangetroffen. Een deel van de geldbedragen, die alle onder verdachte in beslag zijn genomen, is reeds via een rekestprocedure bij de rechtbank teruggegeven aan de zussen van verdachte. Ten aanzien van de overgebleven geldbedragen kan niet worden vastgesteld dat dit geld van misdrijf afkomstig is. Het dossier bevat daartoe geen bewijs. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de diefstal en de heling van de fiets die is aangetroffen in de box van de woning aan het [BRP-adres verdachte] . De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de fiets heeft verduisterd. Hij heeft immers de fiets, waarvan hij had gezien dat die een verbroken slot had, in de afgesloten box bewaard, waardoor hij zich die fiets heeft toegeëigend.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 3 subsidiair, tweede alternatief:
op 19 januari 2016 te Amsterdam opzettelijk een fiets, merk Gazelle, toebehorende aan [benadeelde partij] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en verzocht daarbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een fiets. Dit is een irritant feit waarvan degenen die ermee te maken krijgen nadeel, overlast en ergernis ondervinden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In een zaak als onderhavige geldt immers als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. In de onderhavige zaak gaat de rechtbank uit van het moment waarop verdachte in verzekering is gesteld als het moment dat de redelijke termijn is aangevangen, te weten 19 januari 2016. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 15 maart 2019 – ligt een periode die de redelijke termijn met bijna veertien maanden overschrijdt. Dit tijdsverloop is niet aan de verdediging toe te rekenen, terwijl het ook niet kan worden gerechtvaardigd door bijvoorbeeld de ingewikkeldheid van de zaak.
Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn en omdat verdachte alleen wordt veroordeeld voor de verduistering van de fiets, valt de straf aanzienlijk lager uit dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal aan verdachte een geldboete van € 200,-- opleggen met aftrek van voorarrest.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- Een geldbedrag met een totaalwaarde van € 13.900,- en waarvan (volgens de beslaglijst) thans nog € 6.000,- onder beslag ligt
  • Verpakkingsmateriaal
  • Sleutels
  • Kassabonnen
  • Een etui
  • Een autosleutel (Peugeot)
8.1
Onttrekking aan het verkeer
Het verpakkingsmateriaal en de etui worden onttrokken aan het verkeer nu met behulp van deze voorwerpen een strafbaar feit is begaan (en er mogelijk nog resten van verdovende middelen aan zitten, waardoor het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang,) worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
8.2
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het (restant van het) in beslag genomen geld, te weten € 6.000,- zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
8.3
Retour beslagene
De sleutels waaronder de autosleutel en de kassabonnen zullen worden geretourneerd aan de beslagene.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 36b, 36c en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 3 subsidiair eerste alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 subsidiair tweede alternatief ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair, tweede alternatief, bewezen verklaarde:
verduistering.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 200,-(tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,- (vijftig euro) per dag.
Onttrokken aan het verkeer
5122617 verpakkingsmateriaal
5122592 etui (Senheiser)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
5122606 € 2.000,-
5122614 € 700,-
5122620 € 1.000,-
5122631 € 2.300,-
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
5122617 autosleutel Peugeot
5122523 kassabonnen
5122527 5 sleutelbossen met 21 sleutels
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2019.