Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Ten aanzien van de benadeelde partij
5.Beslissing
[slachtoffer]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Rechtbank Amsterdam
Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en computervredebreuk. De zaak kwam voort uit een incident op 22 september 2017, waarbij de aangever, onder bedreiging met een vuurwapen, zijn jas, mobiele telefoon en bankgegevens moest afgeven aan een medeverdachte. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan deze delicten. Tijdens de zitting op 2 mei 2019 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte als medepleger moet worden aangemerkt, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van opzet of samenwerking. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als geloofwaardig beschouwd, maar kon niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte. Hierdoor ontbrak het bewijs voor opzet, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, de aangever, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had.